Revolusi / Indonesië – Vooringenomen Belg poept Nederland onder
Hans Moll nam het boek Revolusi / Indonesië van de Belg David van Reybrouck ter hand, en laat en passant zien hoe je degelijk werk levert.
Wie zich door alle 870 pagina’s van het invloedrijke boek De Brandende Kampongs van generaal Spoor heeft weten te werken, en de visie van de schrijver – Rémy Limpach – deelt op het dekolonisatieproces, moet zeker het iets minder dikke Revolusi / Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld, 640 pagina’s, lezen.
De auteur van het eerste boek is een Zwitserse historicus, de schrijver van het tweede de Belgische ‘publiekshistoricus’ David van Reybrouck. Twee buitenlanders die dikke boeken schrijven over wie fout was in de oorlog; de oorlog in Indië welteverstaan. Want daarover gaan deze boeken: de morele verwerpelijkheid van het Nederlandse optreden in Nederlands-Indië na de Tweede Wereldoorlog.
De aanpak van deze criticasters van het Nederlandse kolonialisme verschilt nogal. Reybrouck heeft uitgebreid in Indonesië rondgereisd en was zelfs in Nepal en Japan. Hij bezocht ooggetuigen in verzorgingshuizen en bij hen thuis en sprak mensen in Nederland en Indonesië. Daarnaast las hij een paar honderd studies en boeken over Nederlands-Indië/Indonesië. Maar bovenal is Van Reybrouck een groot voorstander van oral history.
Van Limpach ben ik geen beschrijvingen ter plekke tegengekomen. Deze historicus is bovenal boekenlezer en archieftijger, een typische leunstoelgeleerde. Beperkt Limpach zich grotendeels tot de militaire handelingen van 1945 tot aan de soevereiniteitsoverdracht, de scope van Van Reybrouck is vele malen groter.
Van Reybrouck begint met de prehistorische Javamens van Dubois en eindigt bij het ontstaan van de Europese Unie. Pas na een uitgebreide beschrijving van de geschiedenis van Indonesië komt hij tot de kern van het boek: de Indonesische revolutie tegen ‘de Hollandse overheersing’. In een boek als dit waarin talloos vele onderwerpen de revue passeren, is het natuurlijk interessant te zien wat er allemaal niet in staat.
Voor Van Reybrouck wordt het Nederlandse kolonialisme vooral getekend door racisme. Nederland deed veel te weinig aan het welzijn of de emancipatie van de inheemse bevolking. Des te interessanter is het dat hij en passant meldt dat in de jaren dertig de inheemse bevolking van Nederlands-Indië jaarlijks met 1,5 procent groeide[1] en dat het kindersterftecijfer laag was. Hij zegt daar niet bij dat dit het positieve resultaat was van de Nederlandse, koloniale gezondheidszorg.
De Indonesische vrijheidsstrijder van het eerste uur L.F.M. Salim is wat groothartiger in deze. Salim werd door de Indische autoriteiten zonder vorm van proces vanwege zijn nationalistische sympathieën verbannen naar een strafkolonie voor de kust van Nieuw-Guinea. Je zou verwachten dat iemand als Salim met recht en reden, razend is op de Nederlanders. En hij ís ook zeer kritisch over de politiestaat die Nederlands-Indië was, maar hij laat zijn blik op de kolonie daardoor niet vertroebelen.
In zijn lezenswaardige ‘Vijftien jaar Boven-Digoel / Bakermat van de Indonesische onafhankelijkheid’, vermeldt hij de Dienst der Volksgezondheid te Batavia en zegt dat deze dienst ‘onder meer de malaria-, pest-, lepra-, trachoom- en andere bestrijdingsinstellingen omvatte, die overal in het imperium heilzame arbeid tot het welzijn van de bevolking verrichtte’[2] Dat moet Van Reybrouck bijna schaamteloos in de oren klinken.
Meer in het algemeen heb ik zo mijn bedenkingen bij de aanpak en werkwijze van van Reybrouck. Zoals gezegd is hij zeer geporteerd voor oral history. Nu zijn herinneringen evident onbetrouwbaar, maar Van Reybrouck maakt het wel erg bont wanneer hij zegt dat getuigen die vinden dat ze niks te vertellen hebben, vaak de interessantste zijn. Elders citeert hij dan iemand die zegt dat zij ‘s ochtends ‘twee boterhammen zonder brood of beleg’ kreeg[3]. Het is een kleine slordigheid die een beetje redacteur er zo uit gesloopt zou hebben. Maar hoe zie je het voor je en hoe krijg je het uit je pen.
