DE WERELD NU

Het christendom van tegenwoordig

christelijke kringen, christendom

Dat het christendom van tegenwoordig weinig heeft uit te staan met haar historische vorm, en meer met humanisme, wordt te weinig beseft.

In het debat over normen en waarden dat in Nederland plaats vindt wordt weinig onderscheid gemaakt tussen christelijke en humanistische waarden en dat vind ik wel begrijpelijk. Westerse en islamitische waarden verschillen behoorlijk, dat is duidelijk en daarmee vergeleken zijn de verschillen tussen de normen en waarden van christenen en niet-christenen in onze samenleving te verwaarlozen.

Dat komt niet alleen omdat het humanisme[1] uit het christendom is  voortgekomen, maar vooral omdat het westerse christendom zich tot op grote hoogte aan het humanisme heeft aangepast. Dat geldt zowel voor de protestantse als voor de katholieke tak van die godsdienst[2].

Het belangrijkste verschil tussen klassiek christendom en humanisme is de betekenis die gegeven wordt aan het menselijk leven, aan het leven hier op aarde, zoals christenen dat vroeger noemden.

Aan dat leven kent het humanisme nu een bijna absolute waarde toe, maar veel van de oude kerkvaders beschouwden het als een last en een bron van verleiding. Iets dat je beter kwijt dan rijk kon zijn. De christenen zelf kennen de hoogste waarde toe aan een Godheid die door de humanisten niet wordt erkend. Niet de intrinsieke waarde van de mens, maar het feit dat hij kind van God is en door de Christus is verlost, geeft zijn persoon in het christendom een bijzondere betekenis.

Die waarde van het leven komt bovendien maar heel onvolkomen tot uiting hier op aarde. Het verschijnt pas in zijn volle glorie in het leven in het rijk dat komen gaat [3], na de wederkomst van Christus [4]. Humanisme en christendom hebben wel de betekenis gemeen die ze aan het individu toekennen, maar bij de humanisten staat die op zich en is niet van iets anders afgeleid.

De kern van de christelijke leer is terug te vinden in de geloofsbelijdenis van Nicea/Chalcedon, het credo dat nog steeds officieel door de meeste christelijke denominaties wordt erkend[5], maar waar geen humanistische christen meer in gelooft.

Het bijzondere juist van de moderne christelijke kerk is dat de praktijk zich van die officiële leer heeft afgescheiden en dat niemand daar tegenwoordig nog erg mee schijnt te zitten. Het christendom is humanistisch geworden en precies dat is wat men nu ook van de islam verwacht. Modernisering houdt een verandering van identiteit in. Het christendom heeft zich tegen deze verandering eeuwen lang verzet tot het dat verzet in de twintigste eeuw heeft laten varen.

De bronnen van de identiteit van christendom en islam liggen ver terug in de geschiedenis.

In de middeleeuwen was in West-Europa de heersende levensbeschouwing het christelijk geloof van de Latijns christelijke denominatie. Het christendom had in Europa twee aspecten, een kerkelijk en een wereldlijk. Naast de kerk stond  het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, dat relict van het oude Romeinse rijk, dat naast de kerk een belangrijke rol speelde bij het zelfbeeld van de bevolking van West-Europa.

Het christendom en het keizerrijk waren twee gezichten van dezelfde gemeenschap en de paus en de keizer vormden daarvan de tweehoofdige leiding. In de middeleeuwen ontwikkelde zich tussen die twee christelijke machthebbers een strijd om de opperheerschappij. Die strijd is eeuwenlang in evenwicht gebleven tot hij uiteindelijk door de keizer werd verloren.

In Byzantium, het gebied van de andere grote christelijke religie, de Griekse Orthodoxie, liep het anders. Daar was de keizer alleenheerser en waren de patriarchen en metropolieten, de aartsbisschoppen van Jeruzalem, Antiochië, Alexandrië en Byzantium aan hem ondergeschikt. Een strijd om de macht tussen kerk en staat heeft in Oost-Europa en het Nabije Oosten nooit plaats gevonden, wel een strijd tussen de diverse richtingen in de kerk, die in het westen lang achterwege gebleven is.

