Recensie – De Europese spagaat
Jurriaan Ceroy Mulder nam de verzamelbundel De Europese Spagaat onder de loep, een bundel die in gaat op het soevereiniteitsdilemma waarmee de EU ons op zadelt.
Inleiding
De Europese Spagaat is een dit voorjaar uitgebracht boek over een van de heetste politieke vraagstukken van onze tijd. De Europese Spagaat is een bundel, samengesteld uit de pennen van zeventien verschillende schrijvers uit Nederland en België. Dit maakt het een literair werk wat rijk is aan perspectieven. Immers, iedere schrijver voorziet andere problemen en biedt andere oplossingen. De keerzijde is dat het boek een haastige indruk kan geven; zeventien schrijvers moeten 300 pagina’s delen, waardoor de informatiedichtheid heel hoog is en de schrijvers soms over hun eigen verhaal lijken te struikelen.
In deze recensie zal ik mijn aandacht richten op het stuk van dr. Sid Lukkassen. Het stuk van Lukkassen is het langste en meest monumentale stuk van het boek. Het is even fris als ernstig en biedt een vernieuwend politiek kompas voor de tijd die is en komen zal.
In aanloop naar dit stuk wil ik laten zien hoe een ogenschijnlijk rommelige bundel een zekere opbouw kent. De stukken van sommige schrijvers complementeren elkaar dan ook goed. Ik begin met het eerste stuk, van Ad Verbrugge. Verbrugge biedt de heldere, filosofische duikplank waarmee men het onderwerp en de problemen in het boek leert kennen. Vervolgens behandel ik een tweetal schrijvers: Patrick van Schie en Wim Couwenberg. Zij schrijven beiden over het begrip ‘soevereiniteit’ en geven daarmee een harde basis voor de kritieken op de EU. Hierna kom ik terecht bij het eerder genoemde stuk van Sid Lukkassen. De recensie eindigt met een algemene reflectie op De Europese Spagaat; waarbij ik ook de tijd neem voor de overige nodige kritieken en prijzenswaardigheden.
Twee zielen van Europa
Het stuk van Ad Verbrugge, conservatief filosoof en universitair docent, wijst het verband aan tussen ‘habitus’ en ‘habitat’ – gewoontes en woonplaats – en verklaart hoe dat de basis is voor een culturele ‘ziel’. Deze culturele ziel baseert zijn ethiek onvermijdelijk op een vergelijking tussen datgene wat hij kent en wat hij niet kent. Wat ‘goed’ wordt geacht is iets wat binnen het bekende wereldbeeld valt.
Dit alles is natuurlijk een belangrijk opstapje naar zijn verhaal over de EU. Verbrugge maakt een punt waarmee je Europa kan beschouwen als een continent waar twee collectieve zielen te onderscheiden zijn. Hij vertelt over zijn zorgen om het Europese project; het is onhaalbaar als je geen rekening houdt met de culturele diversiteit van Europa. Volgens Verbrugge is de culturele diversiteit op het continent zo buitengewoon groot dat de vorming van politieke eenheid bij voorbaat onmogelijk is. Dat de EU zich op economie concentreert maakt ook meer inbreuk op onze ziel dan wij denken. Economie gaat over de huishouding van de staat. Verbrugge waarschuwt dat dit huishouden te diep verbonden is met onze ziel als politiek dier – hoe je je huis inricht en zaken regelt is altijd heel eigen. Daarom is het gevaarlijk om het in de verkoop te zetten.
