Rechts en links en hun attitude tegenover de overheid
In een tijd van politieke verwarring is het goed eens stil te staan bij hoe je attitude je politieke plek bepaald. Bijvoorbeeld door naar de overheid te kijken.
Rechts is het tegenovergestelde van links. Maar wat is dat precies, het tegenovergestelde? Terwijl er nogal wat mensen zijn die het gelijkheidsideaal niet zinnig vinden omdat het zo duidelijk afwijkt van de werkelijkheid, zijn er toch maar weinig die ongelijkheid willen bevorderen en die bijvoorbeeld mensen met een andere huidskleur minderwaardig vinden.
Als je aan iemand die zich zelf rechts vindt, zoals ik zelf, zou vragen om te omschrijven wat hij politiek wil, dan is dat niet het bevorderen van de ongelijkheid. Die kant gaat mijn belangstelling niet uit en in het persoonlijke vlak vind ik discrimineren onsmakelijk.
Wat rechts is hangt van links af. Rechts is antilinks. Maar rechts is niet zozeer gericht tegen de idealen of de uitgangspunten van links, al worden die ook niet noodzakelijk op alle punten gedeeld, het is gericht tegen linkse methoden. Links is voor de mensenrechten. Dat ben ik ook wel, maar de onderlinge rangorde en de formulering van die rechten is bij mij anders dan bijvoorbeeld bij Agnes Kant of Femke Halsema.
Behalve over de manier waarop met idealen wordt omgegaan verschillen rechts en links in het algemeen ook over de rol van de overheid. Het is niet dat de een vóór en de andere tegen de overheid is. De tijd dat links anarchistisch was en tegen iedere overheid is voorbij sinds de overheid links is. Dat rechts, zoals bijvoorbeeld Ronald Reagan and Margaret Thatcher antioverheid zouden zijn geweest is een misvatting en linkse propaganda. Rechts is voor een goede overheid en links voor een grote. Zo kun je het kort samenvatten.
Ik ben rechts en mijn prioriteit in de politiek is een overheid die goed functioneert. De overheid is er in mijn ogen om te doen wat noodzakelijk is om te samenleving te laten voortbestaan. Om de dringende dingen te doen die niet of onvoldoende zouden gebeuren als zij ze niet in de hand nam. Dat zijn er nogal wat. Ik denk daarom dat de overheid met haar vingers af moet blijven van zaken die ook wel zouden gebeuren als zij er zich niet mee zou bemoeien. Het aantal dingen waarin een overheid goed in is, is maar beperkt en binnen dat beperkte en essentiële takenpakket horen prioriteiten te worden gesteld.
De overheid is er in de eerste plaats om recht en vrede in de samenleving te handhaven. Dat kan zij alleen doen als zij een monopolie heeft op het legitieme gebruik van geweld en een zero tolerance beleid voert tegen illegaal geweld. Het is de kern van de definitie van het begrip overheid: wie het monopolie heeft over het geweldsgebruik in een samenleving is de overheid. Heb je in een land een clan die de macht uitoefent en een roverhoofdman die het in deze clan voor het zeggen heeft, dan is die man de overheid. Saddam Hoessein was zo’n iemand en Irak was zo’n land en is het waarschijnlijk nog steeds.
Zodra de overheid het geweldsmonopolie laat glippen treedt een spiraal in werking die op den duur tot chaos en dan tot krijgsheren leidt. Dat is nu goed te zien in Somalië, maar China was er historisch ook een goed voorbeeld van. Daar heeft dat verschijnsel zich door de millennia heen verschillende keren voorgedaan. Dan verviel de centrale macht en leefde iedereen honderden jaren in onveiligheid en armoede, tot er weer een keizer kwam met een hemels mandaat..
Anarchie is historisch steeds het voorportaal geweest van tirannie. De opvolging van de verschillende vormen van overheid is een repeterend proces. Na anarchie volgt geen democratie maar onderdrukking. U kunt dat lezen bij Aristoteles en Plato en een stuk bondiger bij Polybius. Vast staat dat de overheid op het punt van de vredehandhaving uniek en noodzakelijk is. De overheid zorgt daarom in onze samenleving voor het recht en voor leger en politie.
