DE WERELD NU

Linkse politieke elites, sociaaldemocratie, maakbaarheid

energierekening, Corona, Minister, Politiek bedrog, Oekraïne, Lage inkomens, Mondkapjesdeal, Rutte4, betrouwbaarheid, Vertrouwen, klimaathoax, Stikstofbeleid, Zwak kabinet, Begroting, politiek, APB2022, Asielmigratie, Rutte4, Rel rond Arib, Extremisme, NL2023, gezinsleven

Waarom is de blik van ‘progressieve politieke elites’ sinds de jaren zeventig weggedraaid van de autochtone maatschappelijke onderlaag? Dat zou de basis moeten zijn van elke politieke analyse nu.

Filosoferend op de vroege ochtend na lezing van de analyse van Rutger van den Noort van de speech van Lodewijk Asscher afgelopen weekend, bleven mijn gedachten hangen bij diens gebruik van het woord maakbaarheid, waar ik zelf al enige tijd mee speel. Een interessant woord, omdat er zoveel potentiële ellende mee wordt uitgedrukt. Want verandering moet, volgens progressieve denkers. Altijd maar verder, nietwaar? En het is dat moeten waarin al een strijd voor voortdurend versmallende marges besloten ligt. Genoeg strijd voor een leven vol teleurstellingen, maar meer nog: ook een leven vol maatschappelijke splijting.

Daar hebben we de afgelopen vijftig jaar dan ook meer dan genoeg van te zien gekregen. Inclusief het onbegrip bij de linkse politieke elites dat het electoraat zich van hen afkeerde. Toch was dat laatste een logisch gevolg, maar tegelijkertijd niet meer dan de helft van het verhaal.

Toen ik begin jaren tachtig geschiedenis ging studeren werd me (door Willem Melching, meen ik) verteld dat de buitenlandse politiek binnen de Nederlandse sociaaldemocratie vooral een breekijzer was om een andere agenda door te drukken. Anders gezegd: het ging niet om het buitenland, maar om het doordrukken van een andere attitude tegenover de laagste klassen van Nederlanders. Dat tegenover sociaaldemocratische ideeën aan de hand van de stand van de wereld. Toen leek die analyse me zinnig, en haar geldigheid voor die tijd zal ik nog steeds niet bestrijden. Maar sindsdien is die fixatie op het buitenland als referentiekader niet verdwenen – eerder is zij de maatstaf der dingen geworden. En degenen die dat tot maatstaf verhieven, bleken zelf niet in staat met het perspectief daarvan om te kunnen gaan.

Veranderend perspectief
Dat perspectief veranderde namelijk al snel in een absoluut waardenpakket waarmee de Nederlandse achterban langs de meetlat werd gelegd. Wat deed men? Men begon te kijken naar de mensen in verre landen, en legden die langs een meetlat die werd gebruikt voor de moeite die men wilde doen voor de Nederlandse ‘onderklassen’. Èn andersom. Daarbij kregen de sociaaleconomische omstandigheden van de mensen in verre landen het primaat van de aandacht, en dat leidde daardoor vrijwel direct tot een verminderde aandacht voor de noden van de Nederlandse arbeider. Die het immers zoveel beter had dan zijn tegenhanger in pakweg de CentraalAfrikaanse republiek. De kanteling in het denken die daarvan het gevolg was bleek niet omkeerbaar.

Dat tegelijkertijd de strijd voor verbetering van het inkomen van de Nederlandse laagste klassen was gedegenereerd tot een gevecht over twee cijfers achter de komma van de koopkrachtstijging (een biertje per maand extra) maakte dat niet beter. De aandacht begon zich derhalve te verleggen naar de instromende familieherenigers van eerder gehaalde gastarbeiders. Voor die mensen was nog een wereld te verbeteren, en die kans op een nieuwe maakbaarheid werd vol enthousiasme aangevat. In het denken van de politieke elites van de linkse partijen was de Nederlandse onderklasse het werktuig waarvan de wereld verheffing zou mogen verwachten, ook als die Nederlandse onderklasse daartoe – uit solidariteit – zelf enige welvaart voor zouden moeten inleveren. We hadden het hier immers zo goed? Daar kon best een beetje af uit solidariteit. Het was het woord dat begin jaren tachtig nog machtiger was dan ‘maakbaarheid’ in tien jaar er voor.