Negatieve identiteit
Verbrugge gaat verder met het verklaren van de gemeenschappelijke ziel/identiteit van de EU. Hij zegt dat de identiteit die de EU biedt niet een positieve identiteit is, maar een negatieve. De EU zou verbinden door collectief het idee van nationale eenheid uit te dunnen. Hiermee maakt hij de vergelijking met het communisme, een universele ideologie die door heel Europa herkenbaar was in wat zij afwees: kapitalisme, burgerij en nationalisme. In deze vijandbeelden dachten de communisten verbinding te vinden. Echter, volgens Verbrugge hadden de communisten per land zeer uiteenlopende ideeën over de invulling van de ideologie – zo waren de Duitsers georganiseerder en de Fransen veel anarchistischer. De communisten hadden misschien het idee dat zij verbonden waren in een vorm van ideologische eenheid. Maar onder alle ideologische symboliek scholen meer verschillen dan zij zelf zouden willen geloven.
Met deze vergelijking maakt Verbrugge het complexe probleem over identiteit verrassend duidelijk. Volgens hem ontkomen negatieve identiteiten niet aan hetgeen zij proberen te onderdrukken. Alleen al in de uiting van deze negatieve identiteit steken nationale ziel en ethos de kop op. Huis, haard en de gewoontes die we hieruit opdoen zijn diep ingesleten collectieve karaktereigenschappen. Of je het nou doorhebt of niet.
Soevereiniteit
Mijn volgende opstapje richting het stuk van Lukkassen brengt mij langs het begrip ‘soevereiniteit’. Twee stukjes achter elkaar, van Patrick van Schie – historicus die zich op allerlei manieren inzet voor het liberalisme – en Wim Couwenberg – rechtsgeleerde met een veelzijdig CV en een lange lijst publicaties op zijn naam – behandelen het begrip ‘soevereiniteit’. Waar Ad Verbrugge een cultuurfilosofische kritiek tegen de (huidige) EU maakt, bieden deze twee stukjes een kritiek op basis van een zoektocht naar soevereiniteit in het Europese spinnenweb van macht.
Patrick van Schie
Voor wie slecht bekend is met de rechtsfilosofie is het werk van Patrick van Schie een verademing. Hij begint met de simpele vraag wat soevereiniteit is en wat het nog waard is in onze tijd. Aan de hand van de EU zoekt Van Schie uit waar soevereiniteit gevonden kan worden. Volgens Van Schie is het begrip zijn waarde kwijt geraakt. Men maakt zich minder zorgen over de vraag wie het laatste woord mag hebben: de natiestaat, of de EU? Het parlement of de commissies? De vergaande gevolgen hiervan zijn voor de meeste mensen onzichtbaar en worden dus irrelevant. Dit is gevaarlijk, aangezien hierdoor de Europese elite ongemerkt bevoegdheden overhevelen van natiestaat naar de EU, zonder dat zij voldoende democratische verantwoording hoeven af te leggen.
Europa: regressie of renaissance?
Het stuk van Sid Lukkassen – historicus, filosoof en gemeenteraadslid in Duiven – is, zoals ik eerder in deze recensie zei, het meest monumentale onderdeel van De Europese Spagaat. Lukkassen wijdt de eerste pagina’s aan het uiteenzetten van alle problemen die, volgens hem, cruciaal zijn om over te denken. Hij begint met een van zijn favoriete geschiedfilosofen, Oswald Spengler, en diens theorie over een cyclische beschavingsgeschiedenis. Vanuit deze theorie zien wij een geschiedenis van culturen die opkomen, bloeien en afsterven. Culturen die zichzelf niet opnieuw weten te ijken sterven uit in een tijd van crisis.
De problemen van onze tijd
Met de dood van God, geloof en het nihilisme van de wetenschap moeten wij op zoek naar een duurzaam idee om daaruit een groepsidentiteit te vormen. Dit brengt Lukkassen bij de vraag welke rol nationalisme hierin speelt. Nationalisme wordt als iets vies of engs gezien door de heersende kosmopolitische elite. De tweedeling in politiek is terug te zien in de levenshouding van de aanhangers van de twee politieke ideeën. Lukkassen beschrijft het als volgt:
“Dit keert terug in het dagelijks leven: D66 oriënteert zich op de post-adolescentiecultuur, met waarden als risico en avontuur. De PVV kiezer komt moe uit het werk en wil rust aan het hoofd: huiselijkheid, betrouwbaarheid en zekerheid. De PVV’er brengt zijn kinderen naar de buren als hij boodschappen gaat doen – hij heeft sterke sociale banden nodig; hij moet zijn buren goed kunnen verstaan. Een D66’er kan zich een Thaise nanny veroorloven en vindt het multiculturalisme een fraai, pittoresk gegeven. Hun politieke voorkeur is een voortzetting van hun karakter, dus als je hun politieke standpunten bekritiseert ervaren ze dat alsof je hun persoonlijkheid bekritiseert.”