In het westen verloor de keizer op den duur de strijd tegen de paus, maar die werd niet door de paus gewonnen, of in elk geval niet voor lang. Door de twisten die na de overwinning in de kerk ontstonden kwamen er splitsingen en elkaar bestrijdende pausen[6]. De paus die door de meerderheid van de westerse christenen als Gods plaatsvervanger op aarde werd erkend, moest als banneling in Avignon in Frankrijk resideren en kwam daar onder sterke invloed van de koning van Frankrijk[7]. De ballingschap van de pausen duurde ruim honderd jaar

Maar ook na de terugkeer van de pausen naar Rome werd hun oude macht niet meer hersteld. Niet lang na het einde van de ballingschap ontstond de reformatie, als gevolg waarvan de eenheid in de Latijnse Kerk verloren ging.  In Europa kwam de nadruk eerst te liggen bij de vorstenhuizen en op den duur bij de nationale staten. De eenheid van het westerse christendom is tot in onze  dagen verbroken gebleven en herstelt zich ook nu nog maar moeizaam.

Het nationalisme, in het begin gevoed door nationale organisaties van de christelijke kerk, nam de plaats in van de godsdienst als verschaffer van identiteit. Tegenover vreemde religies, zoals de islam, bleef een zeker gevoel van saamhorigheid wel bestaan, maar het kwam niet meer zoals in de Middeleeuwen tot uiting in kruistochten. Het proces van afbraak van het christendom als dominante beschaving en de opkomst van het humanisme als vervangende wereldbeschouwing heeft vijf eeuwen in beslag genomen en is eigenlijk pas in de eenentwintigste eeuw als voltooid te beschouwen.

Het humanisme heeft de overhand gekregen, niet alleen omdat zoveel meer mensen onkerkelijk zijn geworden dan vroeger, maar vooral ook omdat het binnen de christelijke kerken gezag heeft verworven. Dat kon omdat een aantal humanistische waarden en leerstellingen tot de bronnen van het christendom zijn te herleiden.

Er zijn binnen de christelijke kerk vier erkende evangeliën, een soort godsdienstige biografieën, waarvan er drie tot dezelfde oerversie zijn terug te voeren. Daarnaast waren er ooit reeksen niet erkende levensverhalen en tradities die in de Middeleeuwen wel, maar in de moderne tijd geen rol meer speelden. Fragmenten van ruim dertig van die evangeliën zijn bewaard gebleven.

Die tradities hadden met name betrekking op de jeugd van Christus, waar praktisch niets met enige zekerheid over bekend is en niets dat ook maar in de verte betrouwbaar klinkt. Een belangrijke rol in die apocriefe evangeliën wordt gespeeld door Jezus’ moeder Maria

Duidelijk is uit zowel uit de canonieke als uit de apocriefe evangeliën dat Jezus zich zelf zag als een profeet, een godsdienstige vernieuwer in de Joodse traditie en dat zijn vroege volgelingen hem hielden voor de Messias, de centrale figuur in de Joodse eschatologie, de stichter van de verwachte definitieve Joodse staat, opvolger en nazaat van koning David.

Het christendom is een goed voorbeeld van hoe een godsdienst zich kan ontwikkelen tegen de kennelijke bedoelingen van zijn stichter in. De drie synoptische evangeliën schilderen een beeld van een jonge Joodse geleerde van eenvoudige, maar goede komaf, kind uit een groot gezin van handwerkslieden.

Dat Jezus zich zelf als God zou hebben gezien lijkt, gezien de Joodse godsdienstige tradities waarin hij leefde, volkomen uitgesloten. Dat mensen konden worden vergoddelijkt was een Grieks-Romeinse notie, maar voor de monotheïstische Joden was het niet denkbaar, zomin als het dat later was voor Mohammed en zijn volgelingen.

Jezus noemt zichzelf bij voorkeur mensenzoon, d.w.z. mens. Hij noemt iedereen die leefde volgens de voorschriften van het door hem vernieuwde Joodse geloof een kind van God en zo noemde hij zichzelf ook.

De verwijzingen  naar de vergoddelijking in het evangelie, zoals het verhaal rond de conceptie van Jezus, de komst van de drie magiërs uit Iran, de Heilige Geest die neerdaalt in de gedaante van een duif bij de doop in de Jordaan en de stemmen die spreken bij belangrijke gelegenheden, dat lijken allemaal latere toevoegingen aan verhalen die in oorsprong dateren van kort na de dood van de profeet.

