Verdeling intelligentie tussen mannen en vrouwen
Wendy Johnson is hoogleraar psychologie aan de Edinburgh University. Ze doet onderzoek naar de verdeling van intelligentie tussen mannen en vrouwen.
Die verdeling is in de loop der jaren in de onderzoeksresultaten gelijker geworden. Maar, voegde ze daar bij een interview aan toe, „in onderzoek naar intelligentie en sekse vinden wij wel degelijk aanwijzingen dat er bij mannen meer variatie bestaat aan zowel de onderkant als aan de bovenkant van de curve.”
In wat minder wetenschappelijke termen: in de groep met een laag IQ en in de groep met een hoog IQ bevinden zich meer mannen. Hoewel onderzoek wijst op een grotere variatie aan beide uiteinden van het IQ-spectrum bij mannen dan bij vrouwen, bestaat er geen wetenschappelijk onderzoek dat die uitspraak overtuigend onderbouwt.
In de lagere regionen van de wetenschap, net als in de overeenkomstige regionen van het bedrijfsleven, is het aantal vrouwen de laatste decennia disproportioneel toegenomen. Maar dat komt niet tot uitdrukking aan de top. Ik heb daar een theorietje over, waar ik, als ik sociobioloog zou zijn, onderzoek naar zou doen. Die theorie luidt dat om genetische redenen tussen mannen de intellectuele begaafdheid veel minder egaal is verdeeld dan tussen vrouwen. Dat heeft dan tot gevolg dat er wel meer slimme vrouwen zijn dan slimme mannen, maar meer superslimme mannen dan superslimme vrouwen.
Ik denk dat het onderling verschil in intelligentie bij vrouwen relatief kleiner is, omdat ze zes miljoen jaar lang ongeveer dezelfde taken hebben verricht, n.l. in de huishouding en bij de opvoeding van de kinderen. Bij mannen is het verschil groot omdat leidinggevenden intelligent moeten zijn. Bij mensen die moeten doen wat ze gezegd wordt, is hoge intelligentie eerder een nadeel.
Kijk je naar de Nobelprijswinnaars in de exacte vakken dan zie je daar praktisch geen vrouwen bij. Dat is al heel lang zo en duidelijk zichtbaar vanaf het begin van het toekennen van de Nobelprijzen. Er zijn met andere woorden meer domme maar ook meer super intelligente mannen dan vrouwen.
Er is nog een andere reden waarom vrouwen minder vaak de top bereiken in het bedrijfsleven en de overheid dan mannen. Vrouwen zorgen voor hun kinderen en voor hun huisgezin in de periode dat er beslist wordt hoe ver iemand het gaat brengen in zijn of haar carrière. En – samenhangend daarmee – zijn vrouwen als regel ook minder ambitieus dan mannen. Er is ook nog een derde reden, die met de tweede verband houdt. Vrouwen werken in ons land vaak in deeltijd. Ook dat is lastig als je hogerop wilt.
Maar staat weer tegenover dat in Amerika, waar ze het verschijnsel deeltijd niet of nauwelijks kennen, het percentage vrouwen aan de top wel iets hoger, maar niet spectaculair veel hoger is. Het betekent wel dat vrouwen daar harder werken dan mannen, want de gedachte, dat daar het werk in het huishouden veel eerlijker tussen de echtelieden verdeeld zou zijn dan hier, is een misvatting.
Persoonlijk denk ik dat het Nederlandse systeem van deeltijd banen voor vrouwen met kinderen beter is dan het Amerikaanse. Niet alleen omdat dit de vrouwen een prettiger leven bezorgt maar ook omdat het voor de kinderen veel beter is dat zij bij hun moeder op de eerste plaats komen.
Een samenleving laat zich niet op commando aanpassen. De vrouwenbeweging, zoals die onder invloed van een veranderende samenleving is ontstaan, probeerde dat wel, maar zoiets lukt altijd maar gedeeltelijk. Ideologieën hebben wel invloed op de samenleving maar altijd een wat andere dan men eigenlijk wil.
Van het flinke aantal competente vrouwen die ik in mijn carrière heb meegemaakt zat er geen een in een vrouwenbeweging. Feministen, zoals je die wel aantreft bij bladen als Opzij, zijn in het algemeen geen zegen voor zich zelf en hun omgeving.
