Hoe gaan we in Nederland om met pro-IS *) krachten?
Het essay van dit weekend is een vervolg op het vorige week verschenen: IS-ers: elimineren of exporteren? Of: slavernij en het recht
- Is IS Islamitisch?
- Is IS een staat?
- Zijn we – als land en als westerse beschaving – in oorlog met IS?
- Hoe gaan we hier in Nederland om met pro-IS krachten?
Dit zijn de vragen die verantwoordelijke politici in Nederland moeten beantwoorden in verband met de Islamitische Staat. Het zijn heel verschillende vragen. Ze zijn alle vier belangrijk, maar niet even belangrijk. Met name de urgentie om overeenstemming te bereiken over de beantwoording loopt sterk uiteen.
Ik loop hieronder de vier vragen langs en doe een voorstel met betrekking tot de laatste. De inhoud daarvan is mogelijk geen grote verrassing meer, indien u mijn review gelezen heeft van het boek van Michelle Malkin.
Islamitisch?
Het is moeilijk om je aan de indruk te onttrekken dat voor de meeste westerse politici en media de vraag of de Islamitische Staat wel of niet islamitisch is, de belangrijkste is. Hij is ook best interessant. Voor beschouwingen over de interne verhoudingen binnen de wereld van het mohammedanisme bijvoorbeeld. Uiteindelijk gaat het bij het bespreken van dat onderwerp om het botsen van beschavingen. Is het mogelijk dat de leer van Mohammed op den duur even weinig schadelijk wordt als de leer van Christus of Boeddha? En ja, je bereidheid om je serieus te verdiepen in dit soort vragen geeft wel een zekere indicatie voor jouw integriteit en behoefte aan zelfbedrog. De beantwoording van deze vraag is echter van weinig belang voor de beantwoording van de andere vragen en is het minst urgent. Voor verantwoordelijke politici, bedoel ik.
Staat?
De vraag of de Islamitische Staat wel of niet een staat is, komt minder vaak aan de orde. Terwijl hij heel wat belangrijker is en juist de beantwoording van déze vraag op nogal grote schaal wordt ontweken. Daardoor krijgt de laatste vraag, de belangrijkste eigenlijk, ook veel te weinig aandacht. Geen zinnig mens heeft tot nu toe voorgesteld een associatieverdrag met het kalifaat te gaan afsluiten. Vraag twee is dan ook vooral van belang in samenhang met nummer drie: zijn we nu wel of niet in oorlog met de IS? Het overheersende idee in de wereld van de juristerij en van woordkunstenaars met kleine ‘k’, is immers dat we slechts met een andere stáát in oorlog kunnen zijn. Of die niet-staat zichzelf als ‘de staat’ beschouwd en de oorlog aan ons verklaard heeft, is in die context van geen belang.
De Islamitische Staat beslaat een gebied dat aanzienlijk groter is dan de gemiddelde Europese (inclusief Europees Rusland en exclusief het Vaticaan) en voert effectief gezag uit over miljoenen mensen.
Weliswaar zijn alle grenzen omstreden maar grote delen van het grondgebied zijn al langer dan een jaar onder controle van Raqqa.
IS is door geen enkele andere staat erkend, maar strééft ook niet naar die erkenning: principieel erkennen zij zelf immers geen enkele andere staat. Wel ontvingen ze tientallen verklaringen van steun (baya’a: dat gaat in het Arabisch) uit de hele wereld van andere gewelddadige niet-staten (Hier een incomplete lijst). IS kent ook een organisatie voor het bewaken van consumentenbelangen …
Niet in oorlog maar wel oorlog voerend?
Hoewel de Nederlandse krijgsmacht direct betrokken is bij oorlogshandelingen zijn we volgens het kabinet dus niet echt in oorlog. We doen als het ware in het Midden-Oosten aan ordehandhaving op verzoek van een bevriende overheid. Meer in het bijzonder een overheid in een staat die volgens velen kunstmatig is samengesteld in een verband dat eenzijdig door het Westen is opgelegd. (In uitlatingen daarover valt nogal eens de naam van twee Europese ambtenaren: Sykes en Picot.)
Mijns inziens zijn we wel in oorlog. Voor mij heeft het echter absoluut geen prioriteit om daarover overeenstemming te bereiken. Van mijn part voeren we een nieuwe term in voor confrontaties met non-staten die de oorlog verklaren aan onze beschaving.
