Vonk -1-
Het was weer smullen gisteren in De Volkskrant, want er stond een opiniestuk van Roos Vonk in. En gegarandeerd dat de onzin er aan alle kanten afdroop, zodat ik weer onderbouwing heb voor een paar columns prijsschieten met een waterkanon.
Natuurlijk, deze inleiding is een beetje flauw. En ik moet eerlijk bekennen dat een aantal van de zaken die Vonk beschrijft, naar mijn idee wel kloppen. Al bekruipt mij bij tijden het gevoel dat dat via de verkeerde argumentatie tot stand komt, en dat is eigenlijk erger dan de onzin die ze mogelijk debiteert.
Om een voorbeeld te geven: Vonk gaat in het begin van haar stuk in de aanval tegen een onderzoek dat De Volkskrant vorig jaar liet doen. Mijns inziens terecht: een zelfrapportage-onderzoek waarbij men aantoont dat mannen aangeven de intelligentie van een vrouw belangrijker te vinden dan het uiterlijk is overduidelijk larie. Het gaat hier om gemiddelden, en de meeste mannen die zelf niet al te intelligent zijn, worden onproductief onrustig van intelligente vrouwen. Niet in het minst omdat intelligente vrouwen te vaak de neiging hebben te denken dat ze door hun intelligentie gelegitimeerd zijn zich op alle denkbare onderwerpen tegen dingen aan te bemoeien, tot kaartlezen aan toe.
Terwijl dit onderzoek dus primair laat zien, dat mannen de afgelopen dertig jaar goed in hun oren hebben geknoopt wat het juiste antwoord is. Dat dit niets te maken heeft met persoonlijke voorkeuren is evident. Maar met een dergelijke frontale aanval op sociaalpsychologisch onderzoek zou mevrouw Vonk in haar eigen voet schieten, en dat is natuurlijk ook weer niet de bedoeling.
Kortom, in plaats van te betogen dat het onderzoek iets anders heeft gemeten dan wat mannen zoeken bij een vrouw, gaat Vonk met andere minstens zo dubieuze onderzoeken in de hand, beweren dat men het mis heeft. Want: mannen weten zelf helemaal niet wat ze belangrijk vinden. Alsof vrouwen dat wel weten, maar enfin. En wat blijkt nu:
Hun werkelijke voorkeuren en drijfveren zie je aan hun gedrag. Geen man zal zeggen ‘doe mij een meisje van 18 met een taille-heupverhouding van 0,7′. Maar dat is wel wat mannen feitelijk kiezen als je ze verschillende foto’s voorlegt.
Tsja.
Zucht.
Ik ken inderdaad geen mannen die de intelligentie van een vrouw betrouwbaar kunnen destilleren uit een foto. Ook of ze aardig, gezellig in de omgang en lief voor kinderen is kun je op een foto niet zien. Ik niet in ieder geval, en zulke mensen heb ik nog nooit ontmoet, behalve in tentjes van handlezers en artiesten die met behulp van een kristallen bol de meest begerenswaardige visioenen weten te schetsen. Heupen, haarkleur, kwaliteit van het gezicht en of ze grote tieten heeft zie je op die plaatjes wel. De rest is projectie, en dan vaak nog omdat de proefpersoon overeenkomsten met zijn moeder ontdekt.
Ergo, een argumentatie die nergens op slaat. Als mevrouw Vonk betere munitie had, die te moeilijk was om in een paar woorden samen te vatten was ik bereid geweest dat voor de discussie hier van haar aan te nemen. Maar wie met iets als bovenstaand aan komt zakken, diskwalificeert zichzelf.
Maandag een vervolg met wat hilarische voorbeelden.
Professor Vonk van de verpolitiekte ‘wetenschap’stak aan de Radboud Universiteit Nijmegen lijkt iets te hebben tegen vleeseters en mannen die zich maar niet laten voegen in haar wensdenkelijke wereldbeeld. Het staat haar gelukkig even vrij als ieder ander om daarover haar eigen mening te ventileren. Sneu voor haar dat ze het daarbij nodig heeft om die mening met de nodige air-grille en het etiketje wetenschap op te leuken. Kennelijk levert haar dat het benodigde maandinkomen op om de vaste lasten en andere uitgaven gedekt te krijgen. Ik vraag me onder andere hierdoor af waarom de samenleving zulke idealisten vrij zou moeten blijven stellen van de verrichting van productief werk. De subsidie aan het instituut dat dit mogelijk maakt en daarop al jaren niet ingrijpt kan wat mij betreft wel wat minder. Misschien moet de legitimiteit van verpolitiekte sociale wetenschappen maar eens veel vaker publiek bevraagd gaan worden opdat er geld overblijft om bijvoorbeeld pyjamadagen in de zorg tegen te gaan.