EU-toetreding van Turkije
Frits Bolkestein heeft zich een paar keer in zijn carrière geuit over de toetreding van Turkije tot de EU. Voor het eerst in 1990, toen hij er lezingen over gehouden heeft in Istanboel en Ankara.
Ook achttien jaar later, in 2008, toen hij er over schreef in de Volkskrant. In die lezingen en dat artikel heeft hij uiteengezet waarom hij de toetreding geen goed idee vond. Turkije is geen Europees land omdat het een aantal historische ontwikkelingen die de Europese landen met elkaar delen niet had meegemaakt. Hij noemde van die ontwikkelingen de Latijnse christenheid, de Renaissance, de Verlichting en de democratie.
Maar hij liet er ook een paar weg. De scheiding van kerk en staat bijvoorbeeld, erg belangrijk toch. En ook de Reformatie en de ontwikkeling van de industriële samenleving, waar Weber zo’n interessant verband tussen legt, noemde hij niet. Hij voegde er wel het leenstelsel aan toe, maar dat kan een vergissing zijn geweest. Het zou moeilijk zijn nu nog iets te noemen dat een verschil tussen Turkije en Europa vormt en dat te herleiden is tot het feodale stelsel.
Iets als ons middeleeuwse stelsel kenmerkt eigenlijk iedere primitieve samenleving die groter is dan met de aanwezige techniek en communicatiemiddelen bestuurlijk te behappen is. Verbetert de infrastructuur in zo’n rijk, dan verdwijnt daarmee ook het leenstelsel. Een feodaal stelsel hangt altijd samen met een vergaande vorm van politieke delegatie, die in dat soort samenlevingen nodig is.
Het satrapenstelsel van het Oude Perzië was feodaal en het rijk van Djengis Khan was het ook. Maar het kan zijn dat Bolkestein bij de feodaliteit het oog gehad heeft op de persoonlijke vertrouwensband tussen leenman en leenheer en dat is misschien wel een kenmerkend verschil tussen Europa en de Osmanli.
Toynbee zag de relatie tussen de Sultan en zijn onderdanen als een afgeleide van de relatie tussen een nomade en zijn vee. Het vertrouwen dat volgens Fukuyama de relaties in de westerse samenlevingen kenmerkt staat inderdaad ver af van het herdersstandpunt dat Toynbee aan de sultan en de Mongoolse khans toeschrijft.
Maar hoe dan ook, meestal is het zinloos om ver in het verleden te graven om het heden te begrijpen. Aan de ene kant omdat het leidt tot een eindeloze regressie en verder omdat de hoeveelheid relevante factoren domweg te groot is. De meest relevante factoren liggen bovendien altijd in het heden: willen beide partijen die samenwerking en kunnen ze het.
Bolkestein zegt overigens dat hij de argumenten van toen nu niet meer zou gebruiken. Hij geeft voor het veranderen van zijn standpunt dan vervolgens een goed en een slecht argument. Het goede argument is dat landen ongeacht hun historische achtergrond kunnen veranderen; zie bijvoorbeeld Duitsland. Het slechte argument is dat we Roemenië en Bulgarije ook hebben toegelaten en die hebben dat verleden ook niet met ons gemeen.
Dat laatste argument deugt niet erg. Dat wij een fout gemaakt hebben door voormalige Turkse landen met een Byzantijns-Turks verleden zoals Griekenland, Roemenië en Bulgarije toe te laten, verplicht ons niet om die fout te herhalen. Maar het is waar dat Duitsland, dat op het eerste gezicht net zo Europees is als de rest op een belangrijk punt een andere weg was ingeslagen en dat het na de twee wereldoorlogen van die weg is teruggekeerd.
Duitsland was in de negentiende eeuw een rechtsstaat met een voortreffelijke ambtenarenapparaat, maar het was geen democratie. Het was een autocratie, qua overheid en qua mentaliteit van de bevolking. Dat is het nu niet meer.
Het moeilijke met het soort historische redeneringen als die van Bolkestein is dat zij nooit tot eenduidige conclusies leiden. Of de toetreding van Turkije een ramp of een succes zal worden weten we alleen als we het gedaan hebben en dan nog is de uitkomst erg afhankelijk van de manier waarop Europa en Turkije er mee omgaan. Redeneringen als die van Bolkestein kunnen bij de besluitvorming alleen helpen doordat ze de waarschijnlijkheid van het succes in kaart kunnen brengen.
Daarbij is het probleem dan ook nog dat de verwachting waarmee men vervolgens het proces begint op zich weer een factor is in de uitslag. Een sombere verwachting is niet een vrijblijvende intellectuele exercitie, zij staat succes in de weg. Geschiedkundige en sociologische beschouwingen zijn niet waardevrij en in die zin dus nooit wetenschappelijk.
Politici hebben daar in het algemeen beter gevoel voor dan sociologen en historici. Daarom moet je wat politici zeggen nooit zo maar geloven, ze houden altijd rekening met de effecten van hun uitspraken. Om die reden ook zou ik als Nederlandse regering het WRR-advies over de toetreding van Turkije indertijd nooit door Erik Jan Zürcher hebben laten schrijven. Die heeft wel geprobeerd om zijn verhaal wetenschappelijk in te kleden, maar in werkelijkheid een zo vurig pleidooi voor toetreding gehouden dat hij van de islamitische regering van Turkije de hoogste onderscheiding heeft gekregen die ze in huis hadden. Dat werkt averechts op mensen die zich liever niet voor de gek willen laten houden.
Dit artikel over Turkije verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.
Meer van Toon Kasdorp vindt u hier.
Turkije wacht gewoon tot de EU zich bij hen gaat aansluiten, daarvoor hoeven ze niets te doen.
Voor islamfascisten zoals de erdoschurk betekent toetreden alleen marcheren door de hoofdsteden van de eussr.