Slecht maar niet uniek
Toon Kasdorp kiest een opvallend ander perspectief om naar de wortels van de Tweede Wereldoorlog te kijken. ‘Slecht’ is maar een woord, zo blijkt.
Dat de Tweede Wereldoorlog een voortzetting is van de Eerste, is een stelling die door weinig historici meer wordt betwist. Men denkt dan aan het militaire en nationale aspect, zoals dat gold bij de nationalistische oorlogen uit de achttiende eeuw. Men ziet beide oorlogen als veroveringsoorlogen zoals die van Lodewijk XIV of Frederik de Grote, die immers ook in elkaars verlengde lagen.
Maar niemand bedoelt daarmee dat er ideologisch verband was tussen het Duitsland van Kaiser Wilhelm en het Duitsland van Hitler. Het eerste Duitsland geldt als een beschaafde natie en het tweede niet. Het nationaalsocialisme ziet men meestal als een uniek fenomeen zonder voorgeschiedenis. De strijd ertegen was ideologisch, een kruistocht zoals generaal Eisenhower het noemde in zijn memoires.
Daar vallen wel een paar punten op af te dingen. De Vredesvoorwaarden van Versailles waren ongebruikelijk zwaar voor een Europese oorlog en ook uit de niets ontziende propaganda tijdens de eerste oorlog kan men afleiden dat er toen al meer aan de hand was dan een conflict dat niet meer met diplomatieke middelen kon worden opgelost. Er spreekt een vijandschap uit die met het geldende humanistische wereldbeeld niet in overeenstemming is te brengen.
Hitler was wel slecht maar niet uniek. Zijn nationaal socialisme kwam niet uit de lucht vallen. Zowel in haar nationalistische als in haar socialistische aspect had het stevige wortels in het Duitse verleden. Over het verband tussen socialisme en nationaal socialisme heeft J.A.A. van Doorn kort voor zijn overlijden een omvangrijk essay gepubliceerd. Maar het nationalisme in het vooroorlogse keizerlijke Duitsland en in de andere Duitse landen heeft recent veel minder aandacht gekregen.
In het voorbijgaan wordt wel eens gewezen op het sociaal Darwinisme van Herbert Spencer, Oscar Schmidt en Émile Gautier. Maar dat het in Duitsland zo populaire sociaal-Darwinisme een alternatief wilde zijn voor de internationalistische Verlichtingsdenkbeelden, dat krijgt te weinig aandacht. Houston Chamberlain, voor wie Hitler een grote bewondering had, was bevriend met Kaiser Wilhelm. De Kaiser was voor zover we weten geen antisemiet à la Hitler, maar Chamberlain was dat wel degelijk. Hij was er daarnaast van overtuigd dat, wat er ook zij van individuen, volkeren helemaal niet gelijk of gelijkwaardig waren.
Onderlinge concurrentie zou dienen uit te maken welke cultuur van welk volk het beste was en Chamberlain gaf de Duitsers daarvoor een behoorlijke kans. Daar dachten de Kaiser en Hitler hetzelfde over. Wat Hitler betreft was dat inclusief de overtuiging van Chamberlain dat de Joden als belangrijke concurrenten van de Duitsers konden worden gezien. Door hun aanwezigheid te midden van andere culturen en hun internationale verbindingen beschouwde hij ze bovendien als oneerlijke concurrenten, als parasieten.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Hitler krijste : “Nazionalismus ist ihre Rettung, Sozialismus ist ihre Zukunft”.
Das Dritte Reich werd een internationaal-socialistisch projekt
He, wat komt dat tegenwoordig toch weer bekend voor ………….
Van mijn leerlingen – ik was tenslotte docent Duits – kreeg ik eens de vraag wat Hitler nou eigenlijk tegen de Joden had. Ik verwees ze eerst maar even door naar mij collega geschiedenis, maar die kwam niet verder dan “Hij was jaloers op de Joden”. Dus herinnerde ik maar aan de ontmoeting van Hitler met de chef van het overkoepelende orgaan van wetenschappelijke instituten in Duitsland Max Planck, die in 1933 een goed woordje kwam doen voor de zojuist ontslagen joodse academicus Fritz Haber, Nobelprijswinnaar en by the way ook de uitvinder van het Duitse gifgas.
Hitlers antwoord: “Tegen de Joden als zodanig heb ik niets, maar het zijn allemaal communisten en de communisten zijn mijn vijanden”.
Dat hij daarnaast ook een primitief antikapitalisme propageerde doet daar niets aan af. Hij had de al veel eerder bestaande tegenoverstelling van scheppend en graaiend kapitaal opgepikt, en drie maal raden wie in dat concept de scheppers en wie de graaiers waren. Het scheppende kapitaal bleef natuurlijk onaangetast.