DE WERELD NU

Darwin, sociale evolutie en sociobiologie

Darwin, sociobiologie

Toen Darwin de wereld overtuigde van zijn evolutietheorie werd die door zijn volgelingen meteen toegepast op de menselijke samenleving. Er ontstond een soort gemankeerde sociobiologie.

De sociologen of leken die dat deden hadden niet de strenge wetenschappelijke discipline van Darwin zelf. Maatschappelijke theorieën zoals die van Herbert Spencer  waren simpel en weinig overtuigend. Wishful thinking speelde een belangrijke rol. De grote industriebaronnen uit de tweede helft van de negentiende eeuw zagen in het Darwinisme een rechtvaardiging voor de onverschilligheid tegenover hun werknemers; hun  winststreven paste, zo vonden zij, bij de survival of the fittest en werd zo gerechtvaardigd.

Filosofen die met de leer van Kant waren opgegroeid wezen het soort vermenging van feitelijke en normatieve beschouwingen, waar de sociobiologie in grossierde van de hand. De nieuwe tak van wetenschap raakte daardoor in het verdomhoekje. Zoals het vaak gaat wanneer theorieën in een onvolkomen of valse vorm worden weerlegd, vormen zij later een obstakel voor verder onderzoek ook als dat latere onderzoek wetenschappelijk wel verantwoord zou zijn. Pas de laatste jaren heeft de sociobiologie weer iets aan wetenschappelijke status herwonnen. Eigenlijk meer nog de biopsychologie dan de biosociologie.

De gedachte dat ook de menselijke samenleving een natuurproduct is heeft nog geen algemene ingang gevonden. Toch is zij volgens Darwin net zo goed onderworpen aan evolutionaire processen als andere producten  van levende wezens. De idee dat de snelle ontwikkeling van de hominiden in de laatste paar miljoen jaar iets te maken zou kunnen hebben met het gelijktijdige ontstaan van hun complexe samenleving is voor  biologen en sociologen nog geen centraal onderwerp van studie[1].

Toch zit het onderwerp vol met interessante vragen. Neem de vraag hoe gedragspatronen, die in de evolutie zijn ontstaan om hominiden te laten functioneren in betrekkelijk kleine groepen verzamelaars en jagers, werden aangepast aan het leven in een wereldstad en het werken in een mammoetorganisatie.

Zo geformuleerd wordt een sociologisch probleem vertaald in een probleem voor ethologen waar met kennis van biologie en de mechanismen van de natuurlijke selectie iets zinnigs over te zeggen zou moeten zijn.

Cultuurbepaald gedrag, dat door sociologen altijd als het alternatief wordt gezien voor genetisch bepaald gedrag is dit voor biologen niet. Zij zien cultuur, die zij ook bij dieren waarnemen als niets anders dan als een aanvullende techniek, in de evolutie ontstaan om de langzame genetische processen een stap voor te zijn.

Die techniek is nodig wanneer de aanwezige genetische gedragspatronen ontoereikend blijken om aan nieuwe omstandigheden het hoofd te bieden. Er is geen tegenstelling tussen nature en nurture. De twee zijn loten van dezelfde stam en zij vullen elkaar aan.

Gedragsveranderingen lijken bij hogere organismen in eerste instantie eigenlijk altijd cultureel bepaald te zijn. Het gewijzigde gedrag  leidt tot fricties met het bestaande door genetische aanleg bepaalde gedrag. Die frictie veroorzaakt een evolutionaire druk, die op haar beurt tot een relatief snelle genetische aanpassing van de soort kan leiden.

Genetische biologische processen zijn relatief langzaam, maar dat is inderdaad dus relatief. In termen van evolutie is honderdduizend jaar bliksemsnel. Als we overwegen hoe lang het heeft geduurd voordat na het ontstaan van het leven uit de prokaryoten de eukaryoten ontstonden, dan is honderdduizend jaar daarbij vergeleken niets.

