Leerplicht ter discussie – Canons helpen onderwijs niet
In dit essay stelt Toon Kasdorp de inhoud van de lesstof op (V)MBO’s en de bijbehorende leerplicht ter discussie.
In de kranten werd een paar jaar geleden een discussie gevoerd over de canon, de lijst met Nederlandse literatuur en andere vaderlandse wetenswaardigheden die in het curriculum van de Nederlandse scholen thuis zou horen. Columnist Michaël Zeeman, die indertijd in Rome woonde, pleitte in de Volkskrant vóór herinvoering en schetste hoe Nederland een achterstand heeft in dit opzicht op andere Europese landen, met name op Italië. Opponent Beekmans was onderwijzer op een zwarte ambachtsschool h.t.l. en hij zag er weinig in.
Maar hij is degene die hier gelijk had, vrees ik. De invoering van de canon als verplicht onderdeel op VMBO’s zou er niet toe leiden dat de gemiddelde leerling de inhoud van de canon tot zijn geestelijk eigendom zou maken. Een klein percentage zou de lijst uit het hoofd leren en een nog kleiner percentage zou een deel lezen en kennen, maar de overgrote meerderheid zou de lijst negeren, zoals veel van de aangeboden stof op dit soort scholen genegeerd wordt. Niet dat die canon er niet zou moeten komen, maar op dit moment alleen voor wie hem wil en voorlopig in elk geval nog niet als verplicht lesmateriaal. Er is al genoeg lesmateriaal dat niet gebruikt wordt.
Het probleem met de zwarte scholen of anders gezegd, met het lagere type scholen in de grote steden, komt niet voort uit het gebrek aan materiaal en in ieder geval niet in de eerste plaats uit dat gebrek.
Het probleem ligt bij de overtuiging, die bij een grote meerderheid van de leerlingen en hun ouders bestaat, dat ze op die school weinig tot niets leren waar ze later wat aan zullen hebben. Bovendien menen ze dat er vanuit de school op ze wordt neergekeken. Een extra probleem is dat de cultuur van de school niets meer te maken heeft met de cultuur waar de leerlingen zelf in leven.
Voor dat probleem zijn er twee oplossingen: de school past zich aan bij de leefwijze van de leerlingen of op de scholen worden alleen nog leerlingen toegelaten die bereid zijn zich aan de school aan te passen. We doen nu iets er tussen in en het werkt niet. De school aanpassen aan de leerlingen zou betekenen de leerlingen opleiden voor een samenleving die hier niet past en die in Afrika en het Midden Oosten tot de problemen leidt waarover we dagelijks in de kramt lezen.
Ik zou daarom willen pleiten voor het inrichten van scholen op leerlingen die wel bereid zijn om zich aan te passen en de overigen van hun leerplicht ontslaan. Ik trap tegen een groot aantal zere benen, maar laat me uitleggen wat ik bedoel.
Ik weet dat het niveau van onze scholen de afgelopen twee generaties schrikbarend is gedaald en dat terwijl alle kinderen van Nederland recht hebben op goede scholen, ook de nieuwkomers. Dat wil zeggen recht op scholen die zo goed zijn als de Nederlandse gemeenschap die kan maken met de haar ter dienste staande financiële en technische middelen. Ik ga daar hier niet verder op in maar verwijs naar wat Leo Prick daar over placht te schrijven in het NRC-Handelsblad en naar wat hij daarvan heeft samengevat in zijn boek Drammen, dreigen, draaien[1]. De malaise heeft te maken met de bezuinigingen, die er – anders dan in de zorg – in het onderwijs daadwerkelijk zijn geweest, maar toch in de eerste plaats met de heersende ideologie. Die heeft bepaald hoe sinds de zestiger jaren leraren en leerlingen met elkaar omgaan en die heeft het soort leraren geselecteerd, dat zich daarin thuis voelt.
Ook als de leraren vanaf nu anders zouden worden geselecteerd en opgeleid en ook als scholen weer zouden mogen doen waar ze voor dienen, namelijk de kinderen de kennis en vaardigheden bijbrengen die ze in hun latere leven nodig zullen hebben, dan nog zou het probleem van de tekortschietende scholen niet op korte termijn zijn opgelost.
