Wat kan de juf?
Tot nog toe nauwelijks opgemerkt door het grote publiek, is er afgelopen maandag een kleine paniekgolf door Nederland getrokken. Niet de naderende horden immigranten, niet de dreiging van aanslagen, maar de angst dat een PABO-papiertje halen om les te mogen geven wel eens een moeilijk parcours kon gaan worden, heeft 30% de jeugd van de toekomst bevangen.
De onderwijsvakbonden hadden er voor gewaarschuwd, maar het ministerie van VWS heeft toch (heel terecht!!) doorgezet. De toelatingseisen tot de PABO zijn afgelopen jaar verscherpt, en nu blijkt 30% van het normale aantal eerstejaars al afgehaakt eer ze zich aanmeldden. En waarom? Omdat de nieuwe eis is, dat nieuwe studenten vanaf dit collegejaar verplicht zijn een toelatingstest te doen in de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, natuur en techniek. Op HAVO-3 niveau. En aangezien je voor de PABO een HAVO-5 diploma nodig hebt, zou dit nauwelijks een probleem mogen worden. Toch?
Toch.
Die toetsen zijn zo aangekondigd dat scholieren ze zien als een soort toelatingsexamen. Tel daarbij op dat geen scholier aan de eisen kan voldoen omdat er geen profielen bestaan die overeenkomen met de eisen die worden gesteld en we hebben jonge mensen een extra excuus gegeven om niet voor een loopbaan in het onderwijs te kiezen.
Aldus AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen.
Achh gut, een toelatingsexamen. Iedereen moet dit toch kunnen studeren? Stel je voor dat het grote onderwijsgenie – dat zich mogelijk onder de afhakers bevindt – nu niet zijn of haar volle potentieel bereiken kan. We zouden ons geen raad weten, en wellicht de pont naar de kenniseconomie van de toekomst missen.
Wat uit het stukje op RTL-nieuws voldoende duidelijk wordt, is dat als je een HAVO-eindexamen hebt gedaan in een vak, je daarin geen toelatingstest meer hoeft te doen. Maar wat men weten wil, is of de mensen die in HAVO-3 met een zucht van verlichting vakken overboord zetten die hen te machtig waren, het potentieel hebben om in de toekomst bij te dragen aan het onderwijzen van de volgende generatie. Dat moet prevaleren.
Zo kende ik in mijn persoonlijke omgeving tien jaar terug een meisje, dat blij en vrolijk de PABO doorliep – favoriete vakken: zingen, handwerken en tekenen. Daarvan werd ìk niet blij en vrolijk. Al hoopte ik fervent dat de kleuters het goed bij haar zouden hebben, bij hun eerste schreden richting toekomst.
Sinds de fusie van het basisonderwijs met de vroegere kleuterscholen, nu meer dan 25 jaar geleden, zijn de eisen voor de PABO nauwelijks meer serieus tegen het licht gehouden. Maar hoewel het vroegere kleuteronderwijs binnen de scholen nog altijd een zekere aparte benadering krijgt, wordt van alle docenten aangenomen dat ze in staat zijn op de hele school les te geven – van groep 1 tot en met groep 8. Het diep treurige is, is dat achtereenvolgende ministers van onderwijs hun hoofd in het zand staken voor de consequenties hiervan.
De logische stap was geweest twee gradaties aan te brengen in de onderwijsbevoegdheid voor het lager onderwijs, en de mensen die de hogere klassen zouden krijgen een iets hoger salaris te geven. Maar dat zou natuurlijk weer een aanslag zijn op het beleden gelijkheidsideaal. En nu zitten we met de brokken.
Tsja.