Starbucks en veiligheid – vrijwilligheid en plichtsbesef
Een relletje vorige week in de USA is de perfecte illustratie dat vrijwilligheid en plichtsbesef tegenwoordig eerder uitersten zijn dan dat ze in elkaar verlengde liggen.
Het relletje was verbijsterend in zijn simpelheid: een aantal politiemensen in Tempe, Arizona (USA) werd door de beheerder van de Starbucks waar zij koffie dronken gevraagd buiten het zicht van een neurotische klant te gaan zitten of de zaak te verlaten, omdat de klant had geklaagd over hun zichtbare aanwezigheid: “did not feel safe”. De politiemensen vertrokken, maar maakten er op Twitter melding van.
Don't appreciate @Starbucks asking our #Tempe cops to leave your establishment on the #4thofjuly2019. Several of those cops are #veterans who fought for this country! #ZeroRespect pic.twitter.com/oGaDKhlYX3
— Tempe Officers Association (@ToaAz) July 5, 2019
Een bericht dat viral ging, en Starbucks een lading negatieve publiciteit bezorgde. De “barrista” verdedigde zich nog met:
“It’s become accepted to not trust or to see police and think that we’re not here to serve you, and again, it goes back to — we take great pride of the level of customer service we provide to citizens, and to be looked at as feeling unsafe when you have law enforcement around you is somewhat perplexing to me,” he told Fox 10 in a phone interview.
Starbucks heeft zich intussen verontschuldigd, maar de kwestie is interessanter door wat zij impliceert dan als relletje op zichzelf. We zien hier een gemankeerd moreel besef bij een bedrijf dat zich juist laat voorstaan op extreem moreel handelen.
Het deed me denken aan hoe ik zelf – als 18-jarige – op een vergelijkbare manier de fout in ging. Dat zal u vast als redelijk komisch in de oren klinken, maar wat ik er mee illustreren wil is dat je moet weten aan wie je aandacht schenkt, na moet denken bij wat mensen willen, en dat niet alle emoties als vanzelfsprekend gehonoreerd moeten worden.
Mijn persoonlijke verhaal speelde zich af in mijn laatste jaar op de HAVO. Het vak maatschappijleer was verplicht maar telde niet mee voor mijn eindexamen, en was derhalve enigszins facultatief. De docent – laten we hem “Kees” noemen was – een overmatig sociaal redenerende nitwit. Best een aardige vent, maar van mensen begreep hij niet veel. Zodat zijn goedbedoelde opmerking aan het begin van dat jaar – dat wie het even niet uitkwam om zijn les te volgen niet door hem om rekenschap zou worden gevraag – spectaculair in zijn gezicht terugkwam. Dat ging zo:
Op vrijdagochtend wandelde ik met een vriend zijn klaslokaal binnen, informeerde waarover we het zouden gaan hebben, en merkte na zijn antwoord achteloos op: “Sorry, dat interesseert ons niet zo.” Waarna we vertrokken om in de kantine een uur koffie te drinken.
De ontsteltenis op Kees’ gezicht was een studie waard, maar gevolgen had het voor ons niet. Waarop we hetzelfde spelletje de drie weken er na herhaalden. Tot hij ontplofte. We sloten een compromis: als wij verder helemaal wegbleven, zouden we het zo laten. Dat we steeds wegliepen en zo zijn hoop iets voor ons te hebben de bodem insloegen, dat verdroeg hij niet.
Trots ben ik er niet op, maar het illustreert perfect wat ook bij Starbucks het probleem is: mensen die dat niet aankunnen moet je geen beloften doen die ze niet aankunnen. Dat dien je je personeel bij te brengen. Dat je op zo’n manier de politie laat weten dat je hen niet vertrouwt is zowel bezopen als innerlijk tegenstrijdig. Wat er bezopen aan is hoef ik naar ik hoop niet uit te leggen, en die innerlijke tegenstrijdigheid? Als er reden was geweest voor achterdocht, had die vraag niet gesteld kunnen worden zonder ernstige gevolgen.
Starbucks zou er goed aan doen weer een paar dagen dicht te gaan om haar personeel in te peperen hoe het zich netjes gedragen moet naar iedereen. Het schort bij hun personeel aan zowel norm- als plichtsbesef, en het bedrijf is daar schuldig aan. Dit zijn geen zaken die open staan voor vrijwilligheid. Uiteindelijk verwacht je van een koffietent dat je normaal behandeld wordt zonder er om te hoeven vragen.
Van een (saaie?) maatschappij waar burgermans fatsoen zorgde voor veiligheid en sociale omgang tussen mensen, zijn we door het gedram van links nu een maatschappij van de lange tenen geworden, die ten koste van fatsoen altijd moeten worden vermeden om op te gaan staan. Daarmee een onveilige en a-sociale omgeving voor mensen ontstaat. Vooral omdat dom links bepaald wanneer er exclusief spraken is van lange tenen, en wanneer van tenen die zo snel mogelijk moeten worden afgehakt.
Eigenlijk is dit een heel interessante zaak. In de VS kan een bedrijf in principe weigeren om wie dan ook van hun service te voorzien, om wat voor reden dan ook. De Starbucks filiaalhouder stond in zijn recht. En de linkse meute vindt dit prachtig. Net als bv dat restaurant dat een republikeinse senator weigerde. Of dat goede reclame is, is een tweede, maar het mag. Het publiek kan haar ongenoegen kenbaar maken door ergens anders heen te gaan.
Waar het vervolgens misgaat is dat de linkse meute dat voorrecht alleen voor zichzelf wenst te hebben. De bakker die uit geloofsovertuiging bepaalde taarten niet wenst te maken wordt door die linkse meute eindeloos voor het gerecht gedaagd. Zoals altijd ziet links graag dat bepaalde regels alleen maar gelden als het hen uitkomt.