Onderwijs – het PABO-probleem
De PABO is weer in het nieuws. Negatief. Nieuws zou je het nauwelijks nog kunnen noemen, ware het niet dat het dedain waarmee het probleem wordt besproken hemeltergend is, en gespeend van begrip voor waar het hier om gaat.
De NOS baseert zich weliswaar op Trouw, waarmee het een stukje uit de tweede hand wordt, maar de hele teneur over hoe naar de basis van het onderwijs wordt gekeken spat er af. In 2015 werd een nieuwe toelatingsregeling voor PABO-studenten ingevoerd, en in Trouw werd geconcludeerd dat die is mislukt:
Toelatingstoetsen op de pabo die ervoor moesten zorgen dat het niveau van eerstejaars studenten op de lerarenopleiding hoger zou worden, hebben niet gewerkt. Dat meldt Trouw op basis van een onderzoek door de Tilburg University en kenniscentrum Caop.
De rest van de analyse vertelt ons eigenlijk veel over hoe het onderzoek werd opgezet:
De hoop was dat vanwege de strengere toelatingseisen, die in 2015 zijn ingegaan, slimmere scholieren zich zouden aanmelden voor de pabo. Maar uit het onderzoek Onderwijs aan het werk 2018 blijkt dat de eindexamencijfers van jongeren die voor de pabo kiezen niet zijn gestegen. Op de lerarenopleidingen zitten nog altijd de betere vmbo’ers, gemiddelde havisten en minder goed presterende vwo’ers.
Evident is dat nooit iemand gekeken heeft waarom mensen al dan niet voor een PABO kiezen als vervolgonderwijs. Vroeger, lang geleden, in de tijd van mijn voorvaderen leidde het naar een baan met aanzien die vrij goed werd betaald. De mensen die het diploma behaalden hadden daar vaak lang en doorknocht werk voor geleerd. Zo kwamen ze vooruit in het leven. Daar is werkelijk niets van overgebleven. Op zijn best is het tegenwoordig een bijbaantje voor vrouwen die hun capaciteiten alleen in deeltijd willen exploiteren – leraren die full time werken zijn hoogst zeldzaam geworden.
En zoals gewoonlijk is er een uitsmijter:
Door de toelatingseisen is het aantal eerstejaars op de pabo bovendien gehalveerd, bleek eerder al. Tegelijkertijd kampen de basisscholen met een oplopend lerarentekort, waardoor er over twee jaar naar schatting 3000 voltijds-leraren te weinig zijn. Ook blijken de toetsen een drempel te zijn voor studenten met een migratieachtergrond. Die gaan nu minder vaak naar de pabo dan voorheen.
Het minder-gekwalificeerd enthousiasme is men dus kwijt geraakt, maar men heeft er geen beter gekwalificeerd enthousiasme voor weten terug te krijgen. Het is een bekend probleem met de overheid: men kijkt niet naar de kwaliteit van de output en hoe die te maximaliseren; men kijkt naar het volume dat wordt afgescheiden en probeert dat maximaal te krijgen. Als het toekomstperspectief van potentiële PABO-studenten niet verbetert, zullen er vanzelfsprekend weinig tot geen nieuwe studenten bij komen die kinderen moeten opleiden. Dit resultaat werd daarom voorspelbaar niet wat werd gehoopt.
Misschien moet de overheid nu eens werk gaan maken van de werkomgeving en de beloning? Ik verbeeld me zo maar dat dat veel belangrijker factoren zijn voor het werven van goede studenten dan de instroomeisen. Instroomeisen limiteren de instroom, dus hogere eisen verminderen de hoeveelheden. Hoe simpel wil je het hebben? Het niveau van de mensen die hierover besluiten lijkt me hiermee overtuigend te kwalificeren als zóveel te laag, dat men ook op het betreffende ministerie eens aan de instroomeisen voor het personeel zou moeten sleutelen.
Dat een groot deel van de vroegere studenten met een migratie-achtergrond afvielen toen de eisen werden verhoogd – ook daar maakt men zich hóógst druk over – is overigens kenmerkend voor waar het probleem mede zit. Die toelatingseisen zijn klaarblijkelijk:
- òf vanuit politieke overtuigingen jarenlang kunstmatig verlaagd – met de dramatische gevolgen die de nieuwe toelatingseisen noodzakelijk maakten,
- òf men heeft die mensen met een migratieachtergrond onvoldoende willen betalen en dacht er met een koopje af te kunnen komen omdat ze toch ‘zwart’ zijn, en het een eer is les te ogen geven.
Dat klinkt allemaal heel onprettig, maar wie een betere analyse heeft van de mogelijkheden mag het zeggen.
En als ik zo eens kijk naar het basisonderwijs, dan kan ik niet zeggen dat de studenten die weg bleven ongelijk hadden. Het leraarschap is niet langer een baan met aanzien. Je moet wel heel idealistisch zijn om je dag in dag uit te laten mangelen tussen de werkelijkheid van de werkvloer en de eisen die allerhande beter betaalde betweters op ministeries van je eisen voor een hongerloontje dat lager ligt dan dat van de eertijdse geschoolde arbeiders.
