Dat opvoeden der journalisten: nog best een dingetje
Journalisten gaan op uiteenlopende manieren de mist in. Niet alle manieren zijn even pijnlijk.
Op twitter zag ik van de week een foto langskomen met alle fractievoorzitters die samen met kamervoorzitter Arib om de ovalen tafel in de zogenaamde rooksalon van de Tweede Kamer zaten. In het kader van de formatie dus. Ik retweette die foto en zette er een grapje bij: “Dit gaat wel erg snel zeg: @thierrybaudet van @fvdemocratie aan het hoofd van de tafel. h/t @alexanderbakker”. Dat h/t staat voor ‘hat-tip’: bedankt dat u me op deze foto hebt gewezen. Even later zie ik dat deze politiek verslaggever bij De Telegraaf de foto opnieuw twittert, nu met mijn grapje als bijschrift. Zonder hat-tip. Erg? Natuurlijk niet, het is slechts aanleiding voor een héél lichte ergernis.
Heel wat ergerlijker was de ervaring die ik op de avond van de verkiezingen opdeed met twee piepjonge journalisten van Elsevier. Ruim voordat Thierry Baudet zijn uitstekende overwinningsspeech uitspreekt, word ik op de elfde verdieping van de chique locatie bij het Amsterdamse IJ, door hen aangeschoten voor een interview. Ze nemen er ruim de tijd voor en maken druk aantekeningen. Een aantal keren wekken ze de indruk dat ze nieuwe inzichten opdoen. Ik doe mijn best om niet alleen uitgebreid uitleg te geven maar bij wijze van service weef ik ook wat bijna kant-en-klare oneliners door mijn verhaal. Een kind kan de was doen.
Wie schetst mijn verbazing wanneer ik de volgende dag het resultaat onder ogen krijg. Ze hebben een raakvlak bespeurd tussen een onderdeel van mijn uitleg en het verhaal dat ze van plan waren te gaan schrijven, of al in opzet klaar hadden. Onder vermelding van mijn naam hebben ze vervolgens wat topics uit hun eigen ‘politieke analyse’ tussen aanhalingstekens geplaatst, suggererend dat ik die teksten had uitgesproken. Het lijkt in de verste verte niet op wat ik gezegd heb. Journalistieke opleidingen zouden hun studenten moeten aanleren dat zulk een gebruik van aanhalingstekens een doodzonde is. Ik ben door de journalisten niet neergezet als racist, misogynist of terrorist, maar wel als een halve zool.
Het moeilijke rekenen met procenten
De kans is groot dat u zelf op de avond van de verkiezingen gezien hebt hoe de NOS aan het blunderen sloeg aan de start van het interessante deel van de uitzending: de exit-poll. Het aantal zetels dat de PvdA overhield werd benoemd als de omvang van het verlies. Hoe wreed toch naar de beklagenswaardigen bij het lanceerplatform van de partij DENK: even langer bleven ze in de waan dat het verlies meeviel!
De volgende dag gingen ze vrolijk verder met blunderen. De NOS bedoel ik, niet de PvdA. Ze tonen verschillende uitsplitsingen van de uitgebrachte stemmen. Toegekomen bij de dimensie ondernemers/in arbeidsbetrekking/niet (meer) werkenden, gelooft de presentator het beneden gemiddelde cijfer voor de VVD in de categorie ondernemers niet. Hij spreekt zijn twijfel uit en nu komen ook de cijfers voor de andere twee categorieën niet meer aan de orde.
Tenenkrommender wordt het bij de weergave van de winst-en-verliesrekening voor de partijen. In beeld komt een taart-diagram dat weergeeft waar de groei van GroenLinks vandaan is gekomen. In de PvdA-punt staat 46%. De presentator maakt ervan dat 46% van de weglopers van de PvdA naar GL is gegaan. Nu moet gezegd: dit is wel het onderdeel van het rekenen met percentages dat op de basisschool nog niet aan de orde komt …
Het gaat maar door: “Mark Rutte heeft opnieuw de verkiezingen gewonnen”. Een presentatrice spreekt in een Fries dorp met twee leden van de ChristenUnie die lid zijn van een vrijwilligersteam, dat een oogje houdt op het gedrag van hangjongeren. Om bij de leefwereld van deze mensen aan te sluiten brengt ze de score van de CU te berde: 6 zetels. Nogal onzorgvuldig. Had ze bij wijze van voorbereiding dit stuk van Stephan Wetzels, van ruim twee jaar geleden, geraadpleegd?
Slimmer dan Trump
Qua pijnlijkheid haalt dit alles het niet bij de prestatie van Hella Hueck, van de afbeelding boven dit stuk. Een ongekozen kabinet: luchtigjes haalt Hueck parlement en kabinet door elkaar.
Nog nooit is in Nederland een kabinet gekozen door de bevolking. Sterker nog: dat gebeurt in geen enkel westers land. Ik vermoed zelfs wereldwijd in geen enkel land met meer dan een half miljoen inwoners. In Groot-Brittannië lijkt de staatsinrichting iets meer op die door mevrouw Hueck schijnbaar verondersteld wordt: vrijwel uitsluitend leden van het Lagerhuis worden minister.
