Kies: euro of democratie?
Principieel bezien is het licht verbijsterend te moeten constateren, dat nu de Eurocrisis een cruciale fase in gaat, plotseling fundamentele vragen aangaande de mogelijke oplossing ter discussie komen. Zeker, aangezien deze vragen niet alleen besproken hadden moeten worden op het moment dat de richting van de huidige crisis nog eenvoudiger omkeerbaar was, maar bovendien pas ter sprake bleken te kúnnen komen, toen de consequenties niet langer ontkend konden worden.
Directe aanleiding voor deze column is de discussie op Twitter waar ik gisteravond tegenaan liep. De econoom Bas Jacobs deed op zijn eigen blog een felle aanval op de berichtgeving en opinies van FD-columnist en correspondent in Brussel Martin Visser, wiens meest recente kritische column hem in het verkeerde keelgat schoot. Visser had in het FD zeer kritisch geschreven over de mogelijkheid van het verstrekken van een bankvergunning aan het Europese noodfonds: ‘een lapmiddel‘. Piramidespel en indirecte monetaire financiering van overheidsschuld‘ waren eveneens door Jacobs gewraakte kwalificaties.
Alsof dat geen accurate omschrijving van de situatie zou zijn. Na twee jaar geschutter van de Europese regeringsleiders zijn het mijns inziens nog milde omschrijvingen; het FD en Visser roepen niet op genoemde regeringsleiders tot kattenvoer te verwerken. En ja, dat noem ik dus mild.
Het verwijt aan journalist Visser – dan zelf eens oplossingen te noemen – is vanzelfsprekend tamelijk gratuit, en het maakt het debat ietwat onzindelijk, al heb ik niet de indruk dat Jacobs dat zelf voldoende beseft. Desalniettemin moet het gezegd worden, en wat ik bedoel begrijpt u beter als ik Jacobs’ column met u doorneem.
Om te beginnen is daar het verwijt dat Visser de noodzaak van die toe te kennen banklicentie niet voldoende serieus zou nemen, en daarmee een keur aan internationale economen negeert, die van de ECB een ‘lender of last resort willen maken’. Want, argumenteert Jacobs iets verderop, de tijd voor democratisch crisisbeleid is voorbij, omdat dat geen realistische aanpak is. Hierbij refereert hij aan:
Mathijs Bouman, maar ook Ewald Engelen, D66 en vele anderen hebben het grootste gelijk dat je idealiter voor iedere vorm van fiscale achtervang het democratische tekort op Europees niveau weggewerkt wil hebben: no taxation without representation. Daarom is democratische controle noodzakelijk.
En de slotalinea:
Men kan zich bovendien de vraag stellen hoeveel democratie er nodig is bij noodoperaties, of dit nu om liquiditeitssteun gaat of de herstructurering van failliete banken en overheden. De afgelopen jaren hebben onmiskenbaar aangetoond dat de politiek op groteske wijze faalt om financieel crisismanagement goed te organiseren. Misschien helpt het juist als dit buiten de politiek wordt gezet.
Met de strekking van deze laatste alinea ben ik het vrijwel geheel eens. Wat Jacobs echter niet schijnt te beseffen, is dat dit nu juist de essentie van de Eurocrisis beschrijft. Democratisch bestuur is boven een bepaalde omvang namelijk een onmogelijkheid. Dat de EU een parlement bezit, betekent nog niet dat het per definitie als democratie betiteld kan worden.
Het is verleidelijk om hierbij de term EUSSR te gebruiken, als referentie aan de applausmachines die parlementen in totalitaire staten plegen te worden. Dat we de neiging hebben die parlementen als verlengstuk van een dictatuur te zien, betekent niet, dat het omgekeerde niet ook waar is. Boven een bepaalde omvang van de groep die moet worden vertegenwoordigd, is het niet langer mogelijk daadwerkelijk een effectieve democratische interactie van parlementariërs met het electoraat op gang te houden. En juist dit is de essentie van een levende democratie. Het Europarlement is hiervan een schoolvoorbeeld.
Er is nog een tweede kwestie die Jacobs getuige zijn slotalinea niet schijnt te willen beseffen: de preservatie van de euro als gemeenschappelijke munt is ook een politieke keuze, en qualitate qua is ook de onwil die redding te steunen onderdeel van een democratisch proces. Een beslissing om de euro te laten redden door capabele crisismanagers – zo die te vinden zouden zijn – is daarmee ook een politiek besluit. De Eurocraten in Brussel zouden een voorstel als dit met warmte ontvangen, want het is juist wat ze willen.
Ik ben bereid aan te nemen dat crisismanagers inderdaad in staat zouden kunnen blijken de euro voor enige tijd in rustiger vaarwater te brengen, en dat de EuroBazooka daarbij een nuttig instrument kan zijn wil ik ook wel aannemen. Maar kinderen met vuurwapens laten spelen wordt algemeen als onverstandig beschouwd, en terecht. Uiteindelijk zal de uitvoering van het voorgestelde crisismanagement altijd plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de EU-commissie, dewelke tezijnertijd als eindverantwoordelijke voor het Europees beleid met het bereikte – eventueel gunstige – resultaat verder zal mogen spelen.
Waar ik bij huiver, is de gedachte aan dat vervolg. De ingebakken deficiënties van de euro worden met een dergelijke aanpak niet opgelost, en de hoopvolle gedachte die Jacobs ventileert, dat ´de periferie zo sneller zijn concurrentiepositie kan aanpassen´ hebben we eerder gehoord. Daarmee zijn we weer terug bij de denkfout die aan de basis van de huidige crisis ligt: de gedachte dat de zuidelijke landen zullen worden meegezogen door het voorbeeld van ons nijvere Noord-Europeanen, met ons politiek overmatige verantwoordelijkheidsgevoel.
Jacobs constateert terecht dat ‘de afgelopen jaren onmiskenbaar hebben aangetoond dat de politiek grotesk gefaald heeft bij het organiseren van financieel crisismanagement’. Zelf faalt hij echter een analyse te maken van de oorzaken van dat falen, en waarom dat probleem niet zal worden opgelost door een effectief management van de Eurocrisis. Daden en handelen van de Zuid-Europese politici zijn de afgelopen jaren toch niet voor misverstand vatbaar geweest? Het is een gevaarlijk soort blindheid. Dat de gang van zaken rond de recent bekend geworden uitbreiding van het EU-budget voor het komende jaar hem de ogen niet geopend heeft, is tekenend.
Dat de gemeenschappelijke EU-munt tegen hoge kosten voor alle lidstaten ten onder zal gaan is een treurig vooruitzicht, al kun je twisten over wat erger is: de kosten, of de teloorgang van het politieke ideaal dat er onlosmakelijk mee verbonden werd. Dat mensen weigeren lering te trekken uit de bestuurlijke gang van zaken van de afgelopen twee jaar beschouw ik echter als onvergeeflijk.
Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.