Verder is het verstandig dat de overheid optreedt wanneer anders willekeurige burgers essentiële leveranties en diensten naar zich toe zouden trekken om ze aan hun medeburgers te onthouden of tegen woekerprijzen aan te bieden. Als er watertekort is bijvoorbeeld, zouden de watervoorraden in handen van de overheid moeten komen. Meestal is het niet nodig om zo ver te gaan. Vaak is het voldoende om te volstaan met een zekere vorm van controle, zoals we in de Europese Unie antikartelregels hebben waar goed de hand aan wordt gehouden.
Links wil een overheid die zoveel mogelijk van het nationaal product aan zich trekt om dat vervolgens op gelijke voorwaarden aan iedereen aan te kunnen bieden. De zorg is daar een goed voorbeeld van. Links wil dat die zorg op een gelijke manier voor iedereen toegankelijk is. Ik wil vooral dat de zorg kwalitatief goed is en dat zij betaalbaar blijft. Daarnaast wil ik dat iedereen ongeacht zijn inkomen of vermogen geholpen wordt als hij een levensbedreigende of debiliserende aandoening heeft of als hij onduldbare pijn leidt. Tussen die linkse en rechtse zienswijzen is in theorie wel een compromis denkbaar, maar in de praktijk leiden ze tot een heel andere organisatie van de zorg.
Hetzelfde geldt voor het onderwijs. Links en rechts in de politiek vindt men dat iedereen in staat moet zijn het soort onderwijs te volgen waar zijn aanleg hem toe in staat stelt. Toch zou ik als een rechts iemand het onderwijs in Nederland totaal anders organiseren dan nu het geval is. Om U een gevoel te geven hoe anders de overheid zou worden als ik mijn zin zou krijgen, zal ik dit voorbeeld van het onderwijs wat nader uitwerken.
Ik zou om te beginnen de leerplicht vervangen door een onderwijsrecht. De overheid moet er voor zorgen dat er voldoende onderwijs is om in redelijkheid aan alle wensen en mogelijkheden van de bevolking tegemoet te komen. Maar wie niet wil die hoeft niet. De mensen moeten aan de andere kant niet hun hele leven lang te lijden hebben onder de domheid van hun ouders of onder hun eigen verkeerde besluiten tijdens de puberteit. Er moeten voldoende herkansingen zijn. Maar geen dwang, alleen consequenties. Wie niet luistert en de klas versjteert wordt van school gestuurd. Iemand krijgt later nooit een uitkering als hij door eigen schuld geen baan heeft. Dat ‘eigen schuld’ moet andere Nederlanders aanspreken. Als de overheid goed functioneert is onvoldoende opleiding eigen schuld. Wie mensen de gelegenheid geeft om te kiezen in hun leven moet op de koop toenemen dat er dan een aantal verkeerd kiezen en dus in de armoede terecht komen, dat kan niet anders. Het alternatief is onvrijheid voor iedereen. Ik zou er voorstander van zijn om een zeker aantal onrendabele mensen voor lief te nemen. Dat vind ik het minste van twee kwaden. Dwang is erger. Mislukte mensen helpen is verder een taak voor het individu en voor de charitas, niet voor de overheid.
Het huidige onderwijs is links en in mijn ogen niet meer te redden. Ik zou dus opnieuw beginnen met nieuwe opleidingen voor leraren. Dan nieuwe beroepsopleidingen en nieuwe middelbare scholen waar die leraren les gaan geven. Ik zou hoge eisen stellen aan deze nieuwe leraren en ze goed betalen. Voor de curricula zou ik kijken naar de meest succesvolle landen op andere plekken in de wereld. Bijvoorbeeld naar Singapore en Hong Kong of naar Madras(Chennai). Ik zou al het oude in het onderwijs voorlopig laten bestaan, maar naarmate het nieuwe succesvol zou zijn en zou groeien zou ik het oude laten afsterven.
Tegenover de nieuwe goede scholen die er jaarlijks bijkomen staat een gelijk aantal oude scholen dat overbodig wordt. Ieder jaar zou ik de slechtste scholen uitzoeken en die niet langer subsidiëren. Ik zou daar mee doorgaan net zo lang, tot alle slechte scholen zijn vervangen door goede. Voor de nieuwe scholen zou ik niet alleen centrale eindexamens maar ook toelatingsexamens invoeren. De resultaten van de toelatingsexamens zou ik voor 80% de toelating laten bepalen. De resterende 20% van de plaatsen zouden op aanbeveling van de onderwijzers van de basisschool worden toegewezen en op grond van interviews met de kandidaten.