In die laatste honderdduizend jaar is het levenspatroon van mensen zeer ingrijpend veranderd en veranderen doet het nog steeds, in hoofdzaak door cultureel bepaalde gedragsaanpassingen. In hoeverre dat al tot complementaire genetische aanpassingen heeft geleid is onduidelijk en grotendeels niet onderzocht, maar voor de hand liggend lijkt het wel.

Darwin stelde[2] dat de natuurlijke selectie in de natuur op dezelfde wijze werkt als de teeltselectie die de mensen toepassen op de gekweekte planten en dieren. Kleine wijzigingen die bij individuen optreden vererven en accumuleren als zij gunstig blijken voor de soort.

Niles Eldredge, een van de twee auteurs van het bekende Punctuated Equilibria, heeft in een later boek Time Frames uiteengezet dat het zo als Darwin meende in de natuur niet werkt. Soorten kunnen vele tientallen miljoenen jaren uiterlijk onveranderd blijven, om dan plotseling te verdwijnen of plaats te maken voor een dochtersoort die in een geologisch zeer korte tijd de ecologische plek van de moeder inneemt.

De kleine wijzigingen waar Darwin het over heeft en waar een kweker of teler mee kan werken om een soort te veranderen blijven in de natuur als het ware in de genenpool hangen, ze leiden alleen tot veranderingen als de omstandigheden waaraan de soort was aangepast eerst veranderen. De soort neigt er toe om waarneembaar afwijkende exemplaren uit te bannen, zodat hun afwijkende eigenschappen maar zelden worden doorgegeven. Via hun verwanten blijven de dit soort mutaties soms wel en soms niet recessief aanwezig.

De algemene eerbied voor Darwin en het belang van de evolutietheorie voor de biologie in al haar aspecten brengen mee dat op dit soort vergissingen weinig nadruk wordt gelegd, maar dat de natuur het net zo zou doen als de kwekers en fokkers, dat is dus niet zo.

Maar hoe ze het wel doet en wat de mechanismen zijn die los van onze bestuurlijke en politieke beleidsvoornemens de samenleving veranderen dat weten we nog beslist onvoldoende. En dat is ook daarom zo onbevredigend, omdat veel van de maakbaarheid die onze progressieve partijen aan de samenleving toekennen daardoor in de lucht komt te hangen.


  1. Sociobiology: The New Synthesis 1975, Harvard University Press, (Twenty-fifth Anniversary Edition, 2000 ISBN 0-674-00089-7)
  2. Man: From Sociobiology to Sociology: by Edward O. Wilson
  3. Sociobiology: The Art of Storytelling: by Stephen Jay Gould
  4. Lumsden, C. J. and E. O. Wilson. 1981. Genes, Mind, and Culture: The Coevolutionary Process. Cambridge, Massachusetts: Harvard University Press.
  5. Cavalli-Sforza, L. L. and M. Feldman. 1981. Cultural Transmission and Evolution: A Quantitative Approach. Princeton, New Jersey: Princeton University Press.
  6. Boyd, R. and P. J. Richerson. 1985. Culture and the Evolutionary Process. Chicago: University of Chicago Press.
  7. Durham, W. H. 1991. Coevolution: Genes, Culture and Human Diversity. Stanford, California: Stanford University Press. ISBN 0-8047-1537-8
  8. Tomasello, M. 1999. The Cultural Origins of Human Cognition. Cambridge, Massachusetts: Cambridge University Press.
  9. Shennan, S. J. 2002. Genes, Memes and Human History: Darwinian Archaeology and Cultural Evolution. London: Thames and Hudson.
  10. Laland, K. N. and G. R. Brown. 2002. Sense & Nonsense: Evolutionary Perspectives on Human Behavior. Oxford: Oxford University Press.
  11. Boyd, R. and P. J. Richerson. 2005. The Origin and Evolution of Cultures. Oxford: Oxford University Press.
  12. Richerson, P. J. and R. Boyd. 2005. Not By Genes Alone: How Culture Transformed Human Evolution. Chicago: University of Chicago Press.

-2- in The Origin of Species


Dit artikel over sociobiologie verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.