DE WERELD NU

De advocatuur van vroeger

proces, dodenlijst van de advocatuur, De advocatuur

Toon Kasdorp kreeg een beeld van de verschillen tussen de Nederlandse en de Amerikaanse advocatuur door persoonlijke ervaringen.

In Nederland is de advocatuur in de tweede helft van de vorige eeuw sterk gegroeid. Niet alleen kwantitatief maar ook in kwaliteit. Grote advocatenkantoren, zoals tegenwoordig, hadden we in de zestiger jaren nog niet. Wel grote kantoren van accountants en belastingadviseurs. Hoe dat precies zit met de samenhang tussen omvang en kwaliteit weet ik eigenlijk niet, maar ik weet wel dat de accountants en fiscalisten kwalitatief indertijd een stuk beter waren dan de advocaten, met als gevolg dat de Amerikaanse advocatuur vooral bij hen kwam shoppen.

De accountantsopleiding was zwaar werk en zij duurde wel een jaar of negen. Advocaat was vroeger vooral een baan voor mensen van goede familie. Je kon het zonder al te veel inspanning worden. De rechtenstudie was notoir de makkelijkste aan de universiteit en na drie jaar stage op een advocatenkantoor werd je min of meer automatisch tot het tableau toegelaten. Een plaats op een advocatenkantoor, daar ging het om en daarvoor moest jij zelf of moest je familie relaties hebben.

Een en ander zal wel mede de oorzaak zijn geweest van de slaperigheid van de advocatuur in Nederland, maar de kleine omvang, ook van de ‘grote kantoren’ was er toch in de eerste plaats debet aan.

Er werd meer geconcurreerd op afkomst dan op competentie. De interne concurrentie was te klein en er was ook nauwelijks sprake van specialisatie. Dat veranderde snel aan het eind van de zestiger jaren[1], toen we de Angelsaksische invasie kregen, als begeleiding van de Britse onroerend goed aankopen op de Nederlandse markt.

De Nederlandse kantoren kregen met de professionaliteit van hun Engelse collega’s te maken en pasten zich aan. De groei is hier daarna een tijdlang spectaculair geweest en tegenwoordig weet men niet anders of advocaat is een veeleisend en professioneel beroep. Men is er nog steeds een beetje standsbewust, maar geen vergelijk meer met vijftig jaar geleden.


  1. De Amerikanen investeerden in de zestiger jaren niet in vastgoed, maar vooral in Nederlandse bedrijven en ze zetten Nederlandse moedermaatschappijen op voor hun Europese deelnemingen. Omdat daarbij vooral fiscale problemen speelden en de Nederlandse advocatuur in die tijd op dat terrein geen kennis bezat – tot verbazing van hun Amerikaanse collega’s – kwamen ze vooral bij kantoren als Loyens & Volkmaars en Moret terecht, die wel over die expertise beschikten.

Dit artikel over de advocatuur van vroeger verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.

Meer artikelen van Toon Kasdorp vindt u hier.