Deze tweedeling tussen kosmopolitisme en nationalisme, die veelvoudig terugkomt in het stuk van Lukkassen, is volgens hem de grootste ideologische splijtzwam van onze tijd. Hij citeert een uitspraak van Theresa May waarin zij het wereldburgerschap bekritiseert en schetst een beeld waarbij de kosmopolitische elite een veilig leven in een internationaal netwerk leidt, terwijl zij alle binding met hun landgenoten kwijt zijn. Zij zetten volledig in op het verbeteren van de materiële situatie van hun land, maar missen het belang van cultuur en spiritualiteit voor de mensen. Dit is een ongezonde ontwikkeling. De ervaring van gemeenschap wordt eendimensionaal.
Staatsburgerschap en haar vijanden
Lukkassen pleit dan ook voor een herbronning van de morele inhoud van het staatsburgerschap. Wat betekent het om burger te zijn van een land? In ruil voor bescherming en rechten binnen de groep vervult het individu zijn plichten. Het alternatief is chaos. Wereldburgerschap bestaat niet zolang er geen wereldstaat is. Het is een leeg begrip. De waarde van het burgerschap is geen triviaal gebeuren en Lukkassen ziet goed dat dit te lang onderbelicht is gebleven.
Lukkassen neemt in zijn stuk de tijd om de ideologieën die de morele inhoud van het staatsburgerschap uithollen te doorgronden. Hij duikt de betekenis van ‘regressief links’ in, verkent het wereldbeeld van kosmopolitisch links en zoekt naar analogieën met het verleden. Hier mag één uitspraak van Lukkassen zeker niet vergeten worden: waar Lukkassen het spottend heeft over afwegingen van welke minderheid het zieligst zou zijn, noemt hij de ‘bedreigde diersoort wet’. Lukkassen weet dit soort gevatte uitspraken kunstig in zijn stuk te verwerken, zonder te veel serieusheid te verliezen. In een zwaar stuk zoals dit is luchtigheid een fijne verademing.
De nieuwe zuil
Wat Lukkassen er uit laat springen, in deze bundel, is zijn slotbericht. Het hele stuk is een soort draaikolk van informatie, vragen en antwoorden, die uitkomen op een blauwdruk voor de toekomst. Op de laatste pagina’s zegt Lukkassen dat de vorming van een viertal zuilen voor Nederland en Vlaanderen onvermijdelijk zal zijn:
- Kosmopolitisch/postmodern/progressief
- Islam
- Biblebelt/SGP/Christenunie
- Soevereine patriotten/humanistisch realisme/post-progressieven
Als wij het staatsburgerschap weer (morele) inhoud willen geven, moeten wij hierin meegaan. Het grote probleem is dat de vierde zuil nog niet voldoende vorm gekregen heeft. Willen de mensen die onder de vierde zuil vallen een kans maken om hun mannetje te staan en hun belangen te verdedigen, dan moet er meer samenhang in komen. Vervolgens stelt hij een soort stappenplan voor waarmee de nieuwe zuil relevant wordt en macht kan uitoefenen.
