Doel van het strafrecht
Het strafrecht dient om de belangrijkste normen en waarden in het land en daarmee de samenleving in stand te houden. Dat wordt gedaan door sancties te zetten op schendingen en die sancties uit te spreken in een rituele en plechtige setting, de terechtzitting.
Sancties horen evenredig te zijn aan de geconstateerde normschending. Zonder een goed functionerend strafrecht blijft een samenleving niet in stand. Als een onschuldige wordt veroordeeld of de sanctie opvallend veel lichter of zwaarder is dan de schending, dan ondervinden de leden van de samenleving daarin een rechtstekort. Dat kan een gevolg zijn van menselijke fouten die gemaakt worden in de procedure, maar ook in een tekort schieten van het systeem. En het systeem dat wij hebben in onze multiculturele samenleving schiet aan alle kanten te kort.
Op een aantal normschendingen die als heel ingrijpend worden ervaren is het strafrecht niet ingericht. Als de normschending bijvoorbeeld het gevolg is van een reeks van handelingen die min of meer los van elkaar staan, door verschillende mensen zijn gepleegd op verschillende tijdstippen en zonder dat er van een bewuste coördinatie sprake is, dan laat het strafrecht verstek gaan. Er vindt geen veroordeling plaats bij gebrek aan een geschikte tenlastelegging.
Soms krijgt een enkeling op zijn brood wat eigenlijk aan veel meer mensen zou moeten worden toegerekend. Een voorbeeld van het eerste was de vuurwerkramp in Enschede, waarvoor de directeuren van de vuurwerkfabriek uiteindelijk zijn veroordeeld. De tenlastelegging was een vorm van onvoorzichtigheid, overtreding van milieuvoorschriften en verboden handel in vuurwerk. Met de ramp had dat alleen in de verte van doen en de straf was niet in proportie met de normschending.
De autoriteiten die een vuurwerkfabriek hadden toegestaan midden in een woonwijk en die onvoldoende toezicht hadden gehouden waren tenminste zo schuldig. Die werden niet vervolgd. Ze gingen vrij uit omdat een individuele schuldige bij de overheid eigenlijk niet aan te wijzen was. Het gebrek zat in het systeem. En de schuld lag niet alleen bij de plaatselijke overheid. De rijksoverheid die geen sluitende controle organiseert op dit soort gevaarzetting was minstens zo schuldig. Alles bij elkaar was de uitkomst van de strafvervolging erg onbevredigend.
Iets dergelijks was aan de hand met de cafébrand in Volendam. Het toezicht van de overheid ontbrak en dat er sprake was van gevaarzetting werd door de autoriteiten niet onderkend. De burgemeester van Volendam heeft naar aanleiding van de ramp ontslag genomen, maar dat was eigenlijk meer een zondebok die zichzelf de wildernis heeft ingestuurd. Hem persoonlijk viel geen verwijt te maken.
Bij de Herculesramp op het vliegveld Eindhoven werden in eerste instantie de brandweercommandant en de luchtverkeersleider veroordeeld. In hoger beroep werden ze weer vrijgesproken. Die hadden geen van beiden de ramp veroorzaakt, dat waren vogels die in een van de motoren waren terecht gekomen. Er waren kennelijk Barbertjes die moesten hangen, ondanks dat hier zo duidelijk sprake was van een ongeluk en er van geen ernstige nalatigheid sprake was bij het bestrijden van de gevolgen van het ongeluk..
Het is de taak van de rechter om in gevallen als de Herculesramp de feiten in het vonnis zo weer te geven dat iedereen overtuigd raakt dat er sprake was van een ongeluk en niet van een normschending. Ter voorkoming van rampen met de vuurwerkfabriek in Enschede of het café in Volendam is het de taak van de wetgever om de gevaarzettingen langs twee wegen strafbaar te maken.
In de eerste plaats door voor iedere ontoelaatbare vorm van gevaarzetting één persoon verantwoordelijk te maken. Die moet dan de bevoegdheden en machtsmiddelen hebben om de risico’s te beperken tot een aanvaardbaar niveau. Hij hoort in evenredigheid tot zijn tekort schieten door bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties getroffen te kunnen worden. Daarnaast horen individuen die, zonder deze specifieke verantwoordelijkheid maar door opzettelijk of grof nalatig handelen, een ramp veroorzaakt hebben strafbaar te zijn. Dat laatste is wel het geval maar het eerste niet.
Veel onduldbare schendingen van belangrijke normen en waarden in onze samenleving vinden plaats door collectief gedrag van allochtonen, leden van samenlevingen die er andere normen en waarden op na houden. Ons strafrecht staat hier met lege handen omdat het alleen op individuen is gericht.
