Valse tegenstellingen en politieke manipulatie
Valse tegenstellingen zijn maar al te vaak politiek uitgesponnen problemen die in de kern minder waar zijn dan ze worden behandeld.
Op de opiniepagina van de Volkskrant stonden een aantal jaren geleden (20/3/09) drie bijdragen die over een en hetzelfde onderwerp gingen, de valse tegenstellingen.
Frits Bolkestein reageerde op eerdere stukjes van Ankersmit over de tegenstelling privé/publiek. Berman van de PvdA schreef over CDA en D’66 die altijd voorstanders zouden zijn geweest van risicovolle beleggingsproducten en tegenstanders van toezicht. De PvdA daarentegen had volgens hem altijd al gestreden voor een Europa voor de mensen. Nausicaa Marbe tenslotte beschreef hoe in Nederland iedereen die bezwaren heeft tegen de manier waarop de overheid en de linkse partijen functioneren bij extreem rechts wordt ingedeeld en met Wilders en Hitler op een hoop gegooid.
Wat Marbe dwars zit is de retorische handigheid die daarbij gebruikt wordt: eerst definieert men een groep die in werkelijkheid niet bestaat maar die hele uitgesproken en verwerpelijke opvattingen heeft en vervolgens stopt men daar iedereen in tegen wie men wat heeft. Dat is een truc en die truc valt te leren. In de tijd van Socrates was het een vak waarin les gegeven werd in Athene. Retorica heette dat vak en de leraren werden sofisten genoemd. De hele Middeleeuwen door bleef het een van de belangrijke vakken op de Latijnse school. Het beroep van advocaat komt er uit voort, maar eerbiedwaardig is deze vorm van retorica nooit geworden.
Bolkestein gaat uitvoerig op het onderwerp in en leest daarbij zijn voormalige partijgenoot Ankersmit op diens eigen vakgebied de les, op het gebied van de intellectuele geschiedenis dus. De Groningse hoogleraar geeft er geen blijk van Adam Smith en andere klassieke maatschappijfilosofen te hebben gelezen. Dat de klassieke liberalen iets tegen de overheid als zodanig zouden hebben is volgens Bolkestein een fabel.
Het tegendeel is waar. Het zijn juist de anarchisten en andere linkse mensen die principiële bezwaren hebben tegen overheden. Anarchisten hebben bezwaren tegen iedere vorm van overheid en andere linkse mensen tegen overheden van andere pluimage dan de hunne. Liberalen hebben in het algemeen nog liever een verkeerd soort overheid dan helemaal geen, zo zijn zij overtuigd van de noodzaak. Naar mijn mening heeft Bolkestein gelijk en zitten Ankersmit en Berman ernaast.
Overigens is het niet juist om liberalen rechts te noemen. Ik beschouw mijzelf als rechts maar niet als liberaal. Uit mijn RK jeugd heb ik de overtuiging overgehouden dat mensen van nature helemaal niet goed zijn, maar juist geneigd tot allerlei Unfug. Ook andere humanistische uitgangspunten deel ik niet, zoals de extreem veel hogere waarde die aan de mens wordt toegekend boven al het andere dat er in de wereld aanwezig is. Ik beschouw de menselijke overbevolking als de wortel van veel moderne problemen en ik zou menen dat er iets fundamenteels aan gedaan zou moeten worden. Dat is vloeken in de kerk voor liberalen en socialisten, die in dat opzicht niet van elkaar verschillen. Maar de eerbied die liberalen hebben voor een goede overheid deel ik wel. Juist omdat die overheid zo essentieel is in een beschaafde samenleving hoort zij doelmatig georganiseerd te zijn en zich bezig te houden met problemen die onopgelost blijven als zij ze zich niet aantrekt. Niet met zaken die ook prima door andere krachten in de samenleving zouden kunnen worden aangepakt.
Hier speelt dus het probleem van de valse tegenstelling: de overheid is onontbeerlijk en daarom goed. Maar dat wil niet zeggen hoe meer overheid hoe beter. Een overheid die overbelast is en slecht georganiseerd, verwaarloost haar belangrijkste functies. Toezicht bijvoorbeeld op de geldstromen, dat is een essentiële functie.
De AFM kan in het bankentoezicht een essentiële rol spelen. Ook hoge ambtenaren van Financiën zouden meer tijd moeten hebben zich met dat onderwerp bezig te houden. Te druk bezig met details en met andere zaken om nog tijd te hebben om toezicht te houden waar het nodig is.
Wie de Wet op het financieel toezicht leest krijgt een soortgelijk gevoel als wie indertijd de nieuwe grondwet van de EU wilde lezen voor hij ging stemmen in het referendum: het gaat gewoon niet. Er staat te veel in en zij is te onoverzichtelijk. Belangrijke wetten horen kort te zijn en alleen te bevatten waar het echt om gaat. Details zijn een kwestie van uitwerking en hoeven alleen onder de ogen te komen van de mensen die het aangaat. Wie wil weten of hij voor of tegen is moet het in twee A-viertjes kunnen lezen en die twee pagina’s horen te derogeren aan de hele rest. Als je dat niet kunt of durft als wetgever dan deug je niet voor je vak.
Wetgeving blijft de belangrijkste taak van de overheid. Wet- en regelgeving is de taak waar de meeste kritiek op komt en terecht. Maar ook de organisatie van de bestuurlijke afdelingen van de overheid en de relatie tussen bestuur en rechtspraak is in het slop geraakt. Het is een probleem dat de ideologische tegenstellingen links en rechts overstijgt en dat iedereen zou horen bezig te houden die de eigen samenleving ter harte gaat. Als het ons niet lukt om de overheid op orde te krijgen en aan te passen aan de eisen van de moderne tijd dan valt er op den duur niet meer te regeren. Daar zou men het over eens moeten kunnen worden aan weerszijde van de lijn die de tegenstellingen markeert, of ze nu vals zijn of niet,.
Dit artikel over valse tegenstellingen verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp.
Dit stukje van Kasdorp bevat weer veel wijsheid. Het blijkt dat je de noodzaak om valse tegenstellingen te vermijden kunt toepassen op goed bestuur in zeer veel domeinen. Niet alle liberalen zijn rechts (Halsema heeft later nog zoiets beweerd ook al was het in haar geval – ‘links liberaal’ – een pertinente leugen, maar wel een die kennlijk geland is bij Rutte). Niet alle liberalen zijn tegen de overheid. Meer overheid is niet de enige oplossing van overheidsfalen. De overheid kan ook beter haar werk doen. Daarbij moet zij zich richten op voor de overheid belangrijke taken zoals toezicht op financieel verkeer (en niet op de wijze waarop volksfeesten worden gevierd).