Sid Lukkassen schrijft in feite een manifest voor het bloeiende rechts van onze tijd. Zijn stuk is ernstig. Soms té ernstig. Maarja, wat weet ik; misschien is het wel zo ernstig, of is er op zijn minst noodzaak voor gezonde ernst. Het is, hoe dan ook, een monumentaal stuk met zowel vernieuwende perspectieven als pogingen om met praktische oplossingen te komen. De actiebereidheid siert het stuk en dient als politieke motivatie in een tijd waar men naarstig zoekt voor duurzame handvatten op rechts.
Overige hulde en kritiek
Uiteraard staat er nog veel meer in De Europese Spagaat dan wat ik hierboven toelichtte. Ik heb enkel geprobeerd om een soort hink-stap-sprong te maken tussen de belangrijkste informatie en ideologische inspiratie uit de bundel. Dat neemt niet weg dat er nog veel meer noemenswaardige dingen in staan. Zowel in positieve als negatieve zin.
Hulde
Over het algemeen biedt het boek zowel veel basiskennis en verdieping over alle onderwerpen die aan bod komen. We hebben het dan over het recht, militaire functionaliteit, filosofie, theologie, sociologie, politieke theorie enz. Dat gegeven alleen al maakt dit een noodzakelijk boek voor iedere Euroscepticus van deze tijd, ongeacht hoe slim je jezelf acht. Ik geloof dat iedereen wat aan dit boek heeft.
Wat het boek ook siert is de veelzijdigheid van opvattingen over de EU. Verrassend veel van de auteurs lijken nog hoop te hebben in het Europese ideaal en zijn in hun verhaal haastig opzoek naar manieren om het tóch een werkbaar concept te maken. Het verhaal van Luc Pauwels staat zelfs geheel in het teken hiervan. Ook de aandacht voor geloof en het behoud van moraal is in mijn ogen belangrijk. De frisse toon die het af en toe door het boek laat waaien maakt het hopelijk ook prettig leesbaar voor de mensen die níet persé Eurosceptisch zijn, maar wel nieuwsgierig. Het laat zien dat de stem achter de kritiek op de EU er een is van rede en idealisme: niet van kortzichtigheid en verbitterdheid.
Kritiek
Helaas is De Europese Spagaat niet perfect. Ik wil in de eerste plaats op wat praktische zaken wijzen, zoals de vele schrijffouten die hier en daar opdoken. Met name in de stukken geschreven door Anton Kruft kun je er niet omheen. Het oogt veel te slordig voor een boek van inhoudelijk niveau.
Conclusie over De Europese Spagaat
De Europese Spagaat is natuurlijk geen perfect werk. Er zitten schrijvers tussen die wat minder zijn en het is hier en daar wat slordig. Tip voor de uitgever dus. Uiteindelijk wegen de pluspunten goed op tegen de minpunten. De meningen en (sub)onderwerpen in De Europese Spagaat zijn goed afgewogen en bij het lezen ga je vanzelf merken dat ze elkaar vervolmaken.
De Europese Spagaat is hét politieke kompas voor Nederland. Of je nou aan het snuffelen bent naar andere vormen van EU-kritiek; op zoek bent naar ideologische sturing; of jezelf als voorstander van de (huidige) EU wilt uitdagen: deze bundel is de beste plek om te beginnen. Filosofen als Ad Verbrugge zoeken de culturele problemen die op de loer liggen en geven een inzicht in de ongekende verdeeldheid van het continent. Mensen met kennis over het recht, zoals Patrick van Schie, duiken in de complexiteit van de machtsstructuren rondom de EU. Zij dikken het arsenaal argumenten voor Eurosceptici mooi aan. En voorspellende stukken als die van Sid Lukkassen bieden het nodige scenariodenken dat ons scherp moeten houden.
