DE WERELD NU

Auteurschap – Pindarus en Homerus

historische zeeslag, Auteurschap

Van Pindarus of Sophocles heeft nooit iemand getwijfeld of zij de werken wel zelf hebben geschreven die op hun naam staan. Hun auteurschap is onomstreden.

Dat de Canterbury Tales van Chaucer zijn en de Divina Commedia van Dante, dat staat voor iedereen vast, al is er op zich niet meer hard bewijs voor dan voor de overtuiging dat Homerus de Ilias en de Odyssee gemaakt heeft en dat Shakespeare al die fraaie toneelstukken vervaardigd heeft die onder zijn naam zijn gepubliceerd.

Hoe komt het dan dat juist over deze twee grootste dichters uit de westerse beschaving getwijfeld wordt of ze wel de auteurs zijn van de werken die hun worden toegeschreven?

Die twijfel is geen onzin. Van Shakespeare is bekend dat hij nooit een school doorlopen heeft waar hij de kennis had kunnen opdoen, die nodig lijkt te zijn voor het maken van al die schitterende toneelstukken en sonnetten. Hij kwam bovendien niet uit een familie waar men boeken had of tradities waaruit hij die kennis had kunnen putten. Er lijkt een onoverbrugbare kloof te zijn tussen wat Shakespeare op grond van zijn afkomst en opleiding kon en wist en wat hij daadwerkelijk heeft gepresteerd.

Bij Homerus is het vooral het verschil in kwaliteit tussen de Ilias en de Odyssee die al in de oudheid de geleerden heeft doen twijfelen of de twee gedichten wel van dezelfde hand kunnen zijn.

De Odyssee heeft onderdelen, zoals bijvoorbeeld het verhaal van Sisyphus of de aankomst van Odysseus op het eiland van de Phaeaken, die de vergelijking met soortgelijke passages uit de Ilias ruimschoots kunnen doorstaan, maar de compositie van het werk als geheel kan niet in de schaduw staan van het schitterende drama over de gevolgen van de woede van Achilles. De Ilias is het prototype van alle grote drama’s uit de klassieke oudheid, de Odyssee is een reisverhaal en een raamvertelling.

De historische en filosofische kennis die spreekt uit de drama’s van Shakespeare is te groot voor iemand van wie we redelijk goed weten wat hij in zijn leven gedaan heeft, namelijk theater maken en weinig anders. Verder weten we dat hij homoseksueel was en dat er over het homowereldje waarin hij verkeerde heel weinig naar buiten kwam, want dat was in die tijd levensgevaarlijk.

Over de dilemma’s van het auteurschap van Shakespeare en Homerus zijn bibliotheken vol geschreven. De oplossing van het vraagstuk lijkt mij in beide gevallen te liggen in de verkeerde manier waarop wij naar het werk van kunstenaars kijken.

Shakespeare en Homerus waren allebei ambachtsmensen, zoals ook de bouwers van de kathedralen uit de Middeleeuwen ambachtslieden waren. De waterspuwers aan de kathedraal van Laon dienen in de eerste plaats voor de waterafvoer. En verder mocht de steenhouwer die er mee bezig was zich uitleven en er ossen of mythische beesten van maken, als hij daar zin in had.

Zo ging het waarschijnlijk ook met de toneelschrijvers en de zangers van heldendichten vroeger. Dat waren geen kunstenaars van beroep, geen intellectuelen, die van achter hun bureau gedichten produceerden. De barden hadden een repertoire van verhalen die ze moesten onthouden, zo letterlijk mogelijk. Daarvoor waren rijm en ritme nodig en muziek: als geheugensteun. Dat die gargoyles aan die kathedralen er goed uitzagen en dat die gedichten niet alleen goed onthouden konden worden maar ook fraai waren, dat was meegenomen.

Shakespeare was een theatermaker en Homerus was zanger en verteller. De traditie van de theateropvoeringen in Athene, waar Aeschylus, Sophocles en Euripides de bekendste vertegenwoordigers zijn, stamt rechtstreeks van Homerus. Homerus stamde uit de lijn van de zangers die optraden aan de hoven van vorsten. Het zijn mensen die hij regelmatig beschrijft in zijn werk. Het was deze traditie die later werd voortgezet in de theaters van de steden van de vrije Grieken.

Zoals de voorgangers leefden van de gunst van de koningen wedijverden de drama- en blijspelproducenten uit de klassieke tijd met elkaar om de gunst van het publiek. Alle kunst die op het soort rituele feesten werd opgevoerd, waar ook de Olympische spelen toe hoorden, was een vervolg op het werk van Homerus en van de hofdichters van voor zijn tijd. Centraal in die verhalen stonden de goden

Bij de Grieken waren de goden een verklaring voor letterlijk alles wat buiten de gewone gang van zaken lag. Als iemand in de Ilias beter vocht dan zijn gewoonte was: een god had zijn gedaante aangenomen en vocht in zijn plaats. Als er een ziekte uitbrak: een god, Apollo, had zijn pijlen op het voetvolk losgelaten.

