De Vlaamse regering heeft geen coherente visie op bovenlokale samenwerking
Na een superministerraad keurde de Vlaamse regering de splitsing van De Lijn in vijftien vervoersregio’s goed. Natuurlijk zal deze beslissing verdwijnen in de resem andere en meer controversiële beslissingen.
Dit is nefast want dit bewijst weeral dat de Vlaamse regering, en meer specifiek de N-VA, geen coherente visie heeft op bovenlokale samenwerking. Dit dreigt de oude politieke cultuur van postjes te bestendigen.
Inleiding
Het is een bericht in Het Laatste Nieuwsdat vrees ik onopgemerkt zal voorbijgaan. Het aanbod van openbare vervoersmaatschappij De Lijn wordt opgedeeld in drie: het ‘kernnet’ (voorstedelijke en interstedelijke verbindingen), het ‘aanvullende net’ (verbindingen met buitenwijken en kleinere kernen) en het ‘vervoer op maat’ (belbussen, de pendeldienst van een bedrijf of het busje van een rusthuis).Dit vervoer op maat zal verzorgd worden door de zogenaamde vijftien vervoersregio’s met elks een regioraad. Deze regioraad, bestaande uit de gemeenten, De Lijn en de NMBS, zullen zich buigen over het aanbod in deze regio’s. De regio’s gaan er zo uitzien:
Inleiding
Het is een bericht in Het Laatste Nieuwsdat vrees ik onopgemerkt zal voorbijgaan. Het aanbod van openbare vervoersmaatschappij De Lijn wordt opgedeeld in drie: het ‘kernnet’ (voorstedelijke en interstedelijke verbindingen), het ‘aanvullende net’ (verbindingen met buitenwijken en kleinere kernen) en het ‘vervoer op maat’ (belbussen, de pendeldienst van een bedrijf of het busje van een rusthuis).Dit vervoer op maat zal verzorgd worden door de zogenaamde vijftien vervoersregio’s met elks een regioraad. Deze regioraad, bestaande uit de gemeenten, De Lijn en de NMBS, zullen zich buigen over het aanbod in deze regio’s. De regio’s gaan er zo uitzien:
Bron: HLN.be |
Dit is één van de meest nefaste beslissingen de Vlaamse regering kon maken. Ik ga deze blog wijden waarom dit zo’n slecht plan is en wat een alternatief zou kunnen zijn.
Meer of minder?
Het beleid van de Vlaamse regering lijkt meer en meer op de moodswings van een manisch-depressieve.
De ene keer zijn zij voor lokale inspraak, samenwerking en regionalisering. Dan richten zij, vaak onder Europese druk, allerlei bovenlokale tussenstructuren op. Zo zijn er toeristische regio’s, regionale landschappen, bekkens en nu ook vervoersregio’s. Elke regio heeft een raad, stelt plannen op of produceert rapporten. Overlegorganen moeten de kakofonie aan regio’s stroomlijnen.
De andere keer zijn zij voor micromanagement, rationalisering en centralisering. Het lot van de provincies hangt aan een zijden draadje, fusies van gemeentes worden aangemoedigd of zelfs opgelegd en trots wilt N-VA de verschillende distributiebeheerders onderbrengen in één Vlaams nutsbedrijf na het intercommunaleschandaal begin 2017.
Wat wilt de Vlaamse regering zelf, meer of minder bovenlokale samenwerking? Het resultaat van deze beleidscultuur van ad hoc oprichting en afschaffing van bovenlokale samenwerking (vaak met een flinke snuif politiek opportunisme en steekvlampolitiek) is vaak juist een vergaande versnippering van het bovenlokaal niveau.
Tijd voor échte rationalisering
Als je alle raden ziet, dan zie je dat zij ruwweg allemaal van dezelfde grootte zijn en een grote overlap hebben in samenstelling.
Als je alle raden ziet, dan zie je dat zij ruwweg allemaal van dezelfde grootte zijn en een grote overlap hebben in samenstelling.
Dit kwam ook tot uiting in het rapport uit 2012 dat toenmalig minister van Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois (N-VA) bestelde bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. Wat de onderzoekers deden, waren de samenstelling van de verschillende vormen van bovenlokale samenwerking en intercommunales inventariseren en dan de terugkerende samenwerkingen clusteren.
De kaart van Vlaanderen zag er dan zo uit:
Twee clusteranalyses. Bron: Regioscreening bestuurlijke regionale samenwerking in Vlaanderen |
Afhankelijk van de resolutie geeft de clusteranalyse twee verschillende uitkomsten, met op de onderste kaart een aantal gemeenten die in meerdere regio’s kunnen vallen.
Wat opvalt, is dat regio’s die uit deze clusteranalyse kwam, sterk gelijkt op de kaart van de vervoersregio’s. Deze volgen de wetmatigheden van geografische nabijheid en padafhankelijkheid.
