DE WERELD NU

Kerstoverpeinzing – Geen groei, geen bloei

Europa zit in de hoek waar de klappen vallen. Niet alleen hebben we daar zelf de meeste schuld aan, maar we zijn er voorlopig ook nog niet uit. Wàt de Eurocraten ons ook geruststellend toefluisteren.

Het vervelendste van de huidige crisis is dat het ons met de neus op een aantal onplezierige feiten drukt. Zo is daar het probleem dat we onze economieën sinds jaar en dag hebben afgestemd op eeuwigdurende groei, vrij stevige groei eigenlijk, al noemen we het zelf liever niet zo, omdat we ooit nog veel grotere groeicijfers realiseerden. Cijfers zoals thans regelmatig opklinken vanuit India, China, Rusland en Brazilië.

Dat we de onplezierige waarheden die Malthus al rond 1800 formuleerde daarbij uit ons hoofd hebben gezet maakt deze nog steeds niet minder waar. En helaas is onze schuldpositie gebaseerd op deze verwachting van ongebreidelde groei tot in de eeuwigheid. Het is een recept voor ellende, aangezien het alleen kon aflopen met een situatie dat afbetaling van onze schulden nog slechts mogelijk is door het snijden in eigen vlees, in plaats van te kunnen interen op toekomstig vet. De relatief beperkte krimp zèlf, waarmee we op dit moment worden geconfronteerd, is niet het probleem: waar we me zitten is de onmacht de leningen af te lossen die we – vol hoop – afsloten om een nog grandiozer toekomst te kunnen verwezenlijken. Allemaal, met oneindige groei in het achterhoofd. Het saldoverschil tussen realiteit en de hoop die sprak uit het aangaan van deze leningen is de omvang van de pijn die we voelen, niet het verwaarloosbare percentage van de krimp die we ervaren.

Leuk voor politici, die luxeproblemen van de BRICs, maar niemand van de gemiddelde beroepsbevolking in West-Europa of de USA wil zijn positie ruilen met die in deze opkomende landen. Want grote economische groei drijft weliswaar op een opkomende middenklasse: het voorbeeld van de Westerse economieën toont dat dergelijke revoluties, ook economische, er toe neigen hun eigen kinderen te verslinden.

De klassieke westerse middenklasse bestaat namelijk eigenlijk niet meer. De grote groep kleine bedrijfjes die de basis vormden van het economisch leven in de jaren vijftig is weggevaagd door concurrentie, of ze zijn zelf uitgegroeid tot moderne molochs die hun productie hebben overgeheveld naar opkomende economieën als India. Productie in West-Europa is door steeds hogere lonen vrijwel onbetaalbaar geworden, en daar zitten we nu mee.

Optisch bestaat die middenklasse nog wel, en we praten er voortdurend over. Desalniettemin kun je de wolk van bedrijfjes, eenmanszaken en andere consultancyclubjes die vooral de (semi)-overheden bedienen eigenlijk niet vergelijken met de oude middenklasse. Hun karakter vertoont meer overeenkomsten met een korset, dan met een ruggegraat. Ze zijn het exoskelet van de moderne overheid, zoals veel weekdieren al lang niet meer zonder hun behuizing kunnen. Niet bepaald de diersoort die vanuit het water het land zal veroveren, om even in de evolutionaire terminologie te blijven hangen.

Dat zien we nu dan ook aan het beeld dat de huidige recessie kenmerkt. We lijken aan het eind van de rekbaarheid van ons economietype te zijn gekomen, en het begint nu pijn te doen. Pijn, die voorlopig zal blijven aanhouden, zo ze niet nog erger worden zal.

De manier waarop de Italiaanse schuld (thans toegetreden tot de exclusieve club van landen met 2 biljoen-euro-Plus schuld) blijft toenemen is een zwakke afspiegeling van de Amerikaanse gang van zaken, en dat terwijl in de grond de Italiaanse economie na de Duitse wellicht nog de meest gezonde van West-Europa is, als we ons niet blind staren op de schuldquote van het land. Italië drijft op een sterke laag kleine productiebedrijfjes vooral in de luxe-segmenten, maar daarnaar zal wereldwijd altijd vraag zijn. Het is dan ook geen wonder dat juist in Italië thans het meest gesproken wordt over uit de euro stappen, omdat – behalve Duitsland – het daarvoor binnen de EU de meest geschikte economie heeft.

Wel moet een kleine nuance worden aangebracht. Als ik het heb over Italië, spreek ik eigenlijk vooral over het noordelijke deel. Het gebied ten zuiden van Rome en de grote Middellandse Zee-eilanden zijn economisch vooral ballast. Maar Noord-Italië wordt in Europa slechts overschaduwd door Zuid-Duitsland, de kurk waarop Duitsland drijft.

Kunnen we van onze politici verwachten dat ze de komende jaren de voorwaarden kunnen scheppen om onze economische vooruitzichten te verbeteren? Het valt te betwijfelen. Europese politici zijn gewend geldstromen te herverdelen ten gunste van allerlei belangengroepen die hun electorale basis vormen. Helaas zijn dit maar zelden de groepen die een gezonde economische ontwikkeling tot stand helpen brengen. Het resultaat zijn lapmiddelen die een vergevorderde intellectuele staat van pappen en nathouden verraden. En daar hebben we niets aan.

Hoewel onwil zeker een rol speelt, is het in de eerste plaats een signaal van geestelijke onmacht – dat wanvertoon van de Europese politici. Zoals roofdieren die sinds jaar en dag gewend waren in een dierentuin hun natje en droogje verzorgd te krijgen, is het hun onmogelijk zich in de jungle van de realiteit van alledag staande te kunnen houden. Het stemt droef, omdat de situatie suggereert dat ons huidige democratische stelsel te verstard is om zich nog aan te kunnen passen. En de stap naar een federaal Europa – de facto een dictatuur van de bureaucratie – kan dat alleen maar erger maken.

 

 

Eerder verschenen op Dagelijkse Standaard.