Technocratie
Opmerkelijker nog dan het europolitieke spektakel, de pijnlijke inertie van de regeringsleiders, afgewisseld met fanatieke pogingen de juiste maatregelen voor de dag van pakweg twee jaar terug te nemen, en hun genante pogingen daadkrachtig te lijken, was dit jaar het gejuich waarmee de nieuwe technocratische regeringen in Griekenland en Italië werden begroet. Breed werden zij toegejuicht, als zou hiermee eindelijk een stap in de goede richting genomen kunnen worden.
Nu zal ik direct toegeven, dat het vertrek van Silvio Berlusconi ook mij een prettig gevoel gaf. Als de man iets voor elkaar gekregen heeft, dan is het wel te bewijzen dat grote macht over de media in handen van de verkeerde mensen zeer onwenselijk is. Niet, dat dat niet eerder was gedemonstreerd, maar laten we de Godwins er buiten houden, al was het maar omdat het te gemakkelijk is. Berlusconi heeft laten zien, dat dictaturen niet het alleenrecht hebben op mediacratische strapatsen. Ook de politieke correctheid in andere democratische landen heeft een bepaalde eenvormigheid van meningsvorming in de hand gewerkt Blijkbaar is een medialandschap waarin men elkaar niet met scherpe pen bevecht vrijwel per definitie gedoemd te verworden tot een gezapigheid die ongezond is.
Het vertrek van Papandrepou was nog curieuzer. Beducht voor zijn plek in de geschiedenisboekjes, en een opstand van parlemtariërs binnen zijn eigen partij, kondigde deze man een referendum aan, waarvan je op je vingers kon natellen, dat het resultaat niemand gelukkig zou maken. Prompt werd hij zo ongeveer door zijn EU collega-leiders afgezet, en vervangen door een groepje technocraten onder leiding van de meest kleurloze deskundige die Griekenland beschikbaar had.
Is dit alles nu een aanslag op de democratie, of is er iets anders aan de hand?
In eerste aanleg ben je geneigd te denken, dat het bizar is, dat er in tijden van nood veel capabeler mensen aan de regering kunnen komen dan er via een normaal democratisch proces ooit op het pluche waren beland. Het is een pijnlijke constatering, dat democratische besluitvorming blijkbaar altijd wordt uitgevoerd door mensen van het tweede garnituur. Dat vermoeden heb ik vaker zien uiten, maar de erkenning van deze realiteit is desalniettemin schokkend.
Helemaal nieuw is het niet. De oude Romeinen hadden ten tijde van de Republiek (509-31 v. Chr.) het bijzondere ambt van dictator, welk alleen werd vervuld in tijden van grote nood. De benoemde kreeg zes maanden de tijd orde op zaken te stellen, en had daarbij vrijwel absolute macht. Portugal gaf in de Crisisjaren dertig van de 20e eeuw een economieprofessor vrijwel absolute macht. Het was alleen jammer dat Salazar die macht vasthield tot zijn dood een jaar of dertig later. De Portugese economie was er uiteindelijk niet beter van geworden.
Maar, hoor ik voorzichtig opmerken, de Griekse en Italiaanse parlementen controleren uiteindelijk toch nog steeds hun regering? Dat klopt, maar dat maakt de zaak er eigenlijk niet beter op. Het enige dat hier goed aan is, is dat het de moderne realiteit van regeringen aanschouwelijk maakt.
In een goed functionerende democratie regeert de regering, en het parlement controleert dat. Illustratief voor deze werkwijze was dat de Nederlandse premier in de jaren vijftig en zestig slechts hoogst zelden in de Tweede Kamer kwam. Tegenwoordig moeten premier en ministers vrijwel wekelijks tijd vrijmaken omdat de Kamer hen ter verantwoording roept over het een of ander. Ongetwijfeld over heel belangwekkende zaken allemaal, maar in de praktijk komt het er op neer, dat het parlement een deel van de stoel van de regering heeft overgenomen. Daarmee staat de scheiding der machten ernstig onder druk.
Oorspronkelijk is een parlement voor de bevolking een middel, om een vinger te krijgen achter de gedragingen van de haar regerende elite. Maar zoals uit bovenstaande beschrijving van de veranderde verhoudingen tussen regering en parlement kan worden geconcludeerd, de leden van het parlement zijn zèlf de elite geworden. De baan van parlementslid, zo deze op termijn niet direct leidt tot een ministerspost of staatssecretariaat, is voor veel politici van grotere partijen een eerste stap naar een lucratieve carrière, als een modernu cursus honorum. Burgemeestersposten en tal van lucratieve leidinggevende posities in semi-overheidsinstellingen worden tegenwoordig voor de overgrote meerderheid gevuld met oud-Kamerleden.
De hierboven geschetste situatie is in alle landen van de EU in meerdere of mindere mate aanwezig. Dat verklaart dan ook waarom de elites niet bang zijn voor machtsverlies aan technocratische regeringen. De technocraten zijn niet de machthebbers, maar een schaamlap. Europese parlementsleden zijn uit angst voor de kiezers, en voor de wind van nationalisme die door Europese landen waait, te bang geworden voor hun positie om nog besluiten te nemen die pijn kunnen doen. Technocraten zijn een schaamlap, die de verontwaardiging van de publieke opinie op moeten vangen. Zij zullen worden weggewerkt als zij hun functie hebben vervuld.
Technocratische regeringen zijn geen nieuwe stap in een verdergaande verzwakking van de kernwaarden van de democratie: ze zijn een demonstratie van het verval dat al heeft plaatsgevonden.
Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.