Het beeld dat de evangeliën van Jezus schilderen is sympathiek. Anders dan dat bij Mohammed het geval was past alles wat Jezus deed ook nu nog helemaal in onze ethische code. Over Jezus van Nazareth heeft nooit iemand iets kwaads te beweren gehad.

De ethiek die hij doceerde is in haar belangrijkste elementen terug te vinden in de Bergrede en de parabelen, zoals die van de barmhartige Samaritaan. Die ethiek week in een aantal belangrijke opzichten af van de klassieke Joodse ethiek, leek op die van andere Joodse vernieuwers uit zijn dagen en de ethiek van Kant en de Verlichting staat daar nog steeds heel dicht bij.

Mohammed heeft van de christelijke geloofsleer wel een aantal kernpunten, maar niet alles overgenomen. Een deel van wat hij weg liet was trouwens een vooruitgang. De vergoddelijking van Jezus werd teruggedraaid en veel onnodige “Griekse”versieringen, met name in de eredienst, werden weer afgeschaft.

Op ethisch terrein aan de andere kant was de islam een achteruitgang, maar dat kon ook moeilijk anders. De leer van Jezus was te moeilijk en in veel opzichten te modern voor de nomaden van het Arabisch schiereiland. Voor veel christenen ook trouwens.

De gedachte van de verlichting dat alle mensen broeders zijn, past in het christendom omdat we volgens Jezus allemaal kinderen zijn van dezelfde god. De idee dat ook je vijanden aanspraak kunnen maken op steun en loyaliteit als dat nodig is, komt wel van Jezus maar die gedachte is pas in het humanisme helemaal aanvaard. Het oude christendom bewees er lippendienst aan, maar paste haar niet toe.

Ook voor Mohammed was het een stap te ver. De behandeling van schismatieken in de vroege christenheid, de kruistochten in de middeleeuwen en de inquisitie van de vroegmoderne tijd zijn voorbeelden van gedrag dat lijnrecht in strijd kwam met de ethiek van Jezus, maar zonder dat veel van zijn aanhangers zich van deze tegenstelling bewust waren.

Het mooie van het christendom is dat het de evangeliën, die de ethiek bevatten waarvan belangrijke delen aanvankelijk door het christelijke volk en haar machthebbers genegeerd werden, nooit helemaal verdonkeremaand heeft, maar altijd bewaard heeft als het paradigma, het richtsnoer voor de gelovigen. Dat is haar redding geweest, want alle hervormingen die in de loop der eeuwen hebben plaats gevonden waren in wezen steeds een terugkeer naar die simpele kern van de evangeliën. In die zin is ook onze moderne onkerkelijke samenleving christelijk gebleven.

Iedere samenleving krijgt de godsdienst en de God die bij haar past. God is het symbool voor het wezen van de samenleving of, omgekeerd, de samenleving en de wereld zijn de uitdrukking van de Goddelijke geest onder de mensen[6].

Jahwe Elohim was van oorsprong de stamgod van de Hebreeën en is pas later, waarschijnlijk in de Babylonische gevangenschap uitgegroeid tot de ethische alleenheerser die de wereld en al het zichtbare en onzichtbare heeft geschapen. De Here God werd daarmee een geschikte God voor een volk in ballingschap, bereikbaar voor de Joden in de Diaspora en niet alleen maar aanwezig in het tabernakel van een tempel.

Het kosmopolitische Joodse volk had zich lang voor 70 na Christus verspreid over de gehele toenmalige beschaafde wereld. Het had zich daarbij tot taak gesteld de verschillende culturen waar het deel vanuit maakte bijeen te houden om daarmee ook zelf als volk te kunnen blijven voortbestaan. Het christendom kan gezien worden als een poging om de hele wereld tot één gemeenschap te maken en daarbij nog een stap verder te gaan dan de Joden.

De moderne wereld is in veel opzichten een uitwerking van de oude Joodse en christelijke gedachten in een nieuwe jas, geëmancipeerd van de Godsopvattingen uit de Oudheid, maar verder in wezen onveranderd. In veel opzichten lijkt het humanisme daarin op de levensbeschouwingen die China gekend heeft, op het Confucianisme en het Taoïsme. Het vervult in maatschappelijk opzicht veel van de functies van een geloof.