Dat vrouwen het relatief zo veel beter doen in het onderwijs dan vroeger komt waarschijnlijk omdat het onderwijs zo veel slechter en meer toegankelijk is geworden voor de middelmaat. Nog steeds wordt de grote meerderheid van de belangrijke prestaties in de wetenschap door mannen verricht. Daarbij wordt het percentage mannen groter naarmate de wetenschap moeilijker is. Dat geldt dus met name voor de bèta vakken. Meisjes zijn op de leerplichtige leeftijd ijveriger en gedisciplineerder dan jongens maar onder de jongens vindt je nog steeds zowel de slechtste als de beste leerlingen.
Neem je de belangrijkste Nobelprijzen, die voor Natuur- en Scheikunde, dan blijken er tot 2014 maar zes vrouwelijke winnaars te zijn geweest. Voor natuurkunde na de Curies nog een, en voor scheikunde drie: in 1964 de Engelse Dorothy Crowfoot Hodgkin, in 2009 Ada E. Yonath en dit jaar Frances Arnold .
Het gaat hier om de absolute top. Daaronder is het heel goed mogelijk dat in een familie de vrouwelijke leden beter zijn in natuur- en scheikunde dan de mannelijke. Mijn oudste zus presteerde bijvoorbeeld op de middelbare school beter in die vakken dan ik en ook mijn jongste zus was er beter in. Ook mijn moeder scoorde op de middelbare school beter dan haar oudere broer, maar waar U naar moet kijken is naar de statistieken en dan liever twintig jaar na het afstuderen dan tijdens de middelbare schooltijd.
Gemiddeld vind ik vrouwen evenwichtiger en competenter dan mannen, maar bij mannen tref je meer extremen aan. Er zijn meer laag begaafde en onevenwichtige, maar ook meer super competente mannen.
Dat vrouwen het relatief zo veel beter doen in het onderwijs dan vroeger komt vooral omdat het onderwijs zo veel slechter is geworden en toegankelijker voor de middelmaat. Nog steeds wordt de overgrote meerderheid van de belangrijke prestaties in de wetenschap door mannen verricht. Daarbij wordt het percentage mannen groter naarmate de wetenschap moeilijker is. Dat geldt dus met name voor de bèta vakken. Meisjes zijn op de leerplichtige leeftijd ijveriger en gedisciplineerder dan jongens maar onder de jongens vindt je nog steeds zowel de slechtste als de beste leerlingen.
Het aantal vrouwelijke toppers in de exacte vakken is een verwaarloosbaar percentage. Verreweg de meeste vrouwelijke laureaten voor de Nobelprijs wonnen hem voor de Vrede. Ook de literatuur scoort relatief veel vrouwen. Er zijn ook meer vrouwelijke auteurs dan natuur- of scheikundigen. In feite zijn er veel meer vrouwelijke dan mannelijke romanschrijvers, maar toch blijven de mannelijke Nobelprijswinnaars ook daar in de meerderheid. Hoe komt dat?
Ellen de Bruin en Ingrid van Halteren schreven over dit onderwerp vandaag een artikel in de NRC. Ze hadden het meer in het bijzonder over de 200 cum laudes die er elk jaar worden gegeven in Nederland en hoe daar twee keer zoveel van naar mannen als naar vrouwen gaan. Daar bovenop worden van die cums bij de mannen 36% hoogleraar en bij de vrouwen maar 27%. Dat vonden ze een duidelijke vorm van discriminatie.
Volgens mij wijst dat er in tegendeel op dat meer vrouwen een cum krijgen dan ze eigenlijk verdienen en dat dit onder meer komt omdat vrouwelijke leden van de promotie commissies buiten proportie vaak aan andere vrouwen cums geven. Enfin, U moet het artikel zelf maar lezen. Het spreekt zich zelf tegen, tenzij je ervan uit zou moeten gaan dat al die promotiecommissies in Nederland en trouwens ook in andere westerse landen, op grote schaal frauderen.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Prikkelend artikel.
Met, bij vlagen, sublieme formuleringen.
Het hele onderzoeks-gebied naar intelligentie, genetica en invloed omgeving,
staat nog altijd in de kinder-schoenen.
Met een altijd veranderende samenleving, zal steeds nieuw onderzoek nodig blijven.
Een groot taboe is de intelligentieverdeling tussen diverse tinten (rassen).
Daar blijkt per tint ook nog een ander gemiddelde (hoe donkerder, hoe lager) een rol te spelen.
Prof Wekker zal dit zeker kritiseren en aan white privilege wijten.