DE WERELD NU

Van Wijnbergen en de terminale zorg

zorg, Zorgkosten

Van Wijnbergen is hoogleraar economie aan de UvA. Maar op zijn economische visie op de zorg valt wel wat aan te merken.

Van Wijnbergen had terechte kritiek op de manier waarop het voorstel van de PvdA om tot een betere financiering van de AOW te komen door de andere partijen en door het ABP van de hand is gewezen. We hebben te maken met een echt probleem en de luchthartigheid waarmee er over gesproken wordt is niet terecht. Dat het ABP haar sommen niet goed gemaakt heeft, zoals Wijnbergen opmerkt, stemt bovendien tot ongerustheid. Die mensen zijn verantwoordelijk voor erg veel geld en als daar slordig mee word omgegaan hebben we er nog een groot probleem bij.

Toch komt Van Wijnbergen met al zijn juiste kritiek niet zelf met een oplossing die hout snijdt. Op het PvdA-voorstel dat Van Wijnbergen verdedigd heeft valt toch echt wel wat aan te merken.

In de eerste plaats is het acute probleem waar we mee zitten niet, zoals Van Wijnbergen stelde, een permanente veroudering van de bevolking, maar een demografische bult. De geboortegolf van na de oorlog heeft eerst problemen gegeven met de huisvesting, later met de groei van de schoolbevolking, toen weer met een afneming van de hoeveelheid leerlingen en met een plotselinge grote toestroom naar de arbeidsmarkt en tenslotte met de vergrijzing.

Over tien of twintig jaar zijn bijna al die babyboomers dood en dan herstelt zich een normalere demografische opbouw. Dan houden we alleen het probleem over van een gezondere bevolking die langer leeft en dat is een luxe-probleem.

Toch is dat het echte lange termijn probleem waar we mee te maken hebben. De oplossing lijkt daarom inderdaad te liggen in langer doorwerken, wat gezondere mensen gemakkelijk zouden moeten kunnen doen. De samenleving zal zich moeten aanpassen aan het fenomeen dat vrouwen naast hun werk voor een gezin blijken te zorgen en dat oudere mensen minder energie voor hun werk beschikbaar hebben dan jongeren. Dat is een kwestie van speciale werktijden voor moeders met kinderen, langere vakanties voor ouderen en vooral beter aan hun omstandigheden aangepast werk.

De gezondere bevolking zorgt op een paradoxale manier voor hogere gezondheidskosten, maar die zijn voor een belangrijk percentage toe te rekenen aan de twee laatste “ongezonde” levensjaren van alle betrokkenen. Verder zit er in de gezondheidszorg een hoeveelheid bureaucratie en organisatorische verspilling die erg veel geld kost waar geen gezondheidsrendement tegenover staat. De VVD heeft ooit aangekondigd daar wat aan te willen doen. Bij dat ‘eraan doen’ wordt vaak in de eerste plaats aan de IT gedacht.

Terecht zei nu Van Wijnbergen weer dat het wondermiddel van de IT in de praktijk veel extra kosten met zich mee blijkt te brengen. Ook zijn de efficiency-resultaten, met name bij de overheid, zelden evenredig met de hoogte van de investeringen. Dat is een probleem apart waar men zich in de wetenschap rekenschap van zou horen te geven.

In de IT zit al tientallen jaren een potentiële welvaartsprong, die er nog steeds onvoldoende uit blijkt te komen. Aan de top van de het bedrijfsleven is op dit punt kennelijk onvoldoende kennis aanwezig en bij overheden helemaal. In de raden van bestuur zouden meer IT geschoolden horen te zitten die daarnaast ook bedrijfsstrategisch inzicht hebben.

Wie, zoals Van Wijnbergen en de VVD, onderkennen dat bezuinigingen noodzakelijk zijn komen er niet om heen om het probleem van de efficiency van de overheid en de andere grote bureaucratieën aan de orde te stellen. Verder moet eens goed worden nagedacht over de clichématige uitgangspunten die bij het overheidsoptreden zo’n dominerende rol spelen. Een gezondheidszorg die overzichtelijk is georganiseerd en op lange termijn betaalbaar is een groter goed dan een zorg die voor iedereen op dezelfde manier toegankelijk is.

De ideologische preoccupaties van politici en bestuurders staan aan een probleemgerichte organisatie in de weg. Aan een kwalitatief goede gezondheidszorg, die aan iedereen bescherming biedt tegen levensbedreigende en debiliserende aandoeningen en tegen onduldbaar leed, zouden we meer hebben dan aan een slechte zorg die vooral op de minder urgente noden is gericht. Er is daarbuiten geen enkele reden te bedenken waarom mensen niet zelf zouden moeten betalen voor normale, niet urgente zorg en wel voor hun eigen boterhammen en andere primaire levensbehoeften.

De zorg in de laatste twee levensjaren, een soort opgerekte terminale zorg dus, legt een onevenredig beslag op de middelen, dat staat wel vast. Er is in elk geval geen evenredigheid met het levensgeluk dat de terminale patiënten er aan ontlenen. Wat er aan te doen is een moeilijke vraag. Hoe dan ook, de prioriteit voor een redelijk handelende overheid ligt eerder bij de algemene gezondheid van de bevolking dan bij het oprekken van het leven van terminale patiënten.


Dit artikel over het Van Wijnbergen verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.