Recht en regels
Het meest frustrerende aspect van bureaucratie is dat mensen in de greep ervan volkomen onzinnige beslissingen kunnen nemen.
Beslissingen waar ze zelf om zouden moeten lachen als ze niet in hun functie zouden optreden. Maar nu moeten ze de regels toepassen en die leiden wel eens tot vreemde uitkomsten. Dat is jammer, maar het is niet anders zeggen ze dan, als ze er op aangesproken worden.
Vroeger hadden we rechters die als hun een zaak werd voorgelegd eerst eens keken wat ze op basis van de feiten er van vonden. Wat een redelijke uitkomst zou zijn. De advocaten van partijen hadden bij de voorbereiding van de zitting de relevante feiten aangedragen en bewijs aangeboden voor wat ze aan feiten hadden gesteld. Meestal hadden de raadslieden ook al vast verteld wat zij er op grond van de wet en de jurisprudentie zelf van vonden. Niet hetzelfde natuurlijk, want dan was er geen geding geweest.
De rechters[1] gingen dan na de zitting eerst onderling overleggen[2] en als ze het eens waren geworden over wat er uit moest komen, kreeg de jongste de opdracht een concept vonnis of arrest te maken. Soms ook kwam zo’n eerste concept uit handen van de griffier of een auditeur[3]. Daarin zat het meeste werk want dan moest worden bekeken of op grond van de wet en de jurisprudentie de redelijke uitkomst die de rechters hadden bedacht wel was toegestaan. Was dat niet zo dan moest er opnieuw geraadkamerd, net zo lang tot er een uitspraak uitkwam die wel kon.
Tegenwoordig hebben we zo’n omslachtige procedure niet meer. In de eerste plaats kost die te veel tijd en bovendien houden veel rechters er niet meer zo’n duidelijk eigen mening op na over wat recht en billijkheid is. Ze voegen zich bij wat andere rechters voor hen hebben beslist in soortgelijke gevallen (jurisprudentie) of wat de wetgever kennelijk heeft bedoeld (de wet en de wetsgeschiedenis.)
Neem het arrest van de Ondernemingskamer van 11/7/13. Iedere buitenstaander ziet meteen dat de minister gelijk heeft. Die aandelen waren niks waard want de bank was niet meer in staat haar schulden te betalen en ging dus failliet. In een faillissement komen de aandeelhouders helemaal achteraan. Een grote bank moet door de overheid gered worden van wege het domino-effect. Het blijft namelijk vaak niet bij die ene bank. Het ene faillissement lokt het andere uit zoals we hebben gezien in de nasleep van de deconfiture van Lehman Brothers. Dat ingrijpen gebeurt dus om nog veel grotere schade elders te voorkomen en dient alleen maar afgeleid om de aandelen weer enige waarde te geven.
Bovendien moet het ingrijpen van de overheid snel. Op het moment dat De Nederlandsche Bank het niet langer verantwoord achtte om SNS Reaal door te laten modderen moest de minister meteen handelen.
Een rechter die dan niet in staat is om te verzinnen waarom de aandeelhouders pas rechten hebben tegenover de minister als er ooit later, nadat alles achter de rug is, er een batig saldo komt uit de affaire, verstaat zijn vak niet.
- Bij een rechtbank drie en bij een Hof vijf.
- Raadkameren heet dat overleg.
- Een stagiair bij het rechtscollege.
Dit artikel verscheen eerder po het Blog van Toon Kasdorp
Ja ambtenaren zijn vaak een plaag, Zie het voorbeeld van amtenaren die een winkel in Amsterdam met gebak sommeren om de luifel weg te halen. De gebakjes smelten maar zo praktische denkt een ambtenaar niet. Mocht de klimaatwet er komen zullen we nog veel meer van dit soort treiter- en ronduit verstikkende regelgeving zien. De DDR is er dan niks bij.