En nee, ‘terrorisme’ of terreur komen daarvoor niet in aanmerking: gebruik van dat soort termen in deze context is om de hete brij draaien. De brij die wordt gevormd door mensen die onze gezworen vijanden zijn.
En nee, vijanden zijn geen vrienden waarmee we nog onvoldoende samen hebben opgetrokken of gedialogiseerd.
Daarmee kom ik op de achtergrond van de afbeelding boven dit stuk. Het is de aanhef van de door Franklin Delano Roosevelt uitgevaardigde Presidentiële Proclamatie 2525. Op dezelfde dag vaardigde hij ook nummer 2526 en 2527 uit. Ze gaan over respektievelijk Japanners, Duitsers en Italianen en ze werden alledrie gebaseerd op de Alien Enemies Act die stamde uit 1798! Gezocht? Wanneer die wet niet (meer) beschikbaar was geweest waren de proclamaties vanzelfsprekend voorzien van een andere wettelijke basis. In andere woorden: wanneer het gaat over oorlog en vrede zijn de vragen politiek van aard, niet juridisch.
Interneren van de zelfverklaarde 5e colonne
Ik stel voor om mensen die zich openlijk bekennen als spion, medewerker of supporter, of van wie kan worden aangetoond dat ze de doelstellingen van de Islamitische Staat onderschrijven, te interneren totdat deze non-staat is vernietigd. Met opzet werk ik dit voorstel hier niet verder uit. Uitwerking is een zaak voor mensen uit verschillende politieke partijen.
Dit is geen oproep aan het zittende kabinet of aan de fractieleiders of voorzitters van partijen in de regeringscoalitie, in de oppositie of daar tussenin. Zij hebben elk hun eigen redenen om te blijven hangen bij de eerste vraag. Ik vrees dat voor hen de korte termijn effecten van het nemen van dit soort maatregelen, ja zelfs het doen van uitspraken over deze materie, te weinig wordt ingegeven door het landsbelang en teveel door het korte termijn partijbelang. Ik veronderstel dat in de meeste partijen mensen te vinden zijn die zich wel realiseren dat na de komende Tweede Kamerverkiezingen de politieke verhoudingen anders zullen liggen. Dit was eerst mijn slotregel:
“En dat niet alleen: ik vrees dat het IS-achtige geweld in de nabije toekomst zich vaker ook in Europa zal manifesteren.”
Bijna terwijl ik hem opschreef, bereikte me de eerste informatie over de aanslagen in Parijs …
Ik schrijf deze regel en ik lees een tweet van ‘Conflict News‘.
—————————————————————————-
*) Ik gebruik consequent IS en niet ISIL, ISIS of Daesh. In mijn e-book IS, the Kurds and the Caliphate heb ik uitgelegd waarom. In de eerste twee van de 530 noten die het boek telt:
1) IS is also known as ISIL or ISIS, where the acronym stands for slightly different complete names. ISIS and ISIL refer to area’s in what is now Iraq and Syria. More or less emphasizing the inclusion of the Levant (Lebanon, Jordan and Israel) hence the L. Because of the many pledges of allegiance to IS and its leader, caliph Abu Bakr Al Baghdadi, from other parts of the Mohammedan world – from Nigeria to the Philippines, from Yemen to Uzbekistan – I think it is most appropriate to use IS: Islamic State. Another reason is that this organization of murderers and rapists is not aiming for a state limited to the areas implied in the acronyms ISIS or ISIL.
Additionally, using ‘Isis’, is an affront to the Egyptian Goddess and every institution or enterprise named after her.
2) Daesh is kind of an Arab acronym for ISIS but at the same time it is kind of derogatory, and that is why some people have made a real effort – and with some success – to make it the name for the organization. This article tries to explain why.
I do not use this term, because using it as attempt to delegitimize the organization in my opinion furthers the danger that is an underestimation of the power of this force and its appeal to a great number of Mohammedans.
“En dat niet alleen: ik vrees dat het IS-achtige geweld in de nabije toekomst zich vaker ook in Europa zal manifesteren.”
Ik vrees dat het steeds vaker wordt.
Een uitstekend artikel. Dit verdient de volle aandacht van onze politici; meer nog dan de aanslagen in Parijs.