DE WERELD NU

Het College voor de Rechten van de Mens, voorheen de Commissie Gelijke Behandeling

Artikel 1 van onze grondwet luidt:

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Wie in Nederland woont, wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld en in andere gevallen met inachtneming van de ongelijkheid. Hij mag niet worden gediscrimineerd op welke grond dan ook. Dat bedoelt artikel 1 GW. Iedereen is gelijk voor de wet, wat in de praktijk vooral wil zeggen dat hij door de overheid gelijk wordt behandeld.

Huidskleur en afkomst zijn irrelevant, maar ook godsdienst of een andere levensovertuiging, culturele achtergrond en politieke gezindheid, ze zijn op zich geen reden om individuen anders te behandelen. Relevant worden verschillen pas als de aanhangers zich als gevolg van hun overtuiging anders gaan gedragen. Het feit dat hij man of vrouw en geel of bruin is maakt hem niet ongelijk, behalve in die enkele gevallen waar geslacht relevant is, omdat het noodzakelijk tot ander gedrag leidt.

Discriminatie – en daar gaat het om – is niet zo maar iemand anders behandelen, maar anders behandelen zonder dat daarvoor een goede reden is en anders is op te vatten als in negatieve zin voor de betrokkene.

De Nederlandse grondwet is bedoeld voor individuen. De rechten die daarin zijn neergelegd gelden voor individuen, de verplichtingen voor overheden. Groepen binnen de samenleving erkennen we eigenlijk niet, althans ze hebben voor de wet geen betekenis. Daar hangt het discriminatieverbod rechtstreeks mee samen. We mogen wel denken dat Limburgers lui zijn en dat je minder op ze rekenen kunt dan op Friezen, maar iemand voor een baan niet aannemen alleen omdat hij Limburger is, dat mag niet. Dan moet eerst van hem persoonlijk worden vastgesteld dat hij lui is en verminderd betrouwbaar.

En bovendien kan ‘vaststellen’ niet worden opgevat als ’omdat iedereen dat zegt of denkt’. Alleen wanneer de betrokkene met een zekere regelmaat dingen gedaan of nagelaten heeft waaruit die conclusie buiten iedere redelijke twijfel kan worden getrokken, kan men hem voor lui of onbetrouwbaar houden en op die grond ontslaan of hem anderszins in negatieve zin behandelen.

Wie de uitspraken van de Commissie Gelijke Behandeling[1] erop naleest komt al snel tot de conclusie dat deze commissie er over het begrip discriminatie een andere opinie op na houdt. Haar vorige voorzitter, Alex Geert Castermans, vond het zorgelijk[2] toen Kamerlid Verdonk opmerkte dat veel van de uitspraken van de commissie niet door de bevolking werden gedragen en dat uitspraken over wat wel en niet discriminatie is mede om die reden beter kunnen worden gedaan door rechters die er verstand van hadden. Als het Kamerlid gelijk had met haar uitspraak – en een analyse van de uitspraken van de CGB maakt die uitspraak niet op voorhand onzinnig – dan is dat inderdaad zorgelijk. Intussen is Castermans weer van het toneel verdwenen. Zijn opvolger zei in een interview over dit onderwerp het volgende:

“De CGB is bij wet ingesteld, maar daarmee is het vertrouwen in de Commissie nog niet gegeven. Wil het werk van de Commissie maatschappelijke relevantie hebben en houden, dan is het vertrouwen van de samenleving essentieel.”

Dat wijst in de richting die Verdonk bedoelde. Maar in hetzelfde interview zei zij ook:

“Er zijn kringen waar mensen de Commissie heel deskundig vinden en toegewijd. En in andere kringen leidt het werk van de Commissie tot ergernis. Daar moeten we niet voor schromen, voor die ergernis, zeker niet. Het is nu eenmaal zo dat niet alle uitspraken van de Commissie in de comfortzone van de mensen liggen.”

Dat lijkt weer in een andere richting te wijzen al nam ze, meen ik, ook wel wat afstand van de kring waarin men het werk van de Commissie vooral heel deskundig vindt. Gelukkig maar, want ze is benoemd om het vertrouwen in de werkzaamheden van de Commissie te herstellen en er draagvlak voor te creëren bij de bevolking. Terecht vond de regering dat zij daar meer geschikt voor leek dan prinses Maxima, die door de fractievoorzitter van D’66 werd voorgedragen als mogelijke redster van de CGB.

