Een elite van linkse signatuur – geen verbetering in zicht
Hoe de elite van linkse signatuur haar positie wist te behouden na Fortuijn, wordt hier door Toon Kasdorp goed en duidelijk uitgelegd.
Een ding staat eigenlijk wel vast, J.A.A. van Doorn kon goed schrijven. Kunnen schrijven betekent dat je weet wat je wilt zeggen en dat je het technisch onder woorden kunt brengen op een manier die de mensen lezen willen. Van Doorn kon dat beter dan Paul Cliteur. Dat hij schreef in een zo rechts medium als HP blijft merkwaardig.
Ik stel me zo voor dat het merendeel van de artikelen die in het weekblad worden gepubliceerd hem niet zal hebben aangestaan, maar dat hij aan de andere kant tevreden was om ergens op rechts een platform te hebben gevonden voor zijn gedachtegoed. Meestal reageert hij niet op al de rechtse praat die om hem heen gepubliceerd wordt, maar een keer ging het hem kennelijk te ver.
Joost Niemöller had naar aanleiding van de affaire Paul Cliteur zijn vrees uitgesproken dat het links opnieuw zou lukken om rechts de mond te snoeren, zoals dat vóór Pim Fortuijn een paar decennia lang het geval was geweest. Van Doorn vond dat onzin en besteedde zijn artikel aan het weerleggen van dit idee.
De manier waarop hij zoiets doet is typerend voor een wijze van werken, die hij gemeen heeft met een aantal andere deelnemers aan het publieke debat, zoals Marcel van Dam. Het is een manier van redeneren die al bestaat sinds de tijd van de Griekse sofisten en die in de Oudheid en de Middeleeuwen onderwezen werd in retorica scholen. Zij hoort tot de beroepstechniek van de moderne advocatuur. Het gaat er daarbij niet om om de waarheid aan het licht te brengen, maar om je gehoor te overtuigen. Cicero was er een meester in en de Jezuïeten zijn er beroemd mee geworden.
Een van de gebruikte technieken is om de tegenstander dingen in de mond te leggen die hij nooit beweerd heeft of ironisch bedoeld heeft en daar dan tegen van leer te trekken. Een andere truc is om onopvallend van onderwerp te veranderen, iets te beweren waar niemand wat op tegen kan hebben en dan te doen of dat het gene is waar de tegenpartij zo onredelijk tegenaan schopt.
Het standpunt van Niemöller kwam, kort samengevat, hier op neer dat in Nederland een elite opereert van linkse signatuur, die het in alle geledingen van de overheid en de publiciteit voor het zeggen heeft, in de pers, in het onderwijs, in de ambtenarij, de rechterlijke macht tot aan de zogenaamd rechtse politieke partijen als het CDA en de VVD toe. Die elite heeft decennia lang alle opvattingen die niet met de hare strookten verketterd en buiten de publiciteit gehouden. Dat was ook het standpunt van Pim Fortuijn en aan zijn aanval op deze elite had hij zijn grote aanhang te danken.
Van Deursen, de VU historicus, heeft ooit beweerd dat in de moderne Nederlandse geschiedenis verschillende geestelijke stromingen achtereenvolgens dominant zijn geweest in perioden van ongeveer vijftig jaar. Dat betekende volgens hem niet dat de politieke partijen die deze stromingen representeerden steeds een meerderheid in het parlement hadden, maar wel dat zij de agenda bepaalden, ook als anderen formeel de macht hadden.
Wat Niemöller zei kwam hierop neer dat de PvdA de afgelopen vijftig jaar de agenda bepaald heeft en dat voormannen van andere partijen zoals Dijkstal van de VVD en Aantjes van het CDA in feite net zo links waren als de mensen van GroenLinks of de SP. Dat bepalen van de politieke agenda kan een geestelijke stroming doen als zij de publieke opinie op haar hand heeft.