Wij kiezen een parlement, een volksvergadering. Lange tijd werd het kabinet aangewezen door de monarch – in de praktijk, maar niet volgens (grond)wettelijk voorschrift – kort na Tweede Kamerverkiezingen die volgen na het verstrijken van de reguliere regeerperiode of het vallen van een kabinet. In de donderdagse uitzending van het bekende televisieprogramma van Pauw en Jinek, deed voormalig vice-premier Wouter Bos tegenover Thierry Baudet het plagerig voorkomen alsof de term ‘zakenkabinet’ zou staan voor een kabinet met zakenmensen. Daar ga ik tenminste van uit: mocht hij echt niet meer weten waar de term zakenkabinet voor staat dan is de beste man op zijn 53e al een beetje aan het dementeren. In de uitzending maakte hij een wat meer bedaagde indruk dan in zijn politieke glorietijd, maar van dementie was zo te zien beslist geen sprake. Bos liet zich beschaafd corrigeren door Baudet.
Voor de tweede maal in de geschiedenis ligt dit jaar de verantwoordelijkheid voor de vorming van een nieuw kabinet, niet alleen de facto maar ook formeel, in handen van het gekozen parlement. De totstandkoming van het nieuwe kabinet is het resultaat van onderhandelingen in een of meerdere series.
Nu is mevrouw Hueck volgens haar eigen twitterbio: “Freelance journalist | alles met economie | Stand van het Land @OmroepWNL | @RTLZ | debatleider”. Hoe schandelijk is het dat iemand met zo’n expertise zo onwetend is over de Nederlandse staatsinrichting?
Eigenlijk niet zo heel groot, ware het niet dat ze haar onwetendheid als het ware uitvent. Op mijn beschaafde commentaar reageert ze in het geheel niet. Op het commentaar van iemand anders (Arjan Koenders) wel. In reactie op het blijkbaar sarcastisch bedoelde commentaar van een rector van een middelbare school, “Als u een iets hoger IQ zou hebben, begreep u dat veel beter #ijdeltuiten“, reageert ze letterlijk met: “Ja, ik ben hier te dom voor denk ik”.
Het probleem waar we hier mijns inziens mee te maken hebben is de grenzeloze, soms ronduit lachwekkende arrogantie, die je nogal eens tegenkomt onder mensen die bij de media werken. Een verschijnsel dat je nog duidelijker geïllustreerd terugzag en nog wel ziet, bij de omgang van het journaille met het fenomeen Trump. Trump is, net als Baudet, zowel geniaal als een mensen-mens. Met dat laatste bedoel ik niet dat beide mannen bij uitstek geschikt zouden zijn om als psychotherapeut te werken. Nee, ze realiseren zich dat je als leider van een grote onderneming of instelling, alleen niets bereikt. Wanneer je het voortouw hebt van een ambitieuze politieke beweging, geldt dat in nog sterkere mate. Je moet met veel en heel verschillende mensen goed kunnen omgaan, het belang van netwerken begrijpen en daar ook goed in zijn.
En misschien wel het allerbelangrijkste: je moet ervan doordrongen zijn dat bescheidenheid in de politiek geen deugd is; niet in de laatste plaats omdat bescheidenheid in de politiek altijd vals is.
Lichtpuntje
Je kunt als mens of journalist een afkeer hebben van hoe een politicus overkomt. Je kunt het oneens zijn met alle standpunten van een politicus op terreinen die jij belangrijk vindt. Daaruit afleiden dat zulke politici dommer zijn dan jij bent, tja .. ik kan me er wel iets bij voorstellen, maar het is beslist niet professioneel.
Een paar jaar geleden schreef ik al eens nogal kritisch – op het onvriendelijke af – over een tweetal studentes journalistiek. Als kop zette ik erboven: ‘Journalisten als opvoeders van de massa‘. De honden lustten er werkelijk geen brood van. Ik schreef: “Het zou zo maar kunnen dat een opleiding bij deze School [voor Journalistiek, in Utrecht] je kans op een baan bij de oude media vergroot. De kans om een goede journalist te worden is een ander verhaal.”
Net op tijd kreeg ik de ingeving om mijn eigen bewering van toen te controleren. En daar was het lichtpuntje: via google vond ik van geen van beide jongedames enig spoor van journalistieke activiteiten. Niet iedereen die zich op basis van de ‘beroepskeuze journalistiek’ in een intellectuele toren waant, van waaruit men op de niet-journalisten/dommeriken kan neerkijken, verwerft dus een betaald baantje in de Nederlandse journalistiek.
(de linkjes in dat oude artikel van mij, gaan naar een onderdeel van de website van die school, dat inmiddels alleen nog te bekijken is voor mensen die daar een account hebben).
Ja, ik heb regelmatig een aanvaring met dat soort figuren.
Ik zou zeggen: Minder grote bek, meer onderbouwing.
Goed artikel.
MSM-journalisten – belasting-gesubsidieerd en commercieel gebonden-
beschouwen zichzelf tegenwoordig als ……
[zelf-benoemde] ethisch superieure aktivisten ……..
Hun standpunt: censuur en propaganda zijn goed; het doel heiligt de middelen.
En op ’t laatst gaan ze er nog zelf in geloven ook – zo vaak liegen ze.
Het wantrouwen daartegen kan niet groot genoeg zijn.