Toegestaan nationalisme
Zo. De tweede etappe zit er ook weer op. Na een nachtje tweedehandsrommel shoppen kwam vanmiddag een rondje kermis met de kinderen. Daarmee is ook het dagprogramma van Koningsdag weer vervuld. Ga ik vanavond nog wat drinken in gezelschap van bekenden? Het is het enige dilemma van dit jaarlijkse evenement van toegestaan nationalisme waarover ik nog twijfel.
Toegestaan nationalisme, dat is wel degelijk de term die op Koningsdag het meest van toepassing is. Niet alleen omdat het eigenlijk een verbastering van Koninginnedag is – Koningsdag werd ten tijde van Willem III niet gevierd, Koninginnedag was een -zeer succesvolle – poging iets van enthousiasme voor het Huis van Oranje los te maken bij de bevolking, die van de laatste Willem meer dan genoeg had. In feite is Koningsdag dus iets van gevaarlijke nieuwlichterij in een nationale traditie – mijn spellingscontrole protesteert amechtig tegen deze aantasting van zijn taalgevoel.
Aangezien Koninginnedag dus een uiting van een specifiek soort nationalisme was, bleef het het lot van veel nationale gevoelens lang bespaard. Dat was logisch, omdat het Koninginnedag van na de Tweede Wereldoorlog zeer sterk gevormd was door wat de entourage rond Juliana er van had gemaakt. Dat er na 1980 een verandering van karakter ontstond was daarom onvermijdelijk, en een afspiegeling van het karakter van haar opvolgster Beatrix. Het defilé op Soestdijk maakte plaats voor een jaarlijks defilé van koekhappende prinsjes in het gevolg van Hare majesteit die het land in trok. Daarmee werd subtiel de verandering van een uiting van trouw aan het koningshuis omgezet naar een proces waarin tussen volk en voorlieden een inniger band werd gesuggereerd. Eens per jaar, dan.
Een ander element van een in potentie extreem nationalistisch feest was dat er een egalitair kantje aan zat. Net als bij Carnaval onderscheidde je tijdens Koninginnedag gene rangen of standen. Dat was de avond er voor al afgehandeld, tijdens de jaarlijkse lintjesregen. Het decoratiestelsel is echter bepaald niet egalitair, behalve in de rangen die er niet toe doen: daarom was er geen probleem de onderste rangen samen te voegen tot Lidmaatschap van de Orde van Oranje-Nassau, maar in de hogere decoraties bleef een starre piramide aanwezig. Als je daarover nadenkt, besef je dat het volk er voor de elite niet op aankomt, maar dat het interne onderscheid binnen die elite gehandhaafd diende te blijven. Ik geef het u maar mee als gedachte.
Maar een extreem nationalistisch feest is Koninginnedag nooit geworden. Het is altijd blijven hangen in dezelfde sfeer als een voetbalwedstrijd van het nationale voetbalelftal in een finale van ene groot toernooi: morgen is het weer een normale dag, maar vandaag doen we even heel erg gek. Zoiets. Het is het soort nationale gevoelens dat in de jaren zeventig nog net werd toegestaan, en die sindsdien als normaal worden beschouwd. Maar verder? Nationalistisch enthousiasme wordt in Nederland niet gewaardeerd. Sinds de Tweede Wereldoorlog lijkt het zelfs verboden te zijn. Het beste zie je dat terug in de voorschriften van bijvoorbeeld het Stijlboek De Volkskrant. Termen als ‘ons land’ en vergelijkbare uitingen van nationaal bewustzijn weigert die krant haar redacteuren toe te staan – zo ze het al willen zouden.
Nationalisme is in Nederland nooit helemaal dood geweest – voor een zo fundamentele emotie is dat vrijwel onmogelijk – maar het is de laatste vijftig jaar wel bijzonder listig gekanaliseerd en daarmee weggemoffeld. Zozeer zelfs, dat we nauwelijks nog beseffen wat de basis van zulke feesten is. De toeristen die ieder jaar het spektakel met verbazing komen bekijken snappen het eigenlijk veel beter. Het is nationalistische folklore, en dat is het.
Goed artikel .. Geeft precies aan in hoeverre we onze Nederlandse nationaliteit “mogen” beleven. ………………