Israël bestáát en ís een bijzondere natie
Vorige maand verscheen hier op VoL de merkwaardigste recensie die ik ooit las. Kees Broer schreef over Martien Pennings’ boek ‘Israël bestáát. En is de meest legitieme natie van de wereld‘.
Dat ik de recensie zo buitengewoon merkwaardig vind, zit hem met name in de allerlaatste zin ervan: “Degene die de in het boek aangedragen feiten weet te onthouden [!?] kan zonder meer een discussie met de Israël-haters aangaan.”
Ik las de recensie die – best opvallend eigenlijk – geen eigen titel heeft, toen ik zelf nog maar een stukje van het boek gelezen had en de recensie vormde een sterke aanmoediging om er verder in te lezen. Ik voelde een tamelijk sterke aanvechting om de recensie hier te gaan recenseren, maar zoiets lijkt me weinig interessant voor mensen die niet heel diep in de materie zitten die hier aan de orde is. Het kostte me echter wel wat inspanning om die neiging te bedwingen. Dat heeft twee heel verschillende redenen.
Theo van Gogh
De eerste is dat ik beide mannen persoonlijk ken, de een wat beter dan de ander. Sterker nog, recensent Kees Broer voert een ‘groep’ mensen op die hij aanduidt als “Erfgenamen van Theo van Gogh”, en waarvan hij een aantal ‘leden’ met name noemt. Onder andere ene ‘KeesjeMaduraatje‘.
Merkwaardigerwijs vermeldt hij er niet bij dat beide Kezen een en dezelfde Broer zijn! Een beetje jammer maar minder merkwaardig is dat ik niet in dat rijtje genoemd wordt. Anderzijds: dat geldt ook voor andere mensen die veel meer bekend zijn dan ik ben én die ook veel bekender zijn dan het door Kees geselecteerde viertal. Theodor Holman bijvoorbeeld. Of Hans Teeuwen, of Eddy Terstall. Of Ayaan!
De tweede reden is dat de manier van ontsporen van het non-debat tussen Broer en Pennings niet uniek is voor het onderwerp, de legimiteit van Israël. Die laatste zin van Broers recensie, die ik hierboven letterlijk citeerde, is overigens een zeldzaam positieve afsluiting van een recensie! Hoe bizar dan toch dat dit bijna de enige zin in het lange stuk is die niet negatief is over het boek en de auteur. Vooral over de auteur. En dát is het grootste probleem.
Pennings heeft zelf hier al uitgebreid gereageerd op het stuk van Broer. Daarin richt hij zich vooral op de persoon Kees Broer. Empathisch als ik nu eenmaal ben, kan ik me iets voorstellen bij de opstelling van mijn beide ‘mede-erfgenamen’. Bij die van de bijzondere historicus Martien Pennings meer dan bij die van Kees Broer die zich eigenlijk weinig geïnteresseerd toont in de geschiedenis van de mensheid in het algemeen en in die van het Midden-Oosten in het bijzonder. Meedogenloos als ik nu eenmaal ook ben, wil ik hier echter toch vooral stilstaan bij het eigenlijke onderwerp: de legimiteit van Israël.
Duidelijke stelling
Met de keuze van die titel en ondertitel voor zijn boek poneert Pennings een even duidelijke als intrigerende stelling. Het had wat mij betreft nóg systematischer gemogen, maar Pennings beschrijft systematisch verschillende hoekstenen waarop die claim berust. Of moet je van claims spreken, meervoud? Is Israël bestáát ook al een claim die onderbouwing behoeft?
Nee, natuurlijk niet, maar de titel verwijst echter even terecht als onbarmhartig naar de gruwelijke maatschappelijke realiteit van het in twijfel trekken van de legitimiteit van bestaande naties. Voor wat betreft Israël gebeurt dat niet alleen zeer openlijk en oorlogszuchtig door marginale, terroristisch geïnspireerde organisaties, maar nauwelijks minder openlijk door veel machtiger organisaties, ja, overheden van tamelijke machtige landen ook. Grote organisaties van landen zelfs.
Even een heel belangrijk zijpad: op dit moment wordt de legitimiteit van een andere bijzondere natie – is trouwens niet elke natie een bijzondere natie? – in twijfel getrokken door een zeer machtig land dat bovendien nog ‘assertiever’ is dan Turkije, Iran of Noord-Korea en veel groter dan die drie samen: China.
