Waar zitten we, en waar gaan we naar toe?
Voor vaste lezers mogelijk ten overvloede, vandaag iets over het Ponzi-schema dat wij allen kennen als De Overheid.
Met de voortgaande trein die de EU thans weer geworden lijkt, is het niet onverstandig ons bewust te zijn van de principes die onze nieuwe Eurocratische meesters bij herhaling geweld aan doen. En wel met zoveel geweld, dat een crash bijna onontkoombaar is. En natuurlijk bedoel ik, dat ook een Transferunie – waarop door de Brusselse psychopaten met vaste hand monomaan wordt aangestuurd – geen structureel soelaas kan en zal bieden.
In essentie zijn er drie vormen van lenen:
Hedge financing – de lener heeft voldoende cash flow om de rente, alsmede later de hoofdsom terug te kunnen betalen.
Speculative financing – de lener heeft voldoende ruimte om de rentebetalingen te blijven voldoen, maar de terugbetaling van de hoofdsom is afhankelijk van toekomstige overwinsten. In zekere zin komt daarvoor een element van geluk (of héél hard werken) om de hoek kijken. Schulden worden voortdurend afbetaald door nieuwe schulden aan te gaan om aan de verplichtingen te kunnen blijven voldoen.
Ponzi financing – de schuldenaar heef onvoldoende cash flow om zelfs maar de rente te voldoen, zodat hij steeds meer schulden aangaat om vereiste betalingen te kunnen blijven voldoen, terwijl hij hoopt op een fictieve waardestijging van zijn onderpanden die voldoende aantrekkingskracht op toekomstige kopers heeft. In feite wacht hij op een bailout door een koper die wordt aangelokt door de illusie van een goed draaiende ‘onderneming’.
Als u uw gedachten even terug laat gaan over de afgelopen 50 jaar, dan zult u zien dat met de criteria voor deze drie leenvormen tevens de drie stadia van overheidsschuldvorming kunnen worden beschreven. Alhoewel ze in de eerste plaats zijn geformuleerd om zakelijke luchtkastelen te beschrijven, voldoen ze merkwaardig goed om de situatie te herkennen waarin veel overheden zich de afgelopen jaren hebben gemanoeuvreerd. Wat de Eurozone thans nog overeind houdt, is dat niet alle deelnemende landen reeds het punt hebben bereikt dat ze amechtig hijgend moeten vragen om hulp, maar er zijn er reeds voldoende ten offer gevallen aan de realiteit om met zekerheid te kunnen voorspellen waar het ons leiden zal.
Indien de ECB en de Eurozone als één blok zouden kunnen gaan lenen – en in veel opzichten gebeurt dit al, al heeft Duitsland formeel nog een vetorecht – dan vergroot dit vooral de schaal waarop we onze problemen zich laten ontwikkelen. Maar ongelukkig genoeg zijn de economische prognoses voor de komende 10 jaar en later van dien aard, dat het geen moeite kost om te kunnen stellen dat de zaak gigantisch in de soep gaat lopen. Tenzij natuurlijk de verzorgingsstaat tezamen met diverse andere hobbyartikelen van de moderne westerse democratie rigoureus via de stortkoker bij het grof vuil wordt gezet.
Rekenen is niet moeilijk, maar je moet het wel ooit geleerd hebben om er gevoel voor te krijgen.
Ook als geheel namelijk bevindt de Eurozone zich al in het stadium van de Ponzi-financing. De omvang van de Europese schulden is dusdanig enorm, dat op geen enkele wijze kan worden verwacht dat deze op redelijke termijn kunnen worden teruggebracht tot houdbare proporties. Met als gevolg dat de rentebetalingen een steeds groter deel van het Bruto Nationaal Product zullen gaan opeisen. Op die weg zijn we al een heel eind gevorderd.
De kritische grens van schulden die nog houdbaar zijn, wordt door economen geschat op rond de 90% BNP. Als geheel heeft de Eurozone die grens ondertussen bereikt, althans waar het de officiële staatsschulden betreft. Daarin is het een en ander nog niet verdisconteerd, zoals bijvoorbeeld dat ook vele lagere overheden op grote schaal schulden zijn aangegaan. En ook het gaande houden van die leningen drukt op het aandeel van het BNP dat de staat uitgeeft.
Op zijn best zit de Eurozone in het grensgebied tussen stadia 2 en 3, maar dat lijkt heel optimistisch. Want wie ook alle uitgegeven overheidsgaranties meetelt, ziet dat wij reeds veel dieper in stadium 3 zitten dan men ons voorspiegelt. Overheidsgaranties worden immers vooral in tijden van tegenspoed opgeëist, terwijl van de Europese overheden geen enkele bijhoudt voor hoeveel zij aan garanties afgegeven heeft (en er dus ook niet voor is gereserveerd!). Overigens met uitzondering van Griekenland, want dat is het afgelopen jaar ook op dat punt doorgelicht. En als het in de rest van de Eurozone maar half zo erg is als in dat fraaie voorbeeld van staathuishoudkundige chaos, dan staat ons nog wat te wachten.
Wie bovenstaand plaatje bekijkt, ziet dat er in de Eurozone maar weinig ruimte is om geld uit de private sector om te leiden naar de noodzakelijke rentebetalingen. Een verdere verhoging van de lasten voor de private sector zal vooral een verplaatsing van productiebedrijven tot buiten de grijpgrage vingers van onze overheden tot gevolg hebben.
En dus zal er na de totstandkoming van een EU-Transferunie ruimhartig dienen te worden gehakt in de publieke sector, hoe pijnlijk dat ook is. En zolang we (=de overheid als formele vertegenwoordiger van ons allen) ons vasthouden aan de illusie dat zaken als ontwikkelingshulp ongemoeid dienen te worden gelaten, kunnen de vereiste ombuigingen alleen onszelf collectief pijn doen. Waarbij aangetekend, dat de nu in Nederland voorgestelde overheidsplanning nog steeds mikt op een hele lange termijn, wat dan overigens weer in tegenspraak is met de officieel beleden bezorgdheid om onze ‘vergrijzing’.
Wellicht ten overvloede: in bovenstaand betoog zijn de lafheid en inertie van de Nederlandse mainstream politici nog niet meegerekend.
Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.