Publiek en rechters, recht en publiciteit
Zijn recht en publiciteit een gelukkige combinatie? Dat valt nogal eens tegen, zo liet Toon Kasdorp in dit artikel zien.
Murat Ordu is een Turkse Nederlander, die door de Amsterdamse rechtbank tot vier jaar was veroordeeld en die tegen dat vonnis appel had aangetekend.
De vrouwenhandelaar zat daarom nog steeds in voorlopige hechtenis. Er was technisch geen sprake van verlof of proefverlof, maar van onderbreking van het voorarrest, toen de man werd vrijgelaten. De vier jaar waartoe hij in eerste aanleg veroordeeld was speelde daarbij in principe geen rol. Bovendien was hij vanwege een ernstige ziekte van zijn moeder voorlopig op vrije voeten gesteld en niet vanwege de geboorte van een kind, zoals zijn collega Saban Baran.
Bij een eerdere schorsing van dezelfde hechtenis was niet strafrechtelijk komen vast te staan dat hij zich niet aan de hem opgelegde voorwaarden gehouden had, al had men wel dat vermoeden. De kritiek van het ministerie van justitie op de invrijheidstelling was daarom overdreven of althans voorbarig.
Aldus zo ongeveer Leendert Verheij, de eertijdse president van het Amsterdamse Hof. Hij heeft de Minister van Justitie Hirsch Ballin, publiekelijk op diens uitlatingen aangesproken. Hij vermeldde erbij dat de verdachte intussen 14 maanden in de cel had doorgebracht. Hij was in november 2008 in hechtenis genomen en op 23 april 2010 vrijgelaten, had al eerder vier maanden schorsing van hechtenis gekregen van de rechtbank en zat dus een jaar en een maand. Het staat nog helemaal niet vast, zei de President, dat hij opnieuw vier jaar krijgt, misschien wel minder, want voor vijf van de zeven tenlasteleggingen was hij intussen vrijgesproken.
Dat laatste had Verheij misschien beter niet kunnen zeggen, want daarmee raakte hij wel erg dicht bij het nog te voeren proces in hoger beroep. Maar op zich is het allemaal juist wat hij zei. Het was theoretisch mogelijk dat de veroordeelde in hoger beroep ook van de twee laatste van de zeven tenlasteleggingen zou worden vrijgesproken en dan is er helemaal niets meer waarmee het voorarrest verrekend kan worden. Dan volgt wellicht nog schadevergoeding ook. Voor niemand een prettig vooruitzicht.
Murat Ordu en zijn broer Mehmet vormden tezamen met nog een derde veroordeelde de leiding van een bende vrouwenhandelaren. Ze maken volop deel uit van het Nederlandse criminele circuit. Op basis van wat we weten van hun criminele verleden, al kan dat strafrechtelijk niet worden bewezen, hadden ze allebei levenslang kunnen krijgen en dat zou nog aan de krappe kant zijn geweest. De officier, die zich tegen Ordu ’s vrijlating heeft verzet, had het over twintig gevallen van vrouwenroof waar de veroordeelde aantoonbaar bij betrokken was geweest. Gezien het aantal vrouwen dat liet merken zich bedreigd te voelen, lijkt het voor de hand te liggen dat het aantal slachtoffers van de beide broers een veelvoud is van de tenlasteleggingen en helemaal van de veroordelingen. Maar inderdaad, de officier had maar zeven gevallen ten laste gelegd en zij is maar in twee gevallen in haar bewijs geslaagd.
Zware criminelen krijgen in een strafprocedure precies dezelfde privileges, waaronder hetzelfde voordeel van de twijfel, als een burger die uitsluitend door een toeval tussen de raderen van het justitiële apparaat is terecht gekomen. Iedere strafrechtkundige vindt dat redelijk, maar dat is het natuurlijk niet. Het is een structuurfout in ons strafrecht en er zou hoognodig wat aan moeten worden gedaan.