De CGB heeft onder haar vorige voorzitters een aantal uitspraken gedaan waar zeker een aantal vraagtekens bij gezet kunnen worden. Ik doel daarmee niet op de uitspraak waar Verdonk zich zo aan ergerde, dat het weigeren van een hand aan een vrouw geen vorm van discriminatie zou zijn als daar een godsdienstig tintje aan kon worden gegeven. Verdonk heeft wel gelijk dat er niets over in de Koran staat, maar wat godsdienstig is of niet dat mogen de aanhangers van een godsdienst zelf uitmaken, daar moeten buitenstaanders zich liever niet mee bemoeien. Ik doel ook niet op de uitspraak waarbij de gemeente in het gelijk werd gesteld die iemand niet wilde benoemen tot ambtenaar van de burgerlijke stand omdat hij bezwaar had tegen het functioneren bij homohuwelijken. Dat zijn punten waarop mensen redelijkerwijs van mening kunnen verschillen en dat doen zij ook met alle bijbehorende emotie.

Rechters zijn er om dan knopen door te hakken. Maar ik doel wel bijvoorbeeld op de uitspraak van de Commissie dat een onderneming zou discrimineren die buurten mijdt omdat haar personeel daar bovengemiddelde risico’s loopt op molestatie en roof. Ik doel ook op de uitspraak waarbij het de Universiteiten niet zou zijn toegestaan om een lager collegegeld in rekening te brengen aan jeugdigen dan aan mensen boven de dertig jaar.

Dat zijn beide uitspraken uit een reeks waarbij aan het begrip discriminatie geweld wordt aangedaan. Discrimineren is het bewust en zonder goede reden benadelen van mensen omdat zij in de ogen van de discriminator tot een groep behoren die hij negatieve gevoelens toedraagt. Gaan we het begrip oprekken tot uiteindelijk alle verschil in behandeling van iedereen tegenover iedereen eronder valt, dan verliest het iedere zinnige betekenis.

De onderneming die bepaalde woontorens in de Bijlmer meed is het slachtoffer geworden van een rassenovergevoeligheid bij de Commissie. Precies het soort gevoelens waar rassendiscriminatie uit voortkomt. Het feit dat veel van de criminaliteit waarvoor het bedrijf zijn personeel wilde behoeden door zwarten wordt gepleegd doet niet af aan het feit dat het criminaliteit is en dat men niet gedwongen kan worden zich daar aan bloot te stellen. De reden waarom een universiteit aan volwassenen die willen studeren subsidie onthoudt in de vorm van een verlaagd collegegeld ligt in het verlengde van haar taak om onderwijs te verschaffen aan schoolverlaters. Dertigplussers horen niet tot die doelgroep en zijn bovendien in het algemeen is staat en bereid om zelf hun studie te financieren. Is dat in bijzondere gevallen anders, dan zijn er fondsen die daar weer in kunnen voorzien. Terecht hebben de academische instellingen in Nederland de uitspraak dan ook naast zich neer gelegd.

Het is te hopen dat de Commissie onder Mevrouw Koster aan het begrip discriminatie een heldere inhoud zal weten te geven die door iedereen kan worden aanvaard ook al zal niet iedereen het in individuele gevallen met iedere uitspraak eens kunnen zijn. Dat is nu eenmaal het lot van uitspraken en daar zijn rechters voor. Met het oog daarop zou het verstandig zijn om bij het benoemingsbeleid een wat andere koers te volgen. Tot nu toe is de commissie in hoofdzaak bemand door lieden die van discriminatiebestrijding een roeping en een levenswerk hebben gemaakt. Dat zij het begrip discriminatie aan alle kanten op menen te moeten rekken hangt daar waarschijnlijk wel mee samen. Voortaan zou de benoemingscommissie voor de CGB op zoek moeten gaan naar goede juristen in plaats van naar discriminatiezeloten. De benoeming indertijd van Mevrouw Koster en ook die van haar voorganger[3] waren stappen in de goede richting. Vooral sinds mevrouw Koster voorzit horen we veel minder van de CGB dan voorheen en dat lijkt me een goed teken.

——————————————————————————————————-

[1] tegenwoordig College voor de Rechten van de Mens.

[2] Zie NRC Handelsblad 9 november 2006.

[3] Castermans is opgevolgd door Laurien Koster, die eerder president was van de rechtbank in Alkmaar en daarvoor advocaat bij het gerenommeerde kantoor Schut en Grosheide in Amsterdam en bij Schenkeveld & Sluis, het bekendste kantoor van Alkmaar. Castermans heeft de commissie verlaten omdat hij tot hoogleraar burgerlijk recht werd benoemd.

——————————————————————————————————-

Eerder verschenen op het Blog van Toon Kasdorp

1 reactie

  1. Jan School schreef:

    Discriminatiezeloten zijn in feite zelfhaters. Of liever, ze hebben een staat bereikt waarin ze alleen nog maar discriminatie waarnemen bij geprivilegieerde, roomblanke autochtonen. Daarnaast hebben ze zichzelf dusdanig geconditioneerd dat het van een hogere morele orde wordt beschouwd om statistieken (de zgn. foute rijtjes) volstrekt te negeren.