Mediocratie
Vroeger, lang geleden, U weet wel. Vroeger keken we op tegen onze politici, onze bestuurders tegen wat heette ‘de boven ons gestelden’.
Ons verlies van respect voor deze boven ons gestelden is sluipend gegaan. Natuurlijk, als echte Hollander liet je vanzelfsprekend nooit merken dat je je ondanks je eigen grote woorden toch geïntimideerd voelde als de burgemeester iets vriendelijks tegen je oude overgrootmoeder kwam zeggen toen ze vijftig jaar getrouwd bleek.
Met zestig jaar getrouwd werd dat zelfs opgeschaald naar een persoonlijk telegram van Hare Majesteit Juliana. De laatste paar jaar die hen nog restten hebben mijn overgrootouders het papiertje dat tijdens de feestelijkheden werd bezorgd zuinig bewaard. Het bleef een koninklijke boodschap, al snapten wij allen wel dat het ging om een door een onderling – secretaris of zoiets – die dat papiertje had beschreven en ondertekend uit naam van Juliana. Maar toch, het was wat.
Tegenwoordig wordt de koning na een moordpartij als in Brussel op een holletje naar de Schilderswijk gestuurd voor een groepsfoto. Dat de koning van Marokko bij een privébezoek aan Amsterdam moeiteloos een grotere oploop voor de deur van zijn hotel bijeenbrengt geeft dan wel weer wat wij als Hollanders van het belang van een erfelijke koning beschouwen.
Wethouders? Dat zijn die jongens die vroeger in het buurthuis rondhingen, en zich met een grote bek op de sociale academie omhoog hebben gewerkt. Niks om respect voor te hebben, sterker nog, alle aanleiding voor woede als hij weer eens niet luisteren wil. En zo’n burgemeester is weinig anders dan zo’n zelfde wethouder, maar dan eentje die vier jaar in de Tweede Kamer gezeten heeft, maar niet goed genoeg was om staatssecretaris te worden. Allemaal zijn het mensen die zo uit Flodder lijken te zijn weggelopen.
Ministers? Mwah. Als je dat gestuntel in de Tweede Kamer ziet, is het niet vreemd dat het idee je bekruipt dat veel mensen, jijzelf incluis, dat beter hadden gedaan. Een professor was vroeger een hooggeleerde heer, maar wie zo’n collectie van 182 hooggeleerden in Trouw ziet staan moet zich toch wel bekocht voelen. En allemaal graaien ze dat het een lieve lust is. Niet alleen journalisten schnabbelen dat het een lieve lust is, politici doen dat ook – hoogleraren hebben er zelfs hun beroep van gemaakt.
Dat we niet meer zo tegen hen opkijken – deze ‘boven ons gestelden’- is dus niet heel vreemd. Vreemder is het daarom te bemerken dat deze boven ons gestelden in toenemende mate wel op de bevolking neerkijken. Het lijkt wel of het omgekeerde proces nu plaatsvindt, dat het verlies van het respect voor de landelijke elite deed verdwijnen, maar dan top-down in plaats van andersom. Afstand moet er zijn, zeker. Maar dat die wordt gebaseerd op een fictief niveauverschil omdat een aantal mensen die geluk hadden dat vinden? Dat lijkt me overdreven.
Want laten we wel zijn: de huidige groep ‘boven ons gestelden’ maakt er een bende van. Wat ze niet meer beseffen, is wie hen boven ons hebben gesteld. Dat zijn wij, de onder hen weggeduwden. Het is een besef dat verdwenen is bij het zelfingenomen onbenul dat heden het pluche bevuilt. Eén van de eisen van een democratisch bestel is bescheidenheid van hen die besturen mogen. Het is een belangrijke consequentie van een mediocratie – de regering door de middelmaat. Ze praten veel onzin, kunnen weinig en doen niets. Meer en meer vraag je je af waarom we deze kneuzen nog laten zitten waar ze zitten.