Als we gedrag en kennis van de ene generatie op de andere willen overbrengen dan zal de oude relatie leraar leerling hersteld moeten worden, dat kan niet anders. Ouders en kinderen, leraar en leerling hebben een gezagsverhouding nodig. Het is geven van de ene en nemen van de andere kant, het zijn geen onderhandelingspartners.
De reden waarom we scholen zwarte scholen noemen, ook als er helemaal niet in meerderheid leerlingen van Afrikaanse afkomst op zitten, is omdat het probleem van de niet goed functionerende scholen uit de VS is komen overwaaien. Daar waren de scholen van minderheden oorspronkelijk echt zwart, maar hier in Nederland blijkt maar weer eens dat het met huidskleur niets te maken heeft. Het is een cultureel probleem.
De Nederlandse scholen zijn georganiseerd vanuit een vriendelijke coöperatieve cultuur waar geweld verboden is. De nieuwe leerlingen komen uit een cultuur waar gezag, macht en geweld onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en waarin de leerling altijd wil kijken hoever hij gaan kan. Voor vriendelijk overreding heeft men maar weinig respect.
De leraar en de schoolleiding worden geacht de leerling een vorming te geven. Dat kunnen ze niet doen met geweld maar daarvoor hebben ze wel een vorm van gezag nodig. Ze moeten datgene wat ze de leerlingen willen bijbrengen aanpassen aan de opname capaciteit van de leerling, maar er zijn grenzen aan die aanpassing. Bij het verlaten van de school moeten leerlingen die een examen halen een gemiddeld niveau bereikt hebben. Daar hebben zij en hun ouders recht op en ook de samenleving die de opleiding mogelijk maakt. De leerling moet minimaal bereid zijn een inspanning te leveren om het aangebodene te leren en de opnamecapaciteit van het collectief moet zo groot zijn dat de meerderheid van iedere klas de doelstelling bereikt die haar wordt gesteld.
Aan die voorwaarden wordt op veel Nederlandse scholen niet meer voldaan. Een meerderheid van leerlingen is in veel klassen en op veel scholen niet meer bereid om de benodigde inspanning te leveren en het resultaat van de lessen is dan negatief: de leerlingen hebben niets geleerd, behalve dat ze hun zin kunnen krijgen door de kont tegen de krib te gooien. Dat leidt op den duur tot niets dan tot verveling. De absentie op dit soort scholen is enorm en die absentie is begrijpelijk.
De scholen in kwestie proberen hun falen zo goed mogelijk te verbergen, dus wat het publiek ervan ziet is alleen het puntje van een ijsberg.
Leraren die de opstand van de leerlingen niet accepteren worden met geweld bedreigd, een bedreiging die bovendien met een zekere regelmaat tot uitvoering komt. De schoolleiding heeft de neiging haar leraren de daarbij noodzakelijke steun, die onvoorwaardelijk hoort te zijn, te onthouden.
In elk geval is op Nederlandse scholen iedere vorm van geweld tegen leerlingen taboe, zelfs in de vorm van zelfverdediging. Dat geweldstaboe is onvermijdelijk in onze samenleving en dus is er maar een oplossing: de leerlingen die geweld gebruiken of die daar mee dreigen moeten uit de school verwijderd worden. Geen enkele andere school moet gedwongen worden ze aan te nemen.
Wanneer we menen dat we ook aan gewelddadige leerlingen een schoolopleiding verschuldigd zijn, dan zou dat een vorm van tuchtschool dienen te zijn, die speciaal voor delinquente leerlingen is ingericht en waarin het bewakend personeel geweld gebruikt als ultimum remedium[2]. Het belang daarvan is niet in de eerste plaats de opvoeding van delinquente leerling, waarvan men doorgaans niet al te veel kan verwachten, maar hun afwezigheid op de reguliere scholen
Pas als we het wegsturen weer terug hebben in de scholen is de eerste voorwaarde voor gezagshandhaving hersteld: leraren dienen leerlingen de klas uit te kunnen sturen bij les verstoring en bij gebruik van geweld ook uit de school. De schoolleiding dient de leraar daar onvoorwaardelijk in te steunen.