Een misdrijf als eerwraak leidt tot een vervolging en veroordeling van de individuele pleger, die vaak door zijn familie voor het plegen van de gruweldaad is uitgezocht omdat hij door zijn jeugdige leeftijd een lichtere straf tegemoet kan zien dan zijn oudere broers. Tasjes roven en overvallen is een vorm van het vergaren van inkomsten die vooral bij Marokkaanse jongeren voorkomt. We zouden een strafrecht moeten hebben dat hele groepen kon aanpakken en niet alleen het individu dat als onderdeel van de groep functioneert.
Neem de doodslag die op het Heinekenplein gepleegd werd door een groep Arabieren tegen de drugsverslaafde Anja Joos. Zij werd door de daders verdacht van winkeldiefstal en het is een voorbeeld van hoe raar de vervolging van zo’n groep vigilantes uit kan pakken. Sommigen hadden het fatsoen hun aandeel in de mishandeling en de doodslag te bekennen maar anderen ontkenden alles.
Van de laatsten kwamen er een paar vrij en een of twee werden toch veroordeeld. De eersten werden allemaal veroordeeld. We hebben in ons strafrecht geen mogelijkheid om iedereen die zich bij een groep voegt die het misdrijf begaat q.q. te veroordelen tenzij tegen de betrokkene een vorm van medeplegen kan worden bewezen.
Wanneer iemand voor de tigste keer veroordeeld wordt voor een taakstraf verliest die straf alle zin. Die is bedoeld als een soort laatste waarschuwing, als een voorwaardelijke straf kennelijk niet meer helpt. Hij wordt in de praktijk vooral gebruikt om bij gebrek aan ruimte in detentie-inrichtingen toch nog iets te kunnen doen.
Iemand die een misdadig leven leidt wordt niet veroordeeld omdat hij een crimineel is, maar vanwege een of meer tegen hem bewezen strafbare feiten. Met het feit dat hij al zo vaak eerder veroordeeld is wordt alleen rekening gehouden als een strafverzwarende omstandigheid: de taakstraf wordt met enige tientallen uren verhoogd. Komt de betrokkene niet opdagen dan is er nog steeds gebrek aan ruimte in de bajes en boetes zijn op hem niet te verhalen. Justitie staat in feite met lege handen.
Toen de eertijdse hoofdcommissaris van Utrecht Wiarda uiting gaf aan de frustratie bij zijn politie over het uit de hand lopen van allochtone criminaliteit, door te suggereren dat een ander soort straffen meer op zijn plaats zou zijn, kostte hem dat zijn baan. Toch had de man gelijk. Wie een misdadig leven leidt hoort een straf te krijgen die evenredig is aan de afschuw van de samenleving over zijn manier van leven.
Criminelen die voor de vierde of vijfde keer gepakt worden voor roof, mishandeling of aanranding zouden geen taakstraf horen te krijgen maar bijvoorbeeld drie maanden eenzame opsluiting op water en brood. Daarna tien jaar straatverbod met een uitzondering voor woon-werk-verkeer. Elektronische bewaking moet er op toezien dat de veroordeelde zich daaraan houdt. Doet hij dat niet dan is de doodstraf de enige definitieve manier om aan zijn criminele gedrag een einde te maken. Dat is dan het sluitstuk op het systeem en één die zijn schaduw vooruit zal werpen.
De doodstraf hebben we afgeschaft. De afkeer ertegen is zo groot dat zij bij verdrag is uitgebannen. Maar het is het enige wat overblijft als al het andere heeft gefaald. Het in stand houden van de samenleving is belangrijker dan het leven van een individu. Een strafrechtstelsel dat voor hele delen van de doelgroep niet meer blijkt te werken brengt de samenleving in gevaar.
Dat doet naar de mening van veel humanisten de herinvoering van de doodstraf ook. Het is inderdaad een afweging tussen twee kwaden. Maar een voortschrijdende criminalisering van de samenleving veroorzaakt de verruwing waar de bestrijders van de doodstraf bang voor zijn net zo goed, dus de keuze ligt voor de hand: de doodstraf voor hardnekkige criminelen, waarbij van vergissingen geen sprake kan zijn en een tot inkeer komen illusoir is. Dat is beter dan de verloedering van de samenleving op zijn beloop te laten.
Dit essay over Doel van het Strafrecht verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.
Meer artikelen van Toon Kasdorp vindt u hier.
Meer over strafrecht vindt u hier.
Totdat blijkt dat het systeem fouten maakt en er onschuldigen worden gedood, daar ga je dan met je doodstraf en heb je de samenleving tot een stel moordenaars gemaakt.