Een geloof is iets dat uit persoonlijke aanschouwing van de waarheid of op gezag van anderen wordt aanvaard. In het laatste geval of uit een soort gewoonte of uit bewondering en genegenheid voor degene die het geloof verkondigt. In het eerste geval voelt iemand zich gedrongen, in het tweede en derde geval kiest hij vrijwillig voor een geloof. De charismatische figuren die door andere mensen uit bewondering of genegenheid worden gevolgd worden binnen de context van een geloof heiligen genoemd en profeten.

Geloof uit bewondering en genegenheid is lijkt me, afgezien van het uitzonderlijke geval van de inspiratie van profeten, wel het beste soort geloof. Heiligen hebben bij uitstek zowel dat gezag als het vermogen om navolging op te roepen. Geloof is immers geen intellectuele of rationele aangelegenheid, men moet er zich goed bij voelen en heiligen inspireren de gelovige gevoelens.

Christus zelf lijkt een perfect voorbeeld van een heilige. Hij was niet alleen de inspiratie van het oorspronkelijke christelijke geloof, maar ook van alle hervormingen die daarin later hebben plaats gevonden.

De grote verdienste van de christelijke kerk is dat het deze profetische christelijke boodschap uit het evangelie heeft weten te bewaren tegen de verdrukking in. Onder verdrukking versta ik hier met name ook de eigen geloofsleer, zoals zich die in de kerk heeft ontwikkeld. Er staan in de tekst van de evangeliën kennelijk wel insluipsels uit latere eeuwen, maar per saldo eigenlijk maar weinig. De persoon van Jezus komt uit zijn blijde boodschap nog steeds authentiek over.

Niemand die naar mijn mening onbevooroordeeld de vier evangeliën leest, kan daarin veel herkennen van de officiële leer van de kerk of zelfs maar een legitimatie voor het bestaan van die kerk. Niet van de kerk van Rome, maar ook niet van de Grieks-Russische Orthodoxie of de uiteenlopende protestante denominaties. De verwijdering begint in feite al in de handelingen van de apostelen en de brieven, die in een aantal opzichten ver afstaan van de tekst van het evangelie, veel abstracter zijn en minder authentiek.

Dat maakt het juist zo bewonderenswaardig dat in die evangeliën, toch ook boeken die door de kerk worden uitgegeven en erkend, een authentieke Jezus en een geloofwaardige verkondiger van een nieuwe godsleer kan worden aangetroffen. Tot Spinoza toe is er geen godsdienstleraar meer geweest met een zo  positieve invloed.

Het is bekend dat de Rooms-Katholieke Kerk lange tijd het lezen van de bijbel heeft ontraden en dat is niet onbegrijpelijk. De vijf oude boeken van de Pentateuch bevatten erg veel dat lijnrecht botst met de leer van de kerk, maar hetzelfde geldt op een andere manier eigenlijk voor de vier evangeliën uit het Nieuwe Testament.

Dat Jezus zich zelf als God zou hebben beschouwd, is een onderdeel van de kerkleer die in de leer van Jezus niet als zodanig is terug te vinden. Dat Jezus zich zelf en de andere recht gelovigen kinderen noemt van God, is niet eens een aanwijzing dat hij zich zelf ziet als God de Zoon en lid van een Goddelijke Drie-eenheid.

De Godheid van Christus, of liever gezegd het mysterie van de Goddelijke en menselijke hoedanigheid, verenigd in de ene persoon van Jezus Christus, is de aanleiding geweest voor het merendeel van alle ketterijen uit de vroege kerkgeschiedenis. De geloofsbelijdenis van Nicea (325 a.D.) is een door keizer Constantijn afgedwongen compromis tussen de verschillende opvattingen over de natuur van de Christus en een aantal andere theologische twistpunten, niet meer begrijpelijk voor wie de voorgeschiedenis niet kent.

Het is bekend dat met de formule van Nicea een Gordiaanse knoop werd doorgehakt door de keizer zelf, die op dat moment nog niet eens gedoopt was en niet bekend stond om theologische  belangstelling van welk aard dan ook. Met theologie had zijn beslissing in elk geval weinig te maken, maar wel met zijn behoefte om de eenheid te bewaren in de christelijke godsdienst, die intussen immers door hem tot een soort staatsgodsdienst was geproclameerd. Het christendom was het nieuwe verbindende element, nu in het wereldrijk het oude stadspatriottisme van Rome niet meer als bindmiddel dienst kon doen.