Leerlingen die onvoldoende prestaties leveren maar zich verder niet misdragen moeten overgeplaatst kunnen worden naar een type school dat voor hen meer geschikt is. Als zo’n type school er niet is, dan moet hij er maar komen als er tenminste voldoende potentiële leerlingen voor zijn. Zijn die er niet dan kan er voor onder begaafde kinderen tenminste en opvangcentrum komen waar aan hun noden de aandacht kan worden besteed die zij mogen verwachten. Het collectief van de leerlingen en de leraar behoort niet te worden belast met de gevolgen van niet kunnen en niet willen van een deel van de leerlingen.
Gebrek aan geld is wel een valide, maar geen doorslaggevend argument. Er zijn aanwijsbare minder hoge prioriteiten in de samenleving, waar het geld vandaan gehaald zou kunnen worden. Dat is een politieke keuze waar politieke partijen op kunnen worden aangesproken.
De voorgestelde maatregel kent allerhande bezwaren, waarvan de belangrijkste is dat het de weg opent naar machtsmisbruik door onbekwame leraren. Dat bezwaar is reëel en we zouden moeten doen wat we kunnen om het type leraren van de scholen te weren dat niet in staat is om orde te houden of dat moreel en vaktechnisch onvoldoende is bewerktuigd om kinderen op te voeden en kennis bij te brengen.
Toch is het gevaar van de boosaardige of incompetente leraar veel kleiner dan het gevaar van de tuchtloze school. Tussen deze twee kwaden moeten we kiezen, als een keuze noodzakelijk is. De laatste veertig jaar kozen we zichtbaar verkeerd.
Veel mensen hebben de neiging om de schuld voor de ellende in de scholen bij de leraren neer te leggen. Dat is in zoverre terecht dat leraren veel te weinig geprotesteerd hebben tegen de achteruitgang om hen heen en de ondermijning van hun positie. Ook zij maken deel uit van de gedoogcultuur. Maar toch, de hoofdverantwoordelijkheid ligt ergens anders. Die ligt bij de politiek, die weigert om de problemen te zien. Het ligt verder bij incompetentie in het ambtelijk apparaat en bij de schoolleiding.
Dat er relatief veel meer incompetente schoolleiders dan incompetente leraren zijn staat wel vast. Competente leraren kunnen nog aan scholen gebonden worden door liefde voor hun vak of voor kinderen in het algemeen. Competente schoolleiders hebben geen enkele reden om hun bekwaamheden in een zo onvruchtbare omgeving aan te wenden. Ze krijgen ruzie met iedereen, met het ministerie en het schoolbestuur, met de ouders met een deel van de leraren en met de kinderen. Competente schooldirecteuren hebben daarom de neiging om hun heil elders te gaan zoeken en die overblijven zijn statistisch gesproken incompetent.
In deze situatie, het defungeren van een belangrijk deel van het schoolsysteem, is de discussie over een nieuwe canon niet helemaal serieus te nemen. De ernst van de situatie leek na het rapport Dijsselbloem tot het publiek en haar overheid door te dringen, maar de belangstelling is daarna weer weggeëbd. We leken even bereid te zijn om maatregelen te nemen tot verbetering. Bij die maatregelen had ook die Canon wel weer ter discussie kunnen komen. Maar eigenlijk, zeker wel de komende twintig jaar, hebben we belangrijker dingen aan ons hoofd.
- Dr. Leo Prick, Drammen dreigen draaien ▪ ISBN: 9053304614 Mets en Schilt Uitgevers ▪ 2006
- Een dergelijke school , maar voor een al te oude leerlingengroep, is de Glen Mills School. De Glen Mills School biedt een geïntegreerd programma waar op alle gebieden de doelen op dezelfde wijze worden nagestreefd. Het programma sluit nauw aan bij die aspecten van de leefwereld, die de studenten van vroeger kennen en positief waardeerden: de groepsprocessen van de jeugdbende.
