DE WERELD NU

SP en PvdA in bitter gevecht om de vakbondsmacht

Het berichtje passeerde al weer een paar weken geleden, maar actueel is het nog steeds, en het zal ook nog wel enige tijd actueel blijven ook. De manier waarop CAO’s algemeen geldig worden verklaard zorgt voor grote ophef in vakbondsland.

Vroeger – lang geleden al weer – was het zo eenvoudig. De FNV zette de toon, de kleinere CNV hobbelde er machteloos achteraan en mocht aanschuiven als ze klaar stond met de inhoud van de stakingskassen. Die tijden zijn veranderd, en het vakbondslandschap nog veel meer.

Dat heeft alles te maken met de samenstelling van de vakbondsbesturen. Naarmate de PvdA het politieke centrum op zocht, kwam zij verder af te staan van de eertijds zo nauw met haar verbonden FNV. Met als gevolg dat die FNV’ers steeds meer opschoven richting de SP. Nauwkeuriger geformuleerd: de FNV bleef waar zij was, maar het politieke landschap schoof onder hen door.

Om nog enige greep te houden op wat er binnen de vakbonden gebeurde, probeerde de PvdA het met nieuwe groepen die zich aan een sloten om zich te weer te kunnen stellen tegen het grove geschut dat hen van uit het bedrijfsleven het leven moeilijker maakte. Op die wijze werd PvdA-lichtgewicht Mei-Li Vos ooit de Kamer binnengehaald, en nog steeds blijkt zij een liaison naar de kleinere vakbondjes. Overigens tot groot genoegen van de werkgevers.

Bij de strijd om grotere CAO’s zien we dan ook een verharding op treden die karakteristieker is voor de SP dan voor de PvdA-aanpak van de laatste twintig jaar.

Dat laatste bleek. Waar de SP zich comfortabel op het standpunt stelt dat de meeste stemmen moeten gelden – ook binnen de vakbonden – vindt de PvdA bij monde van Vos, dat:

‘Als die bonden de wens van werknemers in een sector vertolken, heb ik er geen moeite mee als zij cao’s afsluiten. In het geval van de sector fashion en sport van Inretail hebben het AVV en De Unie een referendum gehouden onder de werknemers in die sector. Dat was ook een advies van de Sociaal-Economische Raad in het kader van het verbreden van het draagvlak voor cao’s.’

Ulenbelt:

‘Waar ik problemen mee heb, zijn cao’s die uitsluitend worden gesloten met kleine vakbonden als het AVV (Alternatief voor Vakbond; red.) en De Unie. Dat is wettelijk toegestaan, want er wordt alleen gekeken naar de representativiteit van de bedrijven die de cao sluiten. Die moeten een bepaald percentage van het totaal aantal werknemers in de sector hebben. Ik wil de wet op de cao daarom veranderen. Binnenkort hebben we in de Kamer een debat over de toekomst van de cao, en dan moeten we het daar maar over hebben.’

Beiden lijken hier een punt te hebben: dat in een sector verscheidene bonden een behoorlijke aanhang hebben – al dan niet gesteund door referenda in plaats van vakbondstientjes – lijkt voldoende om zich representatief te noemen. Het probleem lijkt vooral dat de FNV denkt er méér uit te kunnen persen. Maar is dat in de jaren zeventig niet eigenlijk stevig mis gegaan?

Vos:

‘Hoe weinig vakbondsleden er ook zijn, het afsluiten van cao’s blijft zeker zin hebben. Het is ook voor werkgevers tien keer efficiënter om met de bonden tot een akkoord te komen dan om dat met elke werknemer afzonderlijk te doen.’

Dit gevecht is in de eerste plaats een politieke strijd om macht en invloed. Overigens moet ook Ulenbelt hierin op zijn tellen passen, want het is bekend dat de FNV-leden voor 10% tot 20% PVV stemmen, en nog maar een fractie het op de PvdA houdt. Maar een FNV-kaderlid dat dit openlijk toegeven zou, kan rekenen op ontslag en royement.

Dit geheel laat zien dat de vakbonden nog steeds teveel politiek bezig zijn. Ook dat is een factor die de politiek wel eens zou mogen meewegen. Want het pleit in essentie tegen de onafhankelijkheid van de vakbeweging. In zekere zin is hier sprake van het door de SP zo verfoeide hefboomeffect in een politieke incarnatie, zoals dat bankiers gebruiken om hun financieringen met een steeds minder sterk eigen vermogen te kunnen rond krijgen. Wat betreft hun legitimiteit is daarom hetzelfde principe van toepassing. Want of de werknemers werkelijk zijn gebaat bij al te sterke politieke bindingen?

De laatste vraag vermijden zowel Vos als Ulenbelt. Want zij willen hun onderlinge machtsstrijd daardoor niet laten bederven.