Nederland is coalitieland – maar wat is het dilemma?
Nederland beroemd zich er op dat in onze democratie alle stemmen in het parlement worden gehoord door de laagst mogelijke kiesdrempel. Nederland is daardoor een coalitieland.
Dat we leven in een coalitieland heeft ingebakken nadelen tegenover de meerderheidsstelsels die gebaseerd zijn op bijvoorbeeld een districtenstelsel. Een stelsel als het onze laat alle ruimte voor het groeien en bloeien van alle mogelijke partijen. Dat gebeurt dan ook: op 15 maart werden 13 verschillende partijen in de Tweede Kamer gekozen. Doch slechts een paar komen in aanmerking om te gaan regeren.
In een parlementair systeem met een districtenstelsel als het Britse, waar de kandidaat met de meeste stemmen in een enkele ronde de zetel krijgt, is een logisch gevolg dat er maar twee grote stromingen overblijven: de linkse en de rechtse. In het Franse districtenstelsel ligt dat al weer genuanceerder: daar vechten de twee hoogst eindigende kandidaten een tweede ronde uit om te bepalen wie de zetel mag innemen. Dat stimuleert nog steeds een sterke tweedeling in de meer gematigde omgevingen, maar geeft ook ruimte voor stemadviezen voor die tweede ronde die de eerste als grootste geëindigd partij alsnog fataal kon worden. Hoe dat uitpakt ervoer het Front National eind 2015 in de Franse Regionales.
Ook het Duitse systeem, waar en kiesdrempel van 5% geldt, weerhoudt het systeem de bloei van kleinere partijen, die na een succesvolle verkiezing een volgende keer eenvoudig weer onder die kiesdrempel kunnen wegzakken. Die stemmen worden vervolgens niet parlementair vertegenwoordigd. Nadeel is dat fundamentele ontevredenheid later wordt opgemerkt dan in een systeem als het Nederlandse, waar het bereiken van het parlement relatief eenvoudig is. Maar partijen die de kiesdrempel weten te nemen zijn in principe sneller beschikbaar voor regeringsverantwoordelijkheid. Door de links-rechts verdeling zijn ook de kleinere partijen al snel nodig voor het vormen van meerderheden die op het oog niet direct logisch zijn: de kleine Duitse liberale FDP heeft in relatie tot haar omvang door de jaren heen onevenredig veel verantwoordelijkheid kunnen nemen.
In het Franse systeem kunnen partijen die dicht bij elkaar liggen elkaar door de noodzaak van stemadviezen voor de tweede ronde moeilijk missen, en dit bevordert informele coalities. In tijden van versplintering is dat een niet te onderschatten voordeel, die de kleinere linkse partijen de kans geeft redelijk wat zetels in de Assemblee Nationale te vertegenwoordigen. Aan de rechterkant in Frankrijk heeft het FN die optie door het landelijke cordon sanitaire tegen haar vertegenwoordigers niet, zodat het FN momenteel maar twee zetels in het nationale parlement heeft, bij een stemmenaandeel dat altijd tegen de twintig procent aan hangt de laatste vijftien jaar.
Over het democratisch gehalte hiervan kun je twisten, maar indien het FN eenmaal zou doorbreken en op eigen kracht meerderheden gaat halen in meerdere omgevingen, dan zou traditioneel rechts in de situatie kunnen komen dat ze het FN niet missen kan voor tweede ronde gevechten. Die situatie lijkt langzamerhand te ontstaan, maar hoe het ook zij: de wijze waarop de traditionele partijen ongewenste nieuwkomers buiten spel houden is voor iedereen transparant.
Als we dat vergelijken met Nederland, dan valt op dat wie in Nederland regeren wil, niet om de middenpartijen heen kan. Het Nederlandse (en het Belgische) stelsel bevorderde van oudsher de ontwikkeling van drie hoofdstromingen: links, rechts en midden. Het gevolg is dat het midden altijd regeert, naar keuze over rechts en over links. In een stelsel dat de kiezer dwingt te kiezen tussen links en rechts worden middenpartijen bij de minste of geringste politieke gravitas uiteen getrokken. Voordeel is dat links en rechts elkaar min of meer afwisselen, zodat de kiezer beseft dat er bij verkiezingen daadwerkelijk iets te kiezen valt. Aangezien je in Nederland vrijwel altijd weet waar het op uit gaat draaien, gaat het hier vaker om nuances dan over fundamentele koerswijzigingen in de wijze van regeren. Het systeem voorkomt dat de kiezer werkelijke veranderingen forceren kan. Dat complex van midden-gerelateerde partijen vormt tezamen de Regentenpartij. Het is waarom in Nederland de Regentenpartij niet alleen het parlement domineren kan, maar ook de gemeentelijke democratie. Met als visitekaartje de benoeming van burgemeesters vanuit de landelijke politiek. Zeker in een tijd waarin de Regentenpartij een steeds smallere basis blijkt over te houden, gaat dat steeds meer wringen.
.De nieuwe hypocriete regentencaroussel heeft die coalitie natuurlijk ook al lang voor de verkiezingsdatum onderling bij eed in dat torentje bezworen, waarvan akte.