Jan Herman Brinks, Anton Kruft, Sid Lukkassen, Perry Pierik ea, – De Europese spagaat
Uitgeverij Aspekt
ISBN: 9789463381963
300 pagina’s
Maart 2017
Prijs: €24.95
Mocht u geprikkeld zijn, dan is De Europese Spagaat te bestellen bij de uitgever of bij Bol.com
Eerlijk gezegd begin ik steeds meer te twijfelen of het grote probleem van deze tijd wel primair een soevereiniteitskwestie is en niet louter een politieke aangelegenheid met een historische achtergrond. De sociaal-democratie heeft een twijfelachtige staat van dienst met betrekking tot het wedden op het verkeerde paard, of misschien is het ‘foute’ paard een betere aanduiding. Het socialisme bracht niet alleen het communisme voort, maar baarde ook het nationaal-socialisme en het cultureel-marxisme. Dit laatste wordt door de ‘usual suspects’ op de NPO betwist als politiek-filosofisch construct en wordt vaak verketterd als een complottheorie van nationalistische, reactionaire of populistische haviken om alle linkse hobby’s die hen niet zinnen te overkoepelen. Maar hoe je het beestje ook noemt, de gevolgen ervan zijn wel degelijk objectief waarneembaar. Een bijproduct van het communisme is de Goelag-archipel, dat van het nationaal-socialisme de Shoah en in huidige tijden kunnen (bijvoorbeeld) de sluipende islamisering van West-Europa en de daarmee gepaard gaande segregatie en polarisatie, alsmede de academische zelfcensuur als neveneffecten van het cultureel-marxisme worden gezien. Ook de toenemende onderlinge inwisselbaarheid van de traditionele partijen in het politieke centrum moet als zodanig worden beschouwd. Met dit alles zet het socialisme een dubieuze traditie voort. Massa-immigratie en globalisering worden (net als voorheen de klassenstrijd) voorgesteld als onafwendbaar, terwijl het politieke keuzes zijn die hooguit onontkoombaar zijn vanwege de verlammende kracht van het naoorlogse collectieve schuldgevoel over de holocaust en het Europese koloniale verleden. De nederzettingenpolitiek van Israël wordt als (uiterst povere) schaamlap gebruikt om het om zich heen grijpende islamitische antisemitisme te tolereren in Europa. Moslims worden schaamteloos opgevoerd als de nieuwe Joden. Deze strategie mist zijn uitwerking op conservatieve krachten niet. Deze worden voortdurend in het defensief gedrongen en staan bij voorbaat op achterstand in het politieke debat. Vanaf 1968 zijn hun progressieve tegenstanders in de intellectuele en politieke wereld namelijk uitermate bedreven geraakt in het stelselmatig en op groteske wijze associëren van rechtse, conservatieve en populistisch-nationalistische bewegingen met het nationaal-socialisme en het fascisme uit de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw. Na de Val van de Muur in 1989 en het definitieve failliet van het communisme, stapten de gestaalde linkse kaders in (onder meer) Nederland moeiteloos over op het multiculturalisme en andere kosmopolitische gekkigheid, waarbij zij nooit verantwoording hebben hoeven afleggen over hun sympathieën voor Mao, Stalin of Pol Pot. Dit weerhield hen er niet van om niet-linkse geluiden consequent de maat te blijven nemen, vanuit riante posities in het openbaar bestuur en het maatschappelijk middenveld. Een klier die morele superioriteit afgeeft en een gebrek aan voortschrijdend inzicht zijn helaas kennelijk eveneens endemische eigenschappen van de sociaal-democratie. De vraag is tot welke (bloedige?) prijs de hedendaagse sociaaldemocraten hun morele verhevenheid ditmaal willen doordrukken. Kunnen zij tijdig worden overtuigd door hun politieke opponenten of door de ‘chain of events’ die ons nog te wachten staat? De Europese geschiedenis stemt niet erg hoopvol. Liberale en conservatieve politici (voor zover we daar nog van kunnen spreken) hebben zich vertild aan het ideaal van de Europese eenwording. De EU werd ook door hen gezien als de logische sluitsteen van de Europese geschiedenis. Een fatale misvatting, nu deze zich ontpopt als Volksverhuizer en een cultureel-marxistisch vehikel (al dan niet tegen wil en dank).