Maakbaarheid
Maakbaarheid bleek op nieuw een toverwoord, en alles problemen die ontstonden werden terug beredeneerd naar de sociaaleconomische achterstelling van de nieuwkomers. Maar daaraan werd gewerkt – onder ander door de import van nog meer nieuwkomers. En ook aan hun sociaaleconomische achterstelling moest worden gewerkt.

Merk op, dat de politieke elites van de progressieve partijen hierdoor zelf afstand namen van hun eertijdse achterban. Beide zijden hadden dit niet direct in de gaten, maar de kloof verwijdde zich lang voor het ontstaan van de Centrumpartij in 1980 al. Dat het bijna-succes van de Nederlandse VolksUnie bij de Kamerverkiezingen van 1977 ook een xenofobische reactie was op de plotselinge instroom van tienduizenden Surinamers (die de onafhankelijkheid van dat land in 1975 vanuit een veiliger sociaaleconomische positie wilden afwachten) is zeker waar. Dat neemt niet weg dat een eerste groep zich bewust raakte dat de focus van de sociaaldemocratie niet langer op hen gericht was.

Politieke antenne van elites
Dat hier de politieke antenne van eertijds begunstigden sneller reageerde dan dat de politieke elites zich zelf bewust werden van hun verschuivende aandacht is een ondergeschoven kindje bij veel analyses. Het is de logica van mensen die merkten dat ze uit het centrum van de aandacht werden verdreven. Als verwende kinderen, is de meest treffende gelijkenis. Maar toch, ook dat is een logisch gevolg van verschuivende politieke preoccupaties van elites.

Dat ‘mokken’ van die eertijds begunstigden werd door de politieke elites van de progressieve partijen niet op waarde geschat, en dat doen ze nog steeds niet. Wel demonstreerde de snel groeiende kloof tussen elitaire progressieve bestuurders en de eerste vertrekkers van de vroegere achterban een waarheid die men lang had weten te ontkennen: de partijelites zagen zichzelf niet als deel van de groep waarvoor zij politiek streden, maar als de leiders er van. Geen politiek werktuig, maar een richting bepalende groep.

Dat laatste is een belangrijke subtiliteit die ik de komende tijd nog verder uit ga diepen, omdat zij zowel de basis is van de huidige misvattingen over de eigen rol van links, als de veranderde attitude tegenover lagere autochtone bevolkingsgroepen sinds de jaren tachtig.

 

6 reacties

  1. Harrie Wortel schreef:

    de partijelites zagen zichzelf niet als deel van de groep waarvoor zij politiek streden, maar als de leiders er van. Geen politiek werktuig, maar een richting bepalende groep. > te duiden als: intellectuele gemakzucht of misschien zelfs een soort morele luiheid?

    Was bij de kamerverkiezingen van1977 het succes ( je) van DS70 niet ook een signaal ?