Met die politieke opinie is het vreemd gesteld. Daarin kunnen onder omstandigheden opvattingen heersen die niet door een meerderheid van de bevolking worden gedeeld, maar die meerderheid is dan privé, niet publiek. Zo’n zwijgende meerderheid kan tijdenlang blijven bestaan, totdat de ideeën die de publieke meningsvorming bepalen zo duidelijk afwijken van de werkelijkheid en zo in de weg staan aan het oplossen van problemen dat het echt niet langer gaat. Dan doet zich een verschijnsel voor als Pim Fortuijn, dan kristalliseert de bestaande ontevredenheid zich opeens uit rond een tamelijk willekeurig persoon, die als het ware in zijn eentje roept dat de keizer geen kleren aan heeft.
Maar als gevolg van het verschijnsel Pim Fortuijn heeft rechts nu weer een podium en kunnen het handjevol rechtse publicisten hun verhaal kwijt in de pers. Dat betekent niet dat al die journalisten, hoogleraren, ambtenaren, rechters en politici nu plotseling rechts geworden zouden zijn of meer sympathie voor rechtse opvattingen zouden hebben gekregen.
Niemöller verwees naar Wallage, de burgemeester van Groningen en ex-fractievoorzitter van de PvdA, die Van Aartsen, die toen fractievoorzitter was van de VVD, heeft aangespoord om Hirsi Ali de mond te snoeren. Ellian, een van de rechtse publicisten noemde dat optreden morele terreur. Ik zou het woord terreur niet zo vlug in de mond nemen, maar een goed voorbeeld van waar Niemöller bang voor is, is het wel. Van Doorn doet het subtieler dan Wallage, maar een poging tot censuur van Hirsi Ali was ook onderdeel van zijn betoog.
Cliteur was bang voor zijn hachje, mede naar aanleiding van het bericht dat zijn publicaties ongenoegen wekten in kringen van moslimjongeren en tegen de achtergrond van de mededeling van een bekende Nederlandse publicist van linkse signatuur dat hij hem het liefste onder de tram zou willen duwen.
Een van de trucs van J.A.A. van Doorn is dat hij zoiets op een lijn plaatst met de oproep van een rechtse publicist aan Wallage om zich eens door een psychiater te laten nakijken of het typeren van het politieke optreden van Wouter Bos als een ondraaglijke leegte. Dat is niet hetzelfde. De moord op Fortuijn had wel degelijk te maken met een demonisering die de remmen bij geestelijk labiele personen heeft losgemaakt.
In het geval van Fortuijn was het een ervaren linkse actievoerder en bij Van Aartsen een onervaren werkloze advocate, maar losstaande incidenten zijn het niet. Piet Grijs was in al zijn aliassen een malloot, maar een ongevaarlijke gek was hij niet. Ik denk dat iedereen Paul Cliteur graag wat flinker zou hebben gezien, maar dat hij bang werd was geen onzin.
Het artikel van Van Doorn zat goed in elkaar en het was daarom de moeite waard om het te bestrijden. Hij deed alsof intussen rechts het in Nederland voor het zeggen zou hebben en dat is niet het geval. Rechts wordt voor het eerst sinds decennia weer gehoord en dat is winst, maar links zit nog op alle stoelen van de macht.
Het onderwijs, de zorg, de nationale veiligheid, het justitiële apparaat en de ambtenarij zijn in hun handen in het ongerede geraakt. Meer dan een miljoen allochtone immigranten zijn op een ongeordende manier het land binnengelaten en veroorzaken door hun gebrek aan aanpassing grote problemen. Daarin zal niets veranderen zolang links het voor het zeggen houdt en in de rechtse partijen de keus lijkt te bestaan uit mensen als Wilders of Moszkowicz. De Fortuijniaanse revolte, zoals Van Doorn haar noemde, is niet alleen niet geslaagd, hij is zelfs nog niet eens begonnen.
Dit artikel over de elite van linkse signatuur verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.
Meer van Toon Kasdorp vindt u hier