Het lijkt mij veel redelijker om professionele vrouwenhandelaren, van wie vast staat dat zij deel uit maken van een bende, voor veel langer achter de tralies te stoppen dan de vier jaar die Ordu van de rechtbank heeft gekregen. Maar het Nederlandse strafrecht kent nu eenmaal alleen misdrijven en geen criminelen. Je wordt hier en in de rest van de westerse wereld veroordeeld voor strafrechtelijk bewezen feiten en niet voor je criminele carrière.
Strafrecht was tot aan de tijd van de Verlichting een barbaarse aangelegenheid, maar de slinger is sindsdien wel erg ver in de andere richting doorgeslagen. In de ogen van gewone mensen zou de strafrechtpleging horen te dienen om iedereen duidelijk te maken dat je niet weg komt met het bedrijven van misdaden en al helemaal niet met er je beroep van te maken.
In de ogen van veel bedienaren van het strafrecht dient het om de misdadigers op het rechte pad terug te brengen. Dat het die functie niet blijkt te hebben staat al eeuwen vast zonder dat dit wijziging brengt in deze doctrine. De meeste gewone mensen vinden dat Murat Ordu opgeborgen had moeten worden en dat de sleutel had moeten worden weggegooid. Ordu waarschijnlijk zelf ook, als het iemand anders had betroffen. Op dat punt gaapt er een kloof tussen gewone mensen en Leendert Verheij. De laatste heeft in zoverre gelijk dat we als humanistische samenleving niet terug moeten naar de tijd van vóór de Verlichting. Maar de gewone mensen hebben gelijk dat het strafrecht niet dient om criminelen op het rechte pad terug te brengen, maar om iedereen in de samenleving duidelijk te maken dat misdaad niet loont.
Het is duidelijk dat de President van het Hof er beter aan gedaan had om met zijn openbare optreden de publieke opinie in deze affaire niet nog verder te tarten.
De officier en de minister hadden gelijk dat tegen de achtergrond van zijn criminele carrière de vrijlating van Murat Ordu een publiek affront is. De president had beter kunnen zwijgen tot de zaak achter de rug was. Het was mogelijk dat hij gelijk zou blijken te hebben met zijn voorspelling en dan zou niemand hem in dank hebben afgenomen dat hij met zijn uitspraak de schijn van beïnvloeding op zich heeft geladen.
De raadsheren die de Kamer vormen in de beroepszaak konden het gevoel krijgen straks intern iets te verantwoorden te hebben als zij Murat O de maximum straf zouden geven die op het delict staat en die hij eigenlijk verdient.
Overigens ben ik van mening dat iedereen, ministers, kranten en stukjesschrijvers, maar ook presidenten van hoven zich horen te onthouden van publieke uitspraken over zaken die nog sub judice zijn. Zo was het vroeger en al die discussies die de publieke opinie beïnvloeden zijn geen vooruitgang. Rechtsvorming dient zorgvuldig, met rechtsmiddelen en in de rechtszaal plaats te vinden. Niet voor het front van microfoons en camera’s en met de middelen van de publiciteit.
Dit artikel over recht en publiciteit verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Ik mag toch hopen dat Murat Ordu en z’n broertje Mehmet, intussen gebroederlijk onder de tram zijn gekomen ?
Voor dit soort volk past geen straf. Dus geen straf maar een maatregel ter bescherming van de maatschappij. Euthanasie van de veroordeelden d.m.v. een injectie. Een humane dood voor de crimineel en een opluchting voor de maatschappij. Zoals het nu gaat in nederland, zogenaamde rechters heb ik maar 1 oordeel: “Uw recht is het mijne niet”
Dit zijn maar kruimeldiefjes in het geheel. De echte criminelen zitten op het pluche in Den Haag en inpalende steden.
@Karton
Vast niet. Als dat dreigt te gebeuren gaat een van zijn landgenoten schieten.