Politieke verantwoordelijkheid
Politieke verantwoordelijkheid betekent in Nederland dat een politicus die een functie bekleedt van waar uit hij verantwoordelijk is voor bepaalde fouten, hij of zij opstapt en daarmee te kennen geeft het overheidsfalen te erkennen.
De hierboven gehanteerde definitie is een beetje grof, maar in essentie wel degelijk de realiteit zoals die tot circa jaren negentig usance was. Weliswaar heeft het zoals ik het hier opschreef sterk het karakter van een zoenoffer, maar is er iets mis met een zoenoffer brengen aan democratie? Hoe dan ook, het proces van erosie van dit mooie maatschappelijke functioneren van ambtsdragers is zo goed als voltooid en het gebruik is voltooid verleden tijd. Ministers treden ten hoogste nog af als ze het vertrouwen van de Kamer hebben verloren, en dat moet U begrijpen als dat men (de regeringscoalitie) het vertrouwen verloren heeft nog met de betreffende ambtsdragers de verkiezingen in te kunnen. Want iets anders speelt nog nauwelijks een rol.
Bestuurscarrière
Daarbij speelt nog een ander probleem een grote rol. Een ministerschap is tegenwoordig niet langer een vervulling van een carrière, maar nog slechts een stap op jacht naar de echt vette baantjes: in Brussel, als niet-verkiesbaar hoofd van een maatschappelijke organisatie, of voor de kleine politieke luiden: als burgemeester of iets dergelijks, ergens. De enige gunstige uitzondering daarop in de afgelopen tien jaar: Fred Teeven, die na zijn aftreden in de Tweede Kamer terugkeerde.
Uit de aard van de korte duur van dat stadium van een ministerschap volgt nog een ander verantwoordelijkheidsprobleem; dat van de aanspreekbaarheid. In principe was die altijd politiek, maar door het veranderende karakter van de vervulling van politieke functies heeft is aftreden niet langer een ingrijpende stap. Dat heeft dan ook gevolgen voor de manier waarop deze ambtsdragers functioneren. Eerlijkheid is niet langer een logische consequentie van hun handelen, want na aftreden wacht elders een minstens zo interessant nieuw bestaan.
Cursus honorum
Dit probleem zien we zich in dit kabinet (Rutte2) een hoogtepunt bereiken. Dat Rutte de boel voortdurend bij elkaar liegt wordt al zo gewoon gevonden, dat je er alleen nog over grappen kunt. Wie zich minister JK de Jager nog herinnert, zal ongetwijfeld ook nog weten wat hij over de toekomstige verdiensten van leningen aan Griekenland te zeggen had. En wat daarvan (zoals voorspeld) over bleef na drie opeenvolgende bailouts. Maar van de politieke verantwoordelijkheid voor hun daden blijft daardoor minder over dan loze woorden vanaf de katheder der Tweede Kamer.
Het is niet eenvoudig daaraan iets te doen. Het proces dat een ministerschap onderdeel van een moderne cursus honorum geworden is lijkt onomkeerbaar. Maar het kweken van meer verantwoordelijkheidsbesef van ambtsdragers zou gelijk op moeten gaan met de persoonlijke ervaring van deze ambtsdragers. En hierin is nu een grote kloof ontstaan. Was eertijds aftreden een slag voor het persoonlijke prestige van een ambtsdrager, en beïnvloedde dat de rigueur waarmee een minister zijn ambt vervulde positief, het zal niet eenvoudig zijn dat zelfs maar deels te herstellen.
Suggesties
De geschiedenis leert dat pogingen om ambtsdragers in democratische omgevingen meer verantwoordelijkheidsbesef bij te brengen niet zelden ongewenste bijeffecten hadden. In het klassieke Athene ontaardde de mogelijkheid van de bevolking om ongewenste bestuursresultaten af te straffen met verbanning (via ostracisme) van diverse bestuurders die daartoe nauwelijks aanleiding leken te hebben gegeven. Romeinse gouverneurs gedurende de Republiek konden worden aangeklaagd wegens onbetamelijk bestuur, maar dit ontaardde in politieke afrekeningen zodra iemand uit zijn functie ontheven werd.
Het is daarom niet eenvoudig een systeem te bedenken dat bevredigend zal functioneren, maar wat voorop staat is dat de effectiviteit er van het beste gekoppeld kan zijn aan het eigenbelang van bestuurders. Het zou daarom het meest wenselijk zijn de mogelijkheden alsmede het automatisme waarmee die cursus honorum kan worden vervolgd zoveel mogelijk te beperken, hoe lastig dat in de praktijk ook zal zijn. Want dat de topbanen binnen de staat niet gelijk staan aan regeringsposten, zorgt indirect voor onevenwichtigheid in het openbaar bestuur.