Voor toelating op de Glen Mills School komen jongens in aanmerking die: 15 jaar of ouder zijn, normaal begaafd zijn (IQ vanaf circa 80), ernstig en veelvuldig antisociaal gedrag vertonen (intimidatie, vechtpartijen, vernielingen, diefstal, inbraak, geweldpleging), dit gedrag in groepsverband en/of in het kader van lidmaatschap van een “peer group” uitvoeren (groepsgevoeligheid), in het gezin en op school geen kansen meer hebben op een gunstige ontwikkeling naar volwassenheid. De Glen Mills scholen zijn hier minder succesvol dan in de VS, vooral waarschijnlijk omdat ze zo helemaal niet in de Nederlandse cultuur passen. Het is mogelijk dat de voortschrijdende integratie, die nu eenmaal een tweezijdig proces is , daar verandering in zal brengen. Maar hoe dan ook , het succes van Glen Mills scholen moet eerder gemeten worden aan de verbetering van de reguliere scholen die van hun delinquente leerlingen worden bevrijd dan aan de eigen resultaten.
Dit essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
Met veel instemming dit stuk van Kasdorp gelezen.
Er is echter nog iets over schoolonderwijs te zeggen, een probleem dat voorkomt uit de manier waarop het onderwijs in het algemeen is georganiseerd en dat door de recente schoolsluiting nog duidelijker is geworden. In de volkskrant verscheen een ingezonden stuk van een pedagoog, voormalig onderwijzer, waarin hij meldt veel ouders te spreken die hebben opgemerkt dat hun kinderen, nu ze niet naar school hoefden, veel ontspannener en gelukkiger waren, zich niet thuis afreageerden na een schooldag en beter met elkaar omgingen. Blijkbaar is de schoolomgeving voor een zekere groep kinderen erg stressvol en ongelukkig makend.
Dezelfde geluiden vang ik op uit mijn omgeving. Blijere en/of harmonieuzere kinderen, die de lessen die ze thuis krijgen graag of met niet al te veel tegenzin in zich opnemen. En die daarnaast nog veel meer bij te brengen valt dan ze op school leren. Bij veel ouders leeft denk ik wel de gedachte: wat leren ze eigenlijk op school? Nu de scholen dicht zijn dringt tot hen door: nou niet bijster veel. Ze zouden veel meer op kunnen nemen aan kennis, wanneer daar ook alleen maar op gefocust zou worden. De rest: groepsgesprekken voeren, televisie kijken, aan goede doelen deelnemen, met andere kinderen omgaan enz. kunnen ze thuis ook doen.
De pedagoog uit de volkskrant vond dat er door ouders en schoolleiding zou moeten worden overlegd hoe dit soort kinderen op school beter aan hun trekken zouden kunnen komen. Het lijkt me dat hier weer de bekende oplossing voor alle problemen wordt voorgesteld: gaat iets niet goed, dan ga je in de oude situatie extra regels maken voor datgene wat of degene die niet in het systeem past in plaats van je realiseren dat het systeem zelf misschien de boosdoener is en dat op de schop nemen. Uit eigen ervaring weet ik dat je door het schoolonderwijs ‘geknakt’ kan worden, hoe dramatisch dat ook mag klinken. Niet door de hoeveelheid aan aangeboden stof of de mate van ingewikkeldheid ervan, maar door de dwang van het systeem, de massaliteit, door het je staande moeten houden in een groep, waar je nog geen verweer tegen hebt. Misschien zou je voor de kinderen die niet in het schoolsysteem gedijen een andere manier van leren moeten voorstellen, zoals bijvoorbeeld thuisonderwijs of het toelaten van zelfgevormde kleine groepjes, die je aan het eind van het schooljaar een test afneemt om te zien of ze genoeg is bijgebracht. Bovendien zijn scholen (van boven opgelegd) vaak heel rigide in de systemen die ze gebruiken bij bijvoorbeeld schrijf-, taal- en rekenonderwijs. Niet elk kind is gebaat bij hetzelfde systeem.
En wat betreft het leren in groepen te functioneren: dat kun je later ook nog leren, wanneer je wat volwassener bent en steviger in je schoenen staat.
@nora : heel interessante bijdrage.
Eigen activiteit en inspanning, is, op elke leeftijd, het belangrijkste.
En, mijns inziens, zijn ‘canons’ erg beperkte blokken, waar onderwijs niet van afhankelijk moet zijn. Cultuur is een breed en diep begrip.
@Cool Pete: Mee eens!