De kwestie is niet dat dit nieuwe beleid mislukt is: de kwestie is dat je dit nauwelijks beleid kunt noemen. Hoogstens is dit een hoopvolle hapsnap-maatregel geweest. Wie dit heeft bedacht is wat mij betreft gezakt, en een herexamen acht ik zinloos.
Met de toenemende import van onderontwikkeld lager Iq , imbeciele religie ( De islam dus !)met aanverwante opvoeding , heeft de overheid de toelatingseisen voor de pabo gemakkelijk kunnen verlagen om zodoende de hoeveelheid onderwijzers op peil te houden .Noodzaak voor kwaliteit was er immers niet meer,het zou en zal nooit passen in de levensovertuiging van de bejubelde import .Gekwalificeerde onderwijzers bedenken zich wel twee maal voordat ze zich overgeven aan zinloze kennisoverdracht met aanverwant geweld .
Agenda 21, in it’s applied form
@Carthago. Het is al 50 jaar geleden begonnen toen op de toenmalige pedagogische academies toenn in Nederland nog nauwelijks allochtonen te vinden waren. Op een pedagogische academie in een middelgrote stad in het zuiden van het land zaten op een pedagogische academie met tweehonderd leerlingen slechts twee meisjes met een Indische achtergrond. De toelatingseisen waren (M)ULO-B of (M)ULO-A met of zonder wiskunde.
Het wiskundeonderwijs voor een klas leerlingen met (M)ULO-A zonder wiskunde was een rekenboekje dat heette cijferen voor de vijfde klas van de lagere school. Het ging onder andere over het optellen van breuken. Dat ging een deel van de “studenten” boven de pet.
Ze werden wel onderwijzer(es) en waren degenen die de jeugd onder andere taal en rekenen bij moesten brengen, nota bene vakken waar ze zelf zwaar onvoldoende in scoorden. Dat het onderwijs in taal en rekenen niks meer voorstelt kun je onder andere opmaken uit het feit dat zeer hoog intelligente opgeleiden de regels van het KOFSCHIP over een lange IJ en korte EI onvoldoende beheersen. Hoe kan dat?
Degenen die de wiskundeboeken voor de pedagogische academie schreven waren ook onvoldoende opgeleid. Ze vroegen bijvoorbeeld om de GGD van 12 appels en 36 appels te berekenen. dat is hilarisch want in de verzameling appels kun je toch nauwelijks de bewerking delen introduceren. Je kunt 36 appels niet delen door 12 appels en beweren dat het antwoord 3 is, want het getal 3 is geen element van de verzameling appels.
Correctie: Er moet staan de regels van het Kofschip e/of de regel over het wanneer een lange IJ of korte EI te gebruiken. Het Kofschip gaat over wanneer d of t of dt te gebruiken.
Het onderwijsgevend personeel bestaat grotendeels uit vrouwen. Die doen het prima, dat is niet het probleem. Zo ook de pabo’s worden bevolkt door vrouwelijke studentes. Naast de instroomeisen maakt dat de opleiding onaantrekkelijk voor veel jongens, dus die kiezen liever iets anders. Ook uitzicht op een slechtbetaalde baan met belachelijk hoge werkdruk helpt niet mee. Onder de leerkrachten, vooral veel jonge vrouwen en een paar mannen, is ook een ware Exodus gaande. Zij kiezen massaal voor een beter betalende baan in het bedrijfsleven. Ik vrees dat het onzalige idee van 50 leerlingen per leraar, werkelijkheid zal worden. Maar dan niet als beleidsmaatregel, maar uit wanhopige noodzaak.
Als ik terudenk aan mijn vroegere meesters en juffen op de lagere school (u ziet, begrippen uit lang vervlogen tijden) is dat niet met overwegend warme gevoelens, maar toch, behalve bevoegd waren ze wat kennisoverdracht betreft zeker bekwaam. Mulo was in hun ogen natuurlijk het hoogst haalbare, want dat hadden ze zelf gehad, dus het heeft nog wat moeite gekost om mij op het gymnasium te krijgen. Maar de Mulo stelde wel degelijk iets voor. Mensen die dat hadden gehad konden uit de voeten met de moderne vreemde talen, kan ik als docent Duits in ruste zeggen. Ergens moet er iets fout zijn gegaan.
Leraren en onderwijzers zijn nergens voor nodig.
Onderwijskundigen hebben bewezen dat leerlingen elkaar kunnen onderwijzen en dat ze kennis zelf kunnen vinden op internet. Doe-het-zelf onderwijs en maurice-de-hond laptops zijn voldoende.
Voor leuk onderwijs heb je alleen een gezellige oppasmoeder en een goede kantine nodig.
Ter aanvulling: Onze stamgenoten in België zijn het er mee eens.
“Dom wordt evenwaardig aan slim. Leugens even waar als de waarheid. Straks wordt u ook geopereerd door een chirurg zonder diploma’s”
http://nageltjes.be/wp/