Dat denk ik ook bij een zin over kapitein Westerling (kapitein Raymond Westerling kreeg van hogerhand het mandaat om standrechtelijke executies uit te voeren HM): ‘Gaven de dorpsbewoners geen namen, dan werden ze zelf vermoord, waarna Westerling nog eens een tiental willekeurige slachtoffers uitkoos.’[4 ]. Hoe stelt hij zich zoiets voor? Vroeg Westerling kampongbewoners om namen te noemen, en als ze die niet gaven, schoot hij ze dan dood? En had hij een x-aantal mensen doodgeschoten, koos hij er dan nog eens willekeurig ‘een tiental’ slachtoffers uit? Er staat geen bron bij dit verhaal.
Westerling staat voor Van Reybrouck symbool voor de geweldsexcessen begaan door Nederlandse militairen. Wederom terloops meldt hij dat die geweldontsporing van ‘Republikeinse zijde daarentegen () nauwelijks is onderzocht’[5]. Daarmee illustreert hij de eenzijdigheid die het huidige dekolonisatiedebat kenmerkt: aan de ene kant de uitgebreid kritische reflectie op wandaden van Nederlanders; aan de andere kant slechts het vermelden van wandaden van de toenmalige vijand plus de mededeling dat die nooit zijn onderzocht. Maar alleen wij, Nederlandse kolonialen, zijn evident fout.
Staat er dan helemaal geen woord van kritiek op de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië in? Zeker, over de Pemoeda’s, de revolutionaire ‘Jongeren’ ten tijde van de naoorlogse chaos zegt hij: ‘De wreedheid van de pemoeda’s kende geen grenzen. Qua moedwillig sadisme overtroffen ze dikwijls hun Japanse leermeesters[6].’
Dat is me nogal een morele aanklacht. Maar let op het woord ‘leermeesters’. Klaarblijkelijk moesten de Indonesische jongeren het door hen ten toon gespreide sadisme eerst ‘leren’ van de Japanners. Dat niet alleen, dit weerzinwekkend wrede gedrag ‘kwam ook door wat er in de Nederlandse tijd was gebeurd’[7].
De Japanners hadden de bestaande en terechte haat van de Indonesiërs tegen de Hollanders slechts gevoed[8]. Ergo, zonder de vernederende, neerbuigende, racistische houding van de Nederlanders was er niks gebeurd. Dit klinkt bijna racistisch: de inheemse bevolking is zelf niet tot wreedheid in staat. Daarvoor is het kolonialisme van de blanken nodig. Je vraagt je trouwens af waar het sadisme van de Japanners vandaan komt.
Zoals gezegd, niet alleen de Javamens komt ter sprake, maar ook het ontstaan van de Europese Unie. Van Reybrouck is nogal sterk in het leggen van verregaand causale verbanden. Zo stelt hij onder meer dat ‘de () uitbuiting van de Indonesische bevolking () onrechtstreeks het gevolg was van het vrijheidsverlangen van de Belgen’[9].
De aanzet tot de Europese Unie werd eigenlijk – onrechtstreeks zou Van Reybrouck zeggen – gegeven door de Conferentie van Bandung in 1955. Daar vroeg de Egyptische president Nasser aan de premier van de Volksrepubliek China, Zhou EnLai, om wapens tegen Israël. China nam daarop contact op met de USSR die voor Tsjechoslowaakse wapenfabrieken in Egypte zorgde. De VS waren razend en zette zijn leningen voor de aanleg van de Aswandam stop, hetgeen Egypte noodzaakte het Suez-kanaal te nationaliseren, waarop Engeland en Frankrijk, met hulp van Israël Egypte aanvielen. De VS veroordeelden deze actie en de Europeanen beseften dat zij samen, buiten de Amerikanen om, moesten gaan samenwerken: de hele moderne geschiedenis in één ademtocht.
Wat mij ook stoort, is dat er geen onvertogen woord in Revolusi staat over de eerste president van Indonesië, Soekarno. Dat Soekarno miljoenen landgenoten de dood in joeg door ze actief te laten ronselen als hulpsoldaat of arbeidsslaaf, doet hij af als doel heiligt de middelen: samenwerken met Japan met als doel de onafhankelijkheid van Indonesië.
Nee, Soekarno was een toffe peer die de wereldgeschiedenis wist te veranderen. De blindheid van diens anti-kolonialistische haat krijgt geen aandacht. Om een klein voorbeeld van die irrationele haat te geven, Soekarno liet op het voormalige Waterlooplein in Djakarta Nederlandse, wetenschappelijke boeken verbranden omdat dit toch maar ‘koloniale onzin’ zou zijn[10]. Dat staat niet in Revolusi.