Ik kan het niet laten om dat zijpad even in te slaan; Niet alleen omdat juist vanmorgen (zondag 10 oktober) de NOS in een programmaatje in de stijl van die walgelijke cliffhangers van ze, ‘wij zullen jullie achterlijke kijkertjes even informeren’, alvast een voorschot nam op een mogelijke oorlog tegen en rond Taiwan, met een nog net niet expliciete steunverklaring aan Communistisch China. Als het tegenzit ontwikkelt de crisis rond Taiwan zich nog gruwelijker dan die complete verzameling crises in het Midden-Oosten.
Pennings deelt zijn hoekstenen in in drie hoofdcategorieën: ‘moraal-historische’, ‘juridische’ en ‘internationaal-politieke’. De eerste twee verdeelt hij weer onder in respectievelijk drie en vier subcategorieën. Behalve aan deze acht besteedt hij ook nogal veel aandacht aan de vijanden van Israël.
Een deel daarvan vind ik minder interessant en zelfs een beetje afleidend van de hoofdstelling [1]. Dat geldt echter beslist niet voor de aandacht die hij besteedt aan de verontrustende breedte van het front van Israëlhaters, met name aan de overeenkomst tussen nazisme en islam: gepersonaliseerd in de alliantie van de beruchte Adolf Hitler en de wat minder bekende moefti van Jeruzalem: Amin al-Husseini. Terecht wijst hij juist ook in dit verband op de opmerkelijke blunders van de Britten en de rol van de Brits-Franse rivaliteit [2], [3], [4].
Sykes-Picot
De belangrijkste kritiek van Broer op Pennings is dat hij in zijn boek niet schrijft over ‘Sykes-Picot’. Op zich is dat geen onwaarheid. Het is daarentegen altijd wat bedenkelijk wanneer een boek bekritiseerd wordt om wat er niet in staat. Het is echter extra pijnlijk om uit het verhaal dat Broer – als beslist-niet-historicus – vervolgens ophangt over die twee ambtenaren, op te kunnen maken dat hij zichzelf weinig serieus verdiept heeft in dat zogenaamde verdrag. Ik deed dat wel in het kader van mijn studie voor mijn doorwrochte e-book IS, the Kurds and the Caliphate. Turkey: from sick occupant to paranoid neighbor. Ik nam daarin een paragraaf op, getiteld Sykes-Picot Revisited.
Hier een citaat daaruit:
In previous chapters I already wrote about the difference between the treaties of Sèvres and Lausanne. So here I focus on the so called Sykes-Picot ‘borders’ and so on the gist of one of the most absurd anti-western narratives. No mistake: the drawings those officials came up with were exemplary for western arrogance. Indeed, the British diplomat Sykes and his French counterpart Picot did draw lines –not borders– on maps, completely disregarding sensibilities of the inhabitants of the relevant parts of the Ottoman Empire. The obviousness of this disregard is best illustrated by the motive for the Britons to welcome a French sphere of influence in the area that roughly included not only today’s Lebanon and Syria but the greater part of today’s KRG [Het Iraakse deel van Koerdistan, zeg maar] too: that way the French could form a buffer zone between the British sphere of influence and that of the old rival Russia.
In 2014, in an otherwise insignificant article about IS’s and the EU’s attitude to borders, Frank Jacobs produced this observation in the Washington Post: “Had that [Sykes-Picot-] border persisted, (…) Syria would have had more oil, but also more Kurds – maybe they would have ruled the roost in Damascus instead of the Assad clan’s Alawite minority.”
Part of the Sykes-Picot narrative is the suggestion that today it is – or in 1916 it was – possible to identify undisputed, or natural borders in the region. An implicit suggestion is that the Ottoman Empire should not have been defeated, sometimes even combined with the fabrication that the Turks did not voluntary choose to join Germany and Austria-Hungary in WW I.
Sykes and Picot produced concepts for a treaty but their exchanges never reached the status of a formal agreement. Part of the road to a formal treaty was to involve Russia but after the Russian revolution the communists made the concepts public, obviously with the intention to win sympathy from peoples in the Middle East by discrediting the Britons and French.
That ‘Sykes-Picot’ had very little influence on the eventually established borders can be read in the 1916 document itself.
Het Sykes-Picot narratief is overigens ook favoriet bij groepen als IS…
De acht
Alle acht door Pennings aangevoerde hoekstenen zijn interessant. Ik licht met name die eruit die mij – om sterk uiteenlopende redenen – het meeste aanspreken. De belangrijkste is niet de interessantste: de mate waarin het gevecht tegen de legitimiteit van het bestaan van Israël samenhangt met de internationale politieke verhoudingen.
Wie ‘niet zo geïnteresseerