Een politieke partij zonder leden?
In zijn laatste beschouwing over politieke partijen, Interne partijdemocratie – 3 – partijleden vindt Hannibal uiteindelijk de oplossing van de PVV van een partij zonder leden wel logisch. Ik neem aan dat hij het daarmee een goed idee vindt. Maar ik denk ook dat Hannibal een of andere vorm van democratie prefereert boven dictatuur. Voor mij is het dan de vraag of de democratie beter wordt van een interne partijdictatuur. In een democratie is het een noodzakelijk recht van alle deelnemers om zich kandidaat te mogen stellen voor te verkiezen functies. Om je individueel verkiesbaar te stellen voor de Tweede Kamer is duur en vereist veel werk. En je maakt geen schijn van kans. Je zult dus moeten pogen bij een zittende partij op de lijst te komen. Als je dat niet doet om simpelweg een baan te bemachtigen maar politiek gemotiveerd bent, en dat verwacht ik eigenlijk van een Kamerlid, zul je een paar van je eigen ideeën hopen te realiseren. Voor zover die nog niet in het programma van de partij van je keuze verwoord zijn is het binnen zekere grenzen legitiem om te proberen die op de agenda te zetten. Ook als je niet direct een kamerzetel ambieert is het legitiem om te proberen bij de partij waar je de meeste affiniteit mee hebt bepaalde ideeën bespreekbaar te maken. Het is een probleem als er uitsluitend met de leider over gecommuniceerd kan worden en het alleen aan hem is of dit op de agenda komt en of je gekandideerd wordt. Op zo’n moment zou de leider letterlijk de belichaming van de ideeën worden en dat is een zeer ongewenste situatie.
Om succesvol te zijn op de langere termijn moeten ideeën gedeeld worden door een actieve achterban, die niet moet vrezen voor deelname aan de partij als hij het niet voor honderd procent met de leiding eens is. De status als vrijwilliger of donateur zonder enige rechten is daarvoor onvoldoende. En zelfs als de saamhorigheid tot stand kan komen door geloof in een leider met de daarvoor benodigde charismatische eigenschappen dan moet dat voor de langere termijn en vanuit democratisch oogpunt worden afgewezen. Bij de opvolging van de leider zullen er grote problemen ontstaan als niet geregeld is hoe vanuit de achterban een nieuwe leider kan worden verkregen. Bovendien zullen kandidaten met de gewenste eigenschappen niet voorhanden zijn omdat een dergelijke leider zulke personen maar zelden om zich heen kan velen. Dit zal tot gevolg hebben dat na het verdwijnen van een leider de betreffende partij spoedig ten onder zal gaan. Om op dat moment die achterban opeens wel een formele stem te geven zal niet gauw tot een bevredigend resultaat leiden.
Dat wil niet zeggen dat het huidige lidmaatschapsmodel van partijen voldoet. In tegendeel. Het belangrijkste probleem is dat mensen lid kunnen worden zonder dat enige controle plaatsvindt of ze de grondbeginselen van de partij in voldoende mate onderschrijven en ook overigens voldoende binnen de partij kunnen functioneren. Voor de middenpartijen is dat probleem minder groot omdat die schijnbaar geen grondbeginselen hebben. Die worden dan ook het meest gevisiteerd door baantjesjagers die verder nauwelijks geïnteresseerd zijn in wie zij vertegenwoordigen en welke standpunten zij moeten uitdragen. Dit soort vertegenwoordigers heeft een goed oog voor het eigenbelang en heeft dan ook snel de neiging om zichzelf of vrienden op oneigenlijke wijze te bevoordelen. Verder staan deze partijen bloot aan coups waarbij plotseling veel personen snel lid worden of een bus vol partijleden die je anders nooit ziet wordt opgetrommeld om iemand, tot nu meestal op lokaal niveau, op de gewenste positie op de lijst te krijgen. Dat is al heel lang een bekend fenomeen, vooral bij de PvdA, waar ook meer lange termijn cliëntelisme een rol speelt. Dit is ook gebeurd bij de verkiezing van Corbyn bij Labour waarbij het zelfs expliciet werd toegestaan dat niet-leden die zich lieten registreren mee mochten stemmen. Daarbij dient te worden aangetekend dat “new labour” ook wel de Blairites genoemd niet erg aantrekkelijk is als oppositie. Een soort PvdA met veel verraad aan de oude achterban.