Dit is logisch: de clusteranalyse is de grafische voorstelling van de al hechte samenwerking tussen gemeenten en de vervoersregio’s zijn een continuering van deze voorgaande samenwerking. Deze samenwerking gebeurt altijd tussen buurgemeenten (je zal geen bovenlokale samenwerking vinden tussen Voeren en De Panne). Je gaat dus vaak dezelfde configuratie aan regio’s terugvinden.
Dit rapport had in 2012 al de bouwsteen kunnen zijn van een interne staatshervorming, waarbij de provincies, intercommunales en andere structuren zouden samenvallen in één nieuw bovenlokaal niveau. Het is een suggestie dat ik ook al eerder maakte. Dit zou verdere fusering van gemeenten overbodig maken, omdat bevoegdheden van de gemeenten gewoon naar dit niveau kan getransfereerd worden.
De Jong CD&V afdeling van het Waasland toont hoe het moet. Zij willen de 122 (!) intercommunales werkzaam in het Waasland onderbrengen in één overkoepelend regiogewest. Dit is pas échte rationalisering en regionalisering.
Intercommunales en de oude politieke cultuur
Dan vraag je je af: hoe komt dat de Vlaamse regering nog maar eens een aparte bovenlokale structuur opricht en dit rapport in de kast stof laat vergaren?
Dan vraag je je af: hoe komt dat de Vlaamse regering nog maar eens een aparte bovenlokale structuur opricht en dit rapport in de kast stof laat vergaren?
Eén woord: postjes. Elke raad heeft verplicht vertegenwoordiging van alle gemeenten en verscheidene actoren in het middenveld. Zulke raad is een ware generator van postjes. In Vlaanderen zijn er 308 gemeenten. Dit betekent dat met de vervoersregio’s minstens 308 postjes voor politici bijkomen. Deze raden zullen een veelvoud aan vergaderingen houden en deze 308 politici strijken dan ook een veelvoud aan zitpenningen op.
Vaak is er Mattheüs-effect, waarbij één politicus in verscheidene raden zetelt. Het is niet ongewoon dat in een kluwen van intercommunales zoals het Gentse Farys, Eandis en Fluvius één enkele politicus tien, twintig of in het geval van Koen Kennis (N-VA) veertig, mandaten bij elkaar sprokkelt. Dit tikt aan op de bankrekening en omdat zitpenningen niet worden gerekend bij het loonplafond, kunnen schepenen en burgemeesters hierdoor meer verdienen dan een minister.
Zulke structuren kosten alleen maar veel geld, zijn log en inefficiënt en geven vaak alleen de illusie van inspraak. Vaak zijn de beslissingen die gebeuren op zulke vergaderingen een groot geheim en zijn de jaarrekeningen zeer summier. Ze bestendigen vaak het status-quo en zijn niet altijd volgens het algemeen belang (waarom een drinkwatermaatschappij investeert in een voetbalstadion is nog steeds een mysterie).
Dit maakt democratische controle door de oppositie en de media nagenoeg niet gebeurd. Als oppositielid is het bijna uitgesloten een bestuurszitje te bemachtigen, dat wordt vaak netjes paritair volgens de heersende verhoudingen verdeeld.
Conclusie
De Vlaamse regering heeft met de oprichting van nogmaals een regionale tussenstructuur een non-keuze gemaakt. Er zit geen groot bestuurlijk idee erachter. Hierdoor verrommelt Vlaanderen steeds verder en verder. Dit gaat ten koste van de belastingbetaler, die de meerkost van deze logge en verspillende structuren moet ophoesten.
De Vlaamse regering heeft met de oprichting van nogmaals een regionale tussenstructuur een non-keuze gemaakt. Er zit geen groot bestuurlijk idee erachter. Hierdoor verrommelt Vlaanderen steeds verder en verder. Dit gaat ten koste van de belastingbetaler, die de meerkost van deze logge en verspillende structuren moet ophoesten.
Vlaanderen zou veel meer baat hebben met een coherent bovenlokale structuur, gegrond in bestaande samenwerkingsverbanden. Deze bovenlokale structuur zou een volwaardige raad hebben met volwaardige raadsleden, niet bijklussende lokale politici. Deze raad zou geen vriendenclubje zijn maar een volwaardig parlement met meerderheid en oppositie, en met een regionaal bestuur die aan de raad verantwoording moet afleggen.
Wat kwalijker is, is dat ook N-VA de oude politieke graaicultuur van postjes heeft goedgekeurd. De N-VA is aan een sneller tempo aan het ‘belgianiseren’ dan gedacht. Een N-VA minister heeft een rapport gewoon in de kast laten liggen. N-VA is meer bezig met hun anti-provinciale en anti-gemeentelijke fetisj dan met het bouwen van het Vlaanderen van morgen. Wat we zelf doen.
Dit essay verscheen eerder op het Blog van de Mondige