  2. BegrensEuropa! schreef:

    Ja, dat omarmen van de (steeds weer andere) nieuwe maakbaarheid lijkt inderdaad een kenmerk van de links-progressieve medemens. En ja, dat de blanke, arbeidende klasse toch ‘weinig solidair’ (‘xenofobisch’?) reageerde op de verschuivingen van de aandacht van de links-progressieve politiek naar nieuwe bevolkingsgroepen (zonder dat daar veel arbeid tegenover stond) is niet meer dan logisch, zeker als men bedenkt dat die verwijdering plaatsvond in de weinig florerende tachtiger jaren. Ik zie geen verband met ontwikkelingssamenwerking, ook al is het overduidelijke falen daarvan niet aan de blanke, arbeidende klasse voorbij gegaan. Daar tegenin blijven oproepen tot solidariteit heeft natuurlijk geen enkele zin. Solidariteit hoezo? Wordt daar iemand beter van? Inmiddels is men bij links nog verder doorgeschoten met herschrijving van de geschiedenis, newspeak, verlinksing van de media en politiek, xenofobieverwijten (zwarte piet), en nieuwe vormen van maakbaarheid (klimaat, eu, euro, deradicalisering). Allemaal dingen die over de ruggen van de blanke, arbeidende klasse heen door hun strot worden geduwd. Het solidariteitsreservoir van de Nederlandse samenleving dreigt op deze manier wel volledig leeg te lopen. Dus als er de volgende keer nog een beroep op wordt gedaan, dan is het waarschijnlijk ‘over en uit’, wat dat verder ook moge inhouden.

  3. nora schreef:

    “de partijelites zagen zichzelf niet als deel van de groep waarvoor zij politiek streden, maar als de leiders er van. Geen politiek werktuig, maar een richting bepalende groep.”
    Mooie analyse. Dat is denk ik ook een van de redenen dat in de jaren 60 studenten massaal voor links kozen. Ze wilden horen bij degenen die het toekomstige beleid zouden voeren en waren niet zozeer betrokken bij het lot van de arbeiders, van wier leven ze totaal geen benul hadden. Streven naar het deelnemen aan de toekomstige macht dus. En dat is ze gelukt.

  4. Hannibal schreef:

    @Harrie Wortel
    in 1977 werd DS70 bijna weggevaagd (Lijsttrekker Nijhof, 1 zetel over). NVU kwam op 3/4 van een zetel. DS70 was vooral succesvol in ’71 en ’73.

  5. Ravian schreef:

    Wereldwijde nivellering is de naam van het spel.
    Een linkse elite die Sinterklaas speelt voor buitenlandse en allochtone werkschuwen over de rug van de hardwerkende autochtone Nederlanders.
    En het hoofdprobleem is dat ze ook nog eens geen maat kennen, dus gewoon roofbouw plegen, en al doende de kip met de gouden eieren slachten.
    Marxisme, communisme, socialisme; het werkt allemaal totdat het geld van de andere mensen op is, het is altijd gedoemd in armoede en ellende ten onder te gaan.

  6. Johan P schreef:

    @Ravian
    Heel juist.
    En daar komt nog eens bij dat de linkse stellingen met zichzelf in tegenspraak zijn, maar daar mag natuurlijk nooit op worden gewezen. Als alle culturen gelijk zijn, wat is dan in vredesnaam het nut van diversiteit? Dan is onze cultuur net zo goed als die van de nieuwkomers en zouden ze er geen enkel probleem mee moeten hebben om over te schakelen. Als alle mensen gelijk zijn dan zouden er ook helemaal geen maatregelen nodig zijn om bepaalde groepen steeds maar weer te helpen.
    Feit is gewoon dat mensen en culturen verschillend zijn en dat vermenging daarvan ALTIJD tot botsingen zal leiden, waarna er een ‘winnaar’ uitkomt die leidend zal zijn. Dat is door de hele geschiedenis op alle continenten steeds weer uitgewezen. Die les wil men niet leren omdat men het misplaatste idee heeft dat men de menselijke natuur kan veranderen door maar hard genoeg te schreeuwen. Daarbij vergeet men ook voor het gemak maar even dat het eigenlijk alleen de westerse cultuur is waar mensenrechten een rol spelen en waarbij er medeleven en mededogen voor anderen een normaal onderdeel van het leven zijn. Maar dat is niet bepaald overal zo. Veel, zo niet de meeste, niet westerse culturen zijn wat dat betreft een stuk minder menslievend en wanneer een dergelijke cultuur hier de overhand krijgt dan zal men daar op een zeer onaangename manier mee worden geconfronteerd.