Toon Kasdorp was geen liefhebber van de sociologie, en al evenmin van haar meest bekende voorlieden en hun dubieuze persoonlijke meningen.
J.A.A. van Doorn, die tien jaar geleden overleed, was precies 15 jaar ouder dan ik, een halve generatie. Hij kwam uit Limburg en was geboren in een gezin dat vanuit het noorden naar Limburg was gekomen, net als ik. Maar daarmee hield wat mij betreft de overeenkomst op.
Hij is sociale geografie gaan studeren, omdat hij HBS[1] had in plaats van gymnasium en met HBS kon je in die tijd geen geschiedenis doen, wat waarschijnlijk zijn voorkeur zou hebben gehad. Hij gold, als de Rotterdamse hoogleraar in dat vak, als een van vormgevers van de studie van de sociologie in Nederland.
Na zijn overlijden is aan zijn carrière uitvoerige aandacht besteed in de sociologische wereld. Hij was iemand die erg veel publiceerde, maar eigenlijk meer als journalist dan als wetenschapper. Dat lag er waarschijnlijk aan dat hij ondanks zijn reputatie als socioloog er zelf de voorkeur aan gaf een mening te geven die gebaseerd op gezond verstand en eigen waarneming, in plaats van in het improductieve keurslijf te werken dat de sociologie nu eenmaal is.
Wat hij, jammer genoeg, wel aan de sociologie ontleend heeft zijn een aantal afwijkende manieren om maatschappelijke verschijnselen te benoemen zonder dat daarmee een echt nieuwe vorm van beschouwing tot stand kwam of aan bestaande inzichten nieuwe facetten werden toegevoegd. Een voorbeeld daarvan is een gedachte die hij zegt ontleend te hebben aan de mathematicus Bertus Brouwer en die hij de sprong van doel op middel noemde, een interessante term.
Doordat verschijnselen in de samenleving vaak bestaan uit zich steeds herhalende reeksen van oorzaak en gevolg was het volgens hem mogelijk aan de voorkant van zo’n reeks in te grijpen met als doel en gevolg dat aan het einde van de reeks veranderingen optraden. Als voorbeelden noemde hij dat vroeger iemand die hulp nodig had rechtstreeks geholpen werd. De arme kreeg voedsel en kleding, de zieke geneesmiddelen. Dat zette volgens hem weinig zoden aan de dijk en daarom hebben we tegenwoordig preventieve geneeskunde en sociale voorzieningen. Die verbreding van de causale reeks waarin men kan ingrijpen om sociale resultaten te bereiken leidt tot verwetenschappelijking van de bemoeienis en tot een bovenbouw van beleid en planning. Het is niet zo moeilijk om in te zien dat dit niet zoveel anders is als wat Max Weber bedoelde met bureaucratie, een term die bij Weber, zoals U weet, geen pejoratieve betekenis heeft.
Ik putte hierboven uit een dies rede die Van Doorn in 1976 heeft gehouden aan de Erasmusuniversiteit. In die zelfde rede kwam hij met de bekende kritiek op de Oostenrijks-Engelse filosoof Karl Popper. Die zou volgens hem de mogelijkheid hebben ondergraven om wetenschappelijke theorieën te bewijzen. Wat Popper ons geleerd heeft is dat theorieën over de werkelijkheid speculatief zijn, dat is waar, maar dat is een belangrijke restrictie. Wiskundige stellingen blijven bewijsbaar, mits men de axioma’s aanvaardt. Sociologische theorieën zijn onbewijsbaar, omdat ze pretenderen met de werkelijkheid van doen te hebben.
Wat Popper daarnaast leerde is dat iedere mislukte poging om aan te tonen dat een theorie over de werkelijkheid onjuist is een betere reden geeft om zo’n theorie voor waar te houden en er beleid op te baseren. Dat is natuurlijk niet hetzelfde als beweren dat ene theorie juist moet zijn omdat een andere onjuist is. Popper vond het niet zo moeilijk om aan te tonen dat het Marxisme een onware leer was maar vond dat geen extra reden om de liberale maatschappij opvatting te omarmen. Dat hij dat niettemin deed, stond daar los van.
Om Popper, die werkelijk een groot filosoof was, met Dahrendorf te vergelijken, zoals Van Doorn in die diesrede deed, doet waarschijnlijk beiden te kort.Verschillende antwoorden geven op vragen en verschillende theorieën er op na houden over dezelfde werkelijkheid blijft mogelijk maar alleen zolang ze niet aantoonbaar onjuist zijn. Van Doorn hield er een theorie op na over de Arabische agressie jegens Israël in het Midden Oosten die voor de NRC indertijd aanleiding was hem een ernstige reprimande te geven.
Die theorie was aantoonbaar onhoudbaar, maar met een beroep op Dahrendorf meende hij die te mogen blijven verkondigen en hij nam zijn ontslag bij de krant. Wat het ‘verlichte antisemitisme’ betreft was hij zijn tijd vooruit. De hoofdredacteur van vandaag zal, denk ik, niet meer begrijpen wat zijn voorganger bezield heeft.
- HBS A waarschijnlijk, al heb ik dat niet kunnen vinden. Maar zoals bij criminelen zelden vermeld wordt dat ze van allochtone afkomst zijn, vermeldt men bij academici meestal niet dat zij HBS A als middelbare schoolopleiding hebben.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp
HBS-A jaja. Vroeger werd inderdaad door meerdere mensen en niet de minste gezegd:
“Als je geen HBS-B kunt halen dan kun je altijd nog advokaat worden”.
Bij de Raad van State is het vergeven met dat soort lieden.
Als je dokter werd met HBS-A dan moest je een kruiwagen hebben zoals een vader die zelf arts was.