Volgens Salim had menig Indonesische intellectueel óók geen hoge pet op van Soekarno. Salim zelf spreekt over ‘het verderfelijke regime van wijlen ir. Soekarno, dat uiteindelijk een volkomen gedesorganiseerde, corrupte en bankroete staat achterliet’[11]. Salim citeert met instemming Soetan Sjahrir die in 1953 zei: ‘Het allerernstigste van de huidige situatie is de grote desillusie van het Indonesische volk ten aanzien van de onafhankelijkheid; z’n kijk op de dingen is te simpel en het is te spoedig vol enthousiasme. Eerst dacht het, dat de onafhankelijkheid een paradijs zou zijn, doch het werd spoedig teleurgesteld en in feite zijn de moeilijkheden toegenomen is de toestand veel erger dan in de tijd van de Nederlanders’[12]. Nee, liever citeert Van Rybrouck mensen die nog steeds enthousiast worden als ze aan de eerste jaren van de Revolusi denken.
Het is ook niet toevallig dat hij de woorden van drs. Mohammad Hatta (1966 te Bandoeng) weglaat: “De gewone Indonesiërs hebben het nu minder dan in het koloniale tijdperk’[13]. Terwijl Van Reybrouck blijkens de bibliografie achterin het boek suggereert bekend te zijn met het boek van Salim.
Ruim twintig jaar na het uitroepen van de onafhankelijkheid zegt de voormalige vicepresident van Indonesië dat de Indonesiërs het zo slecht nog niet hadden onder de Nederlanders. Wanneer een hooggeplaatste Indonesiër, nationalist van het eerste uur, zoiets zegt, geloof ik hem toch meer dan wanneer een Belgische schrijver het tegendeel beweert.
Kortom het zoveelste weg-met-het Hollandse-kolonialisme boek. Goed geschreven, dat dan weer wel.
- Revolusi/ Indonesië p131
- Salim – Vijftien jaar Boven-Digoel p.414
- Revolusi p.214
- ibid p.372
- ibid p.553
- ibid p.311
- Ibid p.312
- ibid 316
- ibid p.56
- Salim p.410
- ibid 432
- ibid p.418
- ibid p.419
David van Reybrouck – Revolusi / Indonesië en het ontstaan van de moderne wereld
De Bezige Bij 2020
I.F.M. Salim – Vijftien jaar Boven-Digoel / Bakermat van de Indonesische onafhankelijkheid
NV Uitgeverij Smit van 1876 Hengelo
Tweede, vermeerderde, uitgave 1980
Soms nog tweedehands verkrijgbaar.
Over Indonesië staat op dit blog eigenlijk schandalig weinig.
Heel goed artikel, van Hans Moll.
Dank.
Had die Belg geen trek om het veel moorddadiger koloniale verleden van zijn volksgenoten te onderzoeken?.
Het is niet mogelijk iets over de indonesische onafhankelijkheidsstrijd te zeggen zonde de rol van het communisme, de islam, en het fascistisch nationalisme en imperialisme van de japanners (de ere-ariers volgens de duitsers). Of zonder iets te zeggen over het begin van de Koude Oorlog (voor de Amerikanen was het al dan niet onafhankelijke Indonesie onderdeel van de Containment). Of zonder het al enige decennia groeiende besef dat het kolonialisme geen lang leven meer beschoren zou zijn. Zeker Van Mook was zich daar van bewust. Maar ook de wetenschap dat Indonesie een enorme archipel is met veel verschillende volkeren, waaronder Molukkers en evt. ook Papoea’s . Dat idee was bij de imperialistische, zichzelf ver superieur achtende javanen afwezig, die exporteerden liever de extremistische islam, bijv. naar Sulawesi, waar na duizenden brute moorden op Nederland gezinden Westerling orde op zake moest stellen (na het formeel uitroepen van de noodtoestand en daarvan was ook zeker sprake). De vele zegeningen van het kolonialisme wogen zeker, althans tot 1942, op tegen de nadelen ervan, en het afscheid van indonesie was na de oorlog sowieso nabij. De japanners hebben overigens in enkele luttele jaren de dood van meer dan 2 miljoen indonesiers veroorzaakt. Daar komt Nederland of de VOC in de hele 3,5 eeuw kolonialisme nog niet aan, om nog maar te zwijgen van het demografisch dividend. Van Reybrouck hoopte in Nederlands-Indie eenzelfde gruwel aan te treffen als in Congo, maar dat viel tegen of mee, afhankelijk van hoe je het bekijkt. Als je je in Nederland als historicus in de kijker wilt schrijven dan moet je vooral een zo zwart mogelijk beeld schetsen van Nederland als kolonisator. En dat is niet moeilijk, dat geef ik toe. Maar of dat evenwichtig is, dat vraag ik mij ten stelligste af. Een evenwichtige benadering zou een andere benadering vereisen, meer op inzicht en wijsheid gericht. Daar kan een historicus niet veel mee, dus daar hoeft hij (of zij) zich niet aan te houden. Maar waar dient geschiedschrijving dan voor?