Homerus gaf de godenwinkel vorm en maakte van de hele krijgstocht van de Grieken tegen de Trojanen een ruzie tussen een stel godinnen, die een Trojaan hadden laten beslissen wie van hen drieën de mooiste was. Toen er noodzakelijk twee teleurgesteld werden was het daarmee voor de Trojanen beslist: de meerderheid van goden was tegen en ze konden al niet meer winnen.

Uiteindelijk gaat het in de Ilias over een paar beslissende weken aan het einde van de oorlog, toen er ruzie kwam tussen Agamemnon, de machtigste van de Griekse vorsten en Achilles, de bekwaamste legeraanvoerder. Achilles was dodelijk beledigd. Hij zou Agamemnon in zijn woede hebben dood geslagen, als de godin van de wijsheid hem niet had tegengehouden en daarmee de Grieken had gered van een onderlinge oorlog. Achilles trok zich in wrok terug naar zijn eigen kampement en de Grieken moesten het verder zonder hem doen.

Dat leek verrassend genoeg ook nog wel even goed te gaan. In plaats van Achilles traden een paar andere helden op de voorgrond, maar lang duurde dat niet. De godin Thetis, moeder van Achilles, had Zeus overgehaald om de Trojanen te helpen, om zo de belediging aan het adres van haar zoon te wreken. Hector, de Trojaanse held kreeg de overhand op het slagveld en de Trojanen drongen de Grieken terug naar hun scheepskamp.

Achilles’ kompaan en jeugdvriend Patroclus was door zijn commandant erop uitgestuurd om te kijken hoe het ging en kwam helemaal ontredderd terug. Hij smeekte Achilles om zijn wapenrusting te mogen lenen en daarmee de Trojanen te intimideren om zo de Grieken wat respijt te geven.

Die scène is een hoogtepunt uit het drama. Achilles geeft hem zijn wapens op voorwaarde dat hij uit de buurt van Hector blijft. Dat doet hij niet en de afloop is bekend. Patroclus sneuvelt, De woede van Achilles richt zich nu tegen Hector en komt uiteindelijk pas definitief tot bedaren als de oude vader van Hector aan zijn voeten ligt en hem smeekt om het lijk van zijn zoon, zodat hij dat fatsoenlijk kan begraven.

Het Grieks van de Ilias is zo mooi dat dit alleen al een reden zou kunnen zijn om het gymnasium oude stijl in ere te herstellen om leerlingen in de gelegenheid te stellen dit gedicht zelf te lezen in zijn oorspronkelijke vorm.

U kunt het ook wel lezen in een moderne taal, vertalingen genoeg, maar dat is niet hetzelfde. De hele leefwereld is totaal anders dan de onze en dat is niet te vertalen. Die zit in de gekste kleine details. In een moderne taal kun je bijvoorbeeld in een bepaalde richting kijken en dan plotseling iets bewust zien. Die ervaring heeft iedereen wel eens. In het Grieks van Homerus kan iemand ook geluid maken en dan plotseling kun je hem verstaan. Hoe vertaal je dat? Kai min phonèsas epea pteroenta prosèuda!

Het gedicht is echt prachtig en dat maakt het de moeite waard om je in al dit soort details te verdiepen, zodat die oude en vreemde wereld tot leven komt, als een extra boven op het plezier dat je hebt in de poëzie. Maar het is niet de enige reden waarom het gymnasium in zijn oude glorie zou moeten worden hersteld.

Shakespeare was een theaterman en als onderdeel van dat werk kon hij verzen maken. Uit de kring van homoseksuelen waarin hij verkeerde kwam de kennis en de geleerdheid die we aantreffen in zijn werk en hij was de smid die er gedichten en drama van maakte. Voor beide grote kunstenaars geldt dat het ambachtslieden waren.

Nog even iets anders. We moeten gaan snoeien in de universiteiten. Sommige studierichtingen hebben tegenwoordig het niveau van de oude Havo of MMS. Nu we toch moeten bezuinigen op het wetenschappelijk onderwijs zou het zin hebben om richtingen af te schaffen waarin iemand onopgemerkt jarenlang zijn onderzoeksgegevens kan verzinnen. Afschaffen of zo upgraden dat het aantal studenten wordt gedecimeerd.

Universiteiten horen centra van excellentie te zijn en daarom moeten aan toelating hoge eisen worden gesteld. De fusies met Hoge Scholen kunnen dan weer ongedaan worden gemaakt en studenten die te kort schieten voor een universitaire opleiding kunnen daar worden klaar gestoomd voor het bedrijfsleven en de ambtenarij.

Je zou je kunnen voorstellen dat om dit bereiken voor iedere universitaire studie een bachelors degree in wiskunde een toelatingsvereiste zou zijn. Maar sommige mensen hebben nu eenmaal helemaal niets met wiskunde. Iets anders moeilijks zou daarom als alternatief moeten kunnen dienen en het gymnasium oude stijl zou daar heel geschikt voor zijn. Een bladzijde Homerus kunnen lezen en vertalen is ook een goede toets.


Dit essay over auteurschap verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.