Hoge eisen, maar andere, zou ik net zo goed aan ambachtsscholen stellen als aan gymnasia. Voor alle scholen, ook voor het basisonderwijs zou ik voldoende taalvaardigheid vragen. Ik zou iedereen die daar niet over beschikt in staat stellen die vaardigheid te verwerven in speciale taalklassen in de wijken, waar iedereen heen kan, hoe jonger hoe beter. Maar zonder beheersing van de taal geen plek op school. Tot zover onderwijs.
Aan wet- en regelgeving in het land zou ik hoge eisen stellen. Ik zou in de eerste plaats zorgen voor de klassieke wetboeken voor burgerlijk recht en strafrecht en het wetboek van strafrecht en strafvordering zou ik behoorlijk moderniseren. Het bestuursrecht zou ik afschaffen. Controle op het bestuur is een zaak voor het parlement en andere vertegenwoordigende lichamen, niet voor de rechter. Ook dat wil ik met een voorbeeld toelichten.
Een bestuursrechter uit Raad van State heeft het verdrag dat we met België en/of Vlaanderen hebben gesloten over de uitbaggering van de Westerschelde bij wege van voorlopige voorziening buiten werking gesteld tot er betere garanties zijn voor het milieu. De Vlaamse premier heeft de Nederlandse ambassadeur op het matje geroepen om hem te vertellen dat zijn geduld nu op is. Terecht lijkt me. Maar wat kan de ambassadeur en de regering die zij vertegenwoordigt doen? Is er een rechterlijk college in Nederland dat een uitspraak van de Raad van State ongedaan kan maken? Kan men gaan baggeren en de uitspraak negeren?
Als Nederland gebonden is aan verdragen en die boven andere Nederlandse wetten gaan, zelfs boven de grondwet, hoe is dan mogelijk dat de Raad van State zich daar niets van aan hoeft te trekken?
In Amerika is dit onderwerp helderder geregeld. De Federal Supreme Court gaat boven alles. Latere wetten gaan daar boven eerdere wetten, inclusief de verdragen. Verdragen hebben in de VS alleen kracht van wet doordat ze bij wet zijn goedgekeurd. Men mag dat wonderlijk vinden, dat de verdragen op deze manier eenzijdig opzij gezet kunnen worden, maar men weet tenminste waar men aan toe is. Het gebeurt natuurlijk zelden of nooit dat verdragen per wet buiten werking worden gesteld, maar dat het zou kunnen geeft een handvat voor noodgevallen en veel gemak bij interpretatieproblemen.
Een rechter in Nederland tegen wiens uitspraken geen hoger beroep of cassatie open staat hoeft zich niets van de wet of verdragen aan te trekken als hij dat niet wil en hij kan alleen door internationale rechters worden teruggefloten. Maar Internationale rechters zijn er alleen voor hele specifieke zaken en het zijn er maar een paar. We kennen het Internationale Strafhof, Het Europese Hof in Straatsburg voor de mensenrechten en het EG Hof in Luxemburg. Tegenover de uitspraak van de Raad van State in de Scheldezaak staat, naar nu blijkt, iedereen machteloos.
Het bestuursrecht was vanouds bedoeld om het optreden van de overheid marginaal te toetsen op haar rechtmatigheid. Dat wil dus zeggen dat een overheid die zich in strijd met de wet gedroeg of op een manier zoals geen redelijke overheid het in haar hoofd zou halen door de rechter kon worden gecorrigeerd. Een rem op onrecht en willekeur, op doelbewuste onrechtmatigheid dus. Maar het bestuursrecht heeft zich in de loop der jaren uitgebreid tot een rechterlijke controle op alle overheidshandelen. Niet alleen wanneer dat handelen onrechtmatig is per se maar ook wanneer in de afweging van de betrokken belangen het betrokken college zelf tot een andere uitkomst zou zijn gekomen dan de verantwoordelijke overheid. Als dat werkelijk nodig zou zijn dan is dat het beste bewijs dat we subiet een andere overheid nodig hebben. Als het niet nodig zou zijn dan hebben we rechters nodig met andere en minder ver gaande bevoegdheden.
Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Eerdere artikelen met de overheid als onderwerp vindt u hier.
Heerlijk leesvoer voor de zondagmiddag ;=)