Voor partijen met een meer uitgesproken standpunt is het zeker een probleem als er mensen lid worden die zich onvoldoende aan de beginselen gelegen laten liggen, zoals Hannibal terecht constateert. Dat hoeven niet alleen radicalen te zijn. Het kunnen ook opportunistische baantjesjagers zijn die, eenmaal op hun plek aangekomen, niet meer de strategie van de partij volgen. De CPN kende evenals andere communistische partijen het kandidaat lidmaatschap, dat na het doorlopen van enige scholing kon worden omgezet in een volwaardig lidmaatschap. Tijdens die scholing konden de “gestaalde kaders” zich dan een beeld vormen over de kandidaat. Ook de SP kende tot 1991 iets dergelijks. CPN en SP kenden (en kennen gedeeltelijk nog steeds) de principes van het democratisch centralisme, waarbij interne discussie is toegestaan maar eenmaal genomen besluiten door alle leden moeten worden gerespecteerd. Kan men dat niet dan dient het lidmaatschap beëindigd en indien men vertegenwoordiger was, de zetel ingeleverd. Feitelijk werken alle partijen zo, wat tot uitdrukking komt in de vereiste fractiediscipline. Dat wordt regelmatig als ondemocratisch bestreden omdat een Kamerlid “zonder last of ruggespraak” wordt verkozen. Maar juist dat is ondemocratisch, omdat mensen meestal niet op Kamerleden maar op leiders of partijen en waar die voor staan stemmen. Dat deze interne discussie vaak gemanipuleerd werd en wordt door de leiding (en niet alleen bij SP en CPN), waarbij onwelgevallige afwijkingen geen kans krijgen is een andere zaak. Het doet aan de juistheid als democratisch principe voor een partijorganisatie niets af.
Zowel voor het verkiezen van personen, waaronder de leider, als voor het stemmen over ideeën – het verkiezings – of beginselprogramma – is het one-man one-vote principe voor partijleden individueel geen goed idee. Gaat het om de inhoud, dan kan er onvoldoende tussen de belanghebbenden worden onderhandeld, gaat het om personen dan is de afstand te groot om werkelijk over de kwaliteiten te kunnen oordelen. Besluiten dienen genomen te worden door verkozen vertegenwoordigers van afdelingen en gewesten. Het direct verkiezen van vertegenwoordigers of het door alle leden of een groot congres stemmen over programma’s vergroot de mogelijkheden tot manipulatie door het bestuur. Het leidt ook tot overdreven aandacht voor uiterlijk en presentatie.
———————–
Helemaal eens.
Ik schreef zelf al eens vrij uitgebreid over dit onderwerp: “De PVV is geen ongewone partij”.
http://www.islamofobie.nl/index.php/blog/meer/de_pvv_is_geen_ongewone_partij/
“De specifieke organisatievorm van de PVV heeft voordelen maar ook nadelen. En een deel van de voordelen blijkt in de praktijk ook wat tegen te vallen. De PVV kent dan wel geen partijleden, maar wel officiële vertegenwoordigers: behalve in de Tweede en Eerste Kamer ook in het Europarlement, provinciale staten en in twee gemeenteraden. Van het optreden van een aantal van hen wordt je ook niet vrolijk. Wanneer je tot je door laat dringen hoe Limburgse PVV-ers via de band nota bene van Beatrix en, nog absurder: de Turkse president, Wilders voor gek zetten, kun je moeilijk volhouden dat infiltranten en/of partijafdelingen nog meer schade kunnen aanrichten. Het breekpunt bij uitstek voor het vertrek van Wilders uit de VVD was de houding tegenover Turkije! waarom zou de PVV geen ongewone partij kunnen worden?”
De drie opgestapte kamerleden zijn ook niet door een partijbestuur of congres aan Wilders opgedrongen. Kortenoeven moest een paar keer gevraagd worden om overgehaald te worden op de lijst te komen. De suggestie dat alledrie *) ‘mollen’ zouden zijn die op een geschikt moment uitstapten om zoveel mogelijk schade toe te brengen aan de PVV, is te zot voor woorden.
Onder de PVV-stemmers lijkt er veel begrip te zijn voor het feit dat de PVV nooit een gewone partij zal worden. Daar zitten inderdaad nadelen aan. Maar waarom zou de PVV geen ongewone partij kunnen worden? Bijvoorbeeld met een uitgebreide, langlopende toelatingsperiode voordat men stemrecht krijgt? Ik kan er geen optimistisch stemmende verklaring voor bedenken.”
De aanname van Onrust klopt niet. Mijn stuk was een analyse, geen verdediging. Met andere woorden, mijn persoonlijke mening staat niet in het stuk, ik pas slechts logica toe.
Maar veel belangrijker was wat impliciet in de analyse stond: dat hoewel voor de flankpartijen hun verkiesbaarheid eerder in gevaar komt dan bij centrumpartijen bij volledige democratische inspraak, het juist de partijen in het centrum zijn waar die inspraak het meest onder druk staat.
“En dan de PVV. Wie tot hier gekomen herkent wat ik beschrijf, kan niet anders dan instemmen met de logica van een partij zonder leden” Het valt mij moeilijk hier geen instemming in te lezen. In ieder geval zou een analyse dan tegenargumenten moeten geven en die kan ik niet echt vinden.
Ik vind “inspraak” een wat moeizaam begrip. Ik denk dat zolang kandidaatstelling op een of andere manier min of meer democratisch georganiseerd plaatsvindt ik de verschillen onbelangrijk vindt en het me goed kan voorstellen dat partijen geen zin hebben in het circus van een directe verkiezing door de leden.
Oeps, stomme dt fout. Hoewel er een potloodje naast mijn reactie staat kan ik hem helaas niet verbeteren.