DE WERELD NU

Armoede in Niemandsland

Niemandsland

Niemandsland heette het boek over de minderbedeelden in de samenleving. Vera Keur, de voorzitter van de VARA  heeft het de schrijver via de VARA omstandig laten promoten.

Bij Pauw en Witteman en andere uitzendingen, maar vooral met een documentaire die op vrijdag 20 november 2009 onder de naam De Onrendabelen[1] werd uitgezonden. Ik was benieuwd, niet alleen omdat het onderwerp mij interesseert maar omdat ik van de achtergronden die in  de uitzending worden beschreven meer af weet dan de schrijver.

Die uitzending was in hoofdzaak in mijn geboortestad Roermond gemaakt, in de wijk de Kemp op de Kitskesberg. Dat is een wijk van rijtjeshuizen en flats die in de vijftiger jaren werd gebouwd in het kader van de stadssanering.  Ik werd daar indertijd, toen het nog nieuw was daar, door de jeugdafdeling van Vincentius naar toe gestuurd om aan armenzorg te doen.

Roermond is ooit een industriestad geweest, textiel vooral, maar om allerlei redenen is die industrie in de negentiende eeuw teloor gegaan en het deel van de bevolking dat er haar boterham in verdiende was volledig verpauperd. Wie ooit een rondleiding gehad heeft in Maastricht en daar het verhaal gehoord heeft over de Stokstraat weet wat ik bedoel.

Roermond had in mijn jonge jaren een aantal achterbuurten met een miserabele armoede, die men boven de grote rivieren niet tegenkwam en onder die rivieren alleen in Maastricht en nog wat andere plaatsen waar de industriële werkgelegenheid net als in Roermond was verdwenen of gekrompen. Toen ik in 1958 in Amsterdam ging studeren heb ik in de groentijd een Amsterdamse achterbuurt mogen bewonderen, op Kattenburg en geloof me, dat was een burgermansbuurt naast wat ik kende uit Roermond.

De armoede in Roermond, die stonk. Er was bij ons toen een grote verpauperde volkswijk aan de verkeerde kant van het spoor, die De Krententuin heette en er waren twee kleinere wijken, een in de Veldstraat dicht het station en de andere aan het einde van de Venlose weg. Dan had je nog de voorstad St. Jacob, aan de overkant van de fraaie Maria Theresiabrug over de Roer, wat nu een sjieke buurt is waar watersporters hun tweede huis hebben.

En tenslotte had je de Mariagardestraat[2]  en dat was  de ergste  van allemaal. Niemand durfde daar naar binnen, ook de reguliere politie niet. Toen die buurt in de vijftiger jaren met een grote politiemacht ontruimd werd en de bewoners naar de buitenwijk de Kemp werden getransporteerd, kwamen er drie keer zo veel mensen uit de krotten tevoorschijn als er officieel geregistreerd stond.

Bij die mensen werden wij op bezoek gestuurd en ze hadden voor een deel de nieuwe huizen ingericht op de manier waarop ze dat ‘in de stad’ gewend waren. De binnenmuren van een hele rij huizen op de Kitskesberg waren doorgeslagen inclusief de daarin aangebrachte waterleidingen.

Het was een grote hal geworden waar het water stroomde naar het laagste punt en de families weer met elkaar leefden, zoals ze dat in de Mariagardestraat gewend waren geweest. Ooit later heb ik nog eens iets dergelijk gezien in de Povlakte in Italië, waar de mensen in holen leefden in de grond, maar in Nederland was het bij mijn weten uniek.

Maar ook de Veldstraat was niet best. Die straat lag niet ver van onze school en een van de jongens uit mijn klas kwam er vandaan. Niemand wilde naast hem zitten want hij rook niet lekker. Onze bovenmeester heeft hem mee naar zijn huis genomen, dat naast de school lag, hem in bad gestopt en schone kleren gegeven. Zo nu en dan gaf hij hem later wat eten mee voor thuis. Dat was de manier van armoedebestrijding in de veertiger jaren, maar alleen als je een goede bovenmeester had.

Onze huisnaaister Sophie Flippen (Siesje noemden wij kinderen haar) had een oude vader die schoenmaker was, maar die reuma had en het werk niet meer aan kon. Wij kwamen wel eens bij de oude man, want zijn huisje en werkplaats lagen dicht bij de school en we zagen heel goed hoe arm die twee het hadden. Toen de oude heer Flippen geld kreeg van de Noodwet Drees maakte dat een groot verschil en het was niet alleen een opluchting voor hem en zijn dochter maar ook voor alle anderen die hem kenden.

Armen als de vader van Siesje maakten deel uit van onze samenleving maar de bewoners van de achterbuurten niet. Armoede was gewoon in die tijd, maar het verschil tussen de mensen uit de krottenwijken en de anderen was erg groot. Armoede is niet alleen een kwestie van geld. Meer geld helpt sommigen. Het helpt mensen die dat willen en niet alleen fysiek maar ook geestelijk van hun achterbuurt los kunnen komen, en anderen helpt het niet.

Die jongen uit mijn klas die door de bovenmeester in de kleren gestoken werd is later een geslaagde zakenman geworden. De mensen uit de Onrendabelen zijn in hun ellende blijven zitten en geven daar nu ‘ze’ de schuld van. Wie als advocaat strafzaken gedaan heeft herkent het verschijnsel  en zal u vertellen dat het een kenmerk is van criminelen, dat alles altijd de schuld is van anderen en nooit van hen zelf.

Toen bij ons thuis de drie oudste kinderen studeerden verhuisde mijn moeder, die weduwe was, met de twee jongsten en mijn grootvader naar een kleiner huis. Naast haar woonde toen een familie waarvan de man een werkloosheidsuitkering had in België en een arbeidsongeschiktheidsuitkering in Nederland. Hij werkte in Duitsland maar zijn drie volwassen kinderen werkten niet. Die hadden uitkeringen en de familie leefde goed van al die inkomens.

Als ik nu de mensen in de documentaire zie en een wat oudere man hoor vertellen dat hij geen prettige jeugd gehad heeft en als kind in de stad heeft gewoond dan weet ik wie ik voor me heb. Geen domme man maar een arme man en een die het ook niet anders wilde. Die man kwam uit een van de achterbuurten in de stad. Het is niet de schuld van de samenleving dat hij mislukt is, maar van hem zelf.

Armenzorg door regels en ambtenaren creëert het soort getatoeëerde man uit de documentaire die trots vertelt dat mensen van de sociale dienst bij hun velletje gepakt moeten worden om ze tot rede te brengen en hem een uitkering te verschaffen. De hoofdpersoon uit de documentaire vertelde met tevredenheid hoe hij ooit over de rooie was gegaan toen een ambtenaar iets gedaan had dat hem niet beviel. Het verschil tussen hen en de nutteloze rijken die ook in de documentaire figureerden is minder groot dan de makers willen suggereren. Beide categorieën parasiteren op de samenleving.

Zij zijn een product van de zeventiger jaren waar Van Dam naar terugverlangt. Geld heeft de hele categorie armen gehad en genoeg ook. Die kans  hebben ze aan Drees te danken. Wie we in de documentaire tegen kwamen zijn de mensen die hun kans geweigerd hebben. Dat ze dat straffeloos konden doen was de reden dat Drees zich in de PvdA  en bij de VARA niet meer thuis voelde.


  1. Met een verwijzing naar Les Misérables
  2. Op zijn Roermonds uitgesproken als Mariëgèrd

Dit artikel over Armoede in Niemandsland verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer artikelen van Toon Kasdorp vindt u hier.