Van staatsgodsdienst in het Romeinse rijk is de kerk van Rome het centrum geworden van de middeleeuwse westerse wereld. Niets kon eigenlijk verder afstaan van de eenvoudige prediker van een gezuiverd Joods geloof dan de paus op zijn troon met zijn tiara op het hoofd in de pracht en praal van het middeleeuwse pauselijk hof. Toch heeft al die wereldse praal en al het wangedrag van de Renaissance pausen niet kunnen verhinderen dat de boodschap van Jezus door de eeuwen heen bewaard is gebleven. Daarin schuilt het belangrijkste wonder van de Heilige Geest, zou men kunnen zeggen.

Het begrip van de wereld waarin men leefde, haar ontstaan, haar toekomst tot aan de wederkomst van Christus, de plaats in die wereld van heidenen, Joden, Mohammedanen en andere ongelovigen, daar dacht iedere christen hetzelfde over en dat was een mengelmoes van christelijke en klassieke tradities . De paus en de nieuwe westerse keizer en alle andere geestelijke en wereldlijke machthebbers die aan hen hun gezag ontleenden, waakten over het behoud van dat beeld en van die wereld. De gelovige christen ontleende er zijn identiteit aan en tezamen zorgden machthebbers en gelovigen dat andere ideeën in hun wereld geen kans kregen.

Pascal verklaarde dat hij geloofde niet ondanks, maar omdat dat absurd was. Voor humanisten is zo’n houding onbegrijpelijk, maar zij raakt de kern van het christelijk geloof en ook de kern van het verschil tussen humanisme en christendom. Humanisme gaat voor de ratio, christendom gaat uiteindelijk net als alle andere godsdiensten voor intuïtie en inspiratie.

In de dertiende eeuw probeerde een leerling van mohammedaanse en Joodse filosofen en schriftgeleerden, de erudiete Dominicaan Thomas Aquinas, om met groot intellectueel geweld de tegenstellingen in de christelijke leer weg te redeneren. Hij was de grootste analyticus en het beste juridische brein van de Middeleeuwen, maar geen Augustinus of Pascal. De dertiende eeuw, waarin Thomas leefde was tevens de laatste waarin de middeleeuwse wereld nog  in zijn oude glorie kon worden waargenomen, daarna kwam met de verbanning van de pausen naar Avignon, de afname van hun morele overwicht en de ruimte voor twijfel aan het oude wereldbeeld.

Het protestantisme van Wycliff, Huss, Luther en Calvijn kan als een godsdienstige, maar ook als een culturele revolutie worden beschouwd. Cultureel, in de zin dat Noord-Europa zich daarmee afwende van de Mediterrane bakermat van de beschaving. Sinds het Protestantisme gaat Noord-Europa een eigen weg, laat los van het oude middelpunt en wordt zelf aan de kusten van de Noordzee een nieuw wereldcentrum van de beschaving.

Het protestantisme was het take off point voor de moderniteit, maar als geloof heeft het nooit de plaats van het Latijnse christendom kunnen innemen. Vanuit het protestantisme ontstond na korte tijd het agnostische humanisme met een ethische inhoud die wel uiteindelijk de plaats van het christendom zou gaan innemen.

Humanisme is een geloof zonder rituelen en zonder God, met een laïcistische ethiek in de vorm van de leer van de democratie en de rechten van de mens. Die ontwikkeling en de tegenstelling tussen humanisme en protestantisme zat er in de zestiende eeuw al in en wordt gepersonifieerd door de twee antagonisten Luther en Erasmus.

Erasmus is de moderne mens die zich niet meer buigt voor de Allerhoogste, maar die ruzie over dat onderwerp uit de weg gaat. Luther onderkent dat beter dan ieder ander. Hij achtte Erasmus een groter gevaar voor het christendom dan de kerk van Rome en wil door hem niet worden gered. Maar van de regen van Erasmus komt de arme Luther in de drup van de protestante vorsten, wat voor altijd de zelfstandigheid van de Evangelische Kerk heeft ondermijnd. Waarschijnlijk kon dat niet anders. Godsdienst zonder macht heeft als culturele kracht geen toekomst.

Luther was een kerkhervormer en een heilige, maar zijn hervorming heeft per saldo de weg vrij gemaakt voor het atheïstische humanisme. Het is de ironie van het lot dat hij daarmee meer heeft bijgedragen aan de triomf van het humanisme dan Erasmus van Rotterdam, die hij zo terecht wantrouwde.


  1. Niet helemaal ten onrechte vinden veel mohammedanen dat echte christenen op grond van dit credo en de geldende officiële leer van de kerk hun kant zouden horen te kiezen in hun strijd met het westerse hedonistische humanisme.Het individualisme, het hedonisme en zeker ook de tolerantie voor ongelovigen was de middeleeuwse christenkerk vreemd.
  2. Onder humanisme versta ik hier niet de waarden van het Humanistisch Verbond of het gedachtegoed van Erasmus en de vroege Italiaanse humanisten. Onder humanisme versta ik de leer van de Verlichting zoals die qua normen en waarden door de Pruisische filosoof Kant werd geformuleerd en zoals die nu tot uiting komt in de Declaration of Human Rights van de Verenigde Naties.
  3. Frankrijk was in de Middeleeuwen na Italië het belangrijkste en het meest volkrijke en beschaafde deel van West-Europa. Over de heerschappij in Frankrijk zelf was een langdurige strijd ontstaan, tussen de rivaliserende koningen van Parijs en van Londen. De strijd om de troon van Frankrijk was in aanvang dynastiek en werd pas in de latere fase een nationaal conflict. Zowel Frankrijk als Engeland hebben in de honderdjarige oorlog hun eigen identiteit gevonden en dat gebeurde precies in de tijd dat het gezag van de christelijke kerk tanende was en er ruimte ontstond voor een nieuw zelfbeeld van christenen.
  4. Christus en zijn eerste volgelingen gingen uit van een wederkomst op betrekkelijk korte termijn, zeker nog voor het overlijden van de volgelingen; vandaar dat het probleem toen nog niet speelde wat er met (de zielen van) de overledenen moest gebeuren tussen hun overlijden en de Parousia. Later is er een hele theologie ontstaan over het voorgeborchte waar de zielen verbleven die niet verdoemd waren maar toch nog moesten boeten voor hun eigen zonden of de erfzonde tot de wederkomst van Christus. Die theologie heeft tot grote strijd binnen de kerk geleid;  het was onder meer de bron van de leer van de verhandelbare aflaten, waar Maarten Luther zich zo tegen verzette.
  5. De Kopten en andere Oosters-christelijke kerken kennen meer evangeliën, waarvan de meest bekende het zogenaamde evangelie van Thomas is.
  6. Mohammed constateerde met recht dat Paulus en andere volgelingen van Jezus veel van diens leer moesten hebben  “hertaald”. Dat Mohammed ook de kruisdood niet wilde aanvaarden heeft misschien meer te maken met zijn afkeer van een zo gewelddadige dood van een profeet, een categorie waar hij zich immers zelf ook toe rekende.

Dit artikel over het christendom verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.

3 reacties

  1. Gienekehado St. schreef:

    Voor mij is de islam een opgetuigde religie / politieke stroming met jatwerk uit het Christendom / Jodendom, om deze religies te kunnen bestrijden.

  2. Kanaloa01 schreef:

    Het huidige Christendom heeft meer uit te staan met Humanisme?
    Als ik zie de beslissingen zie en hoor de Hugo de Jonge en zijn mede CDA’ers(Christelijken) nemen, aangevuld met de farizeeërs van de Christen Unie en die van VVD(gedeeltelijk Christenen) en D’66(ongelovige Globalisten) dan kan ik niet zeggen dat die getuigen van veel Humanisme, eerder met Fascisme.

    Ik denk dat de schrijver is blijven steken in de geschiedenis en niet meer ziet wat het heden inhoud. \

  3. scherpschutter1943 schreef:

    christendom betekent in de praktijk dat je tot een bepaalde economische gemeenschap behoort met als slogan: “koopchristelijke waar dan helpen wij elkaar. Voor de erg gelovigen is er ook zo’n kreet die de lieden weer met beide voetjes op de grond moeten zetten: “De heer is mijn herder maar met geld kom je verder”. Voor diegenen die dit lezen maar het niet geloven verwijs ik naar de door god gezalfde cda.christen, de heer van Lienden, die dankzij listige kunstgrepen, manipulatie, vriendjespolitiek en met machtige relaties in de regering en de partij het cda, kans zag om iedereen te flessen en er stinkend rijk mee te worden. Ik kan als outseider in deze materie nog steeds niet ontdekken wat hij in deze montsertranasctie fout heeft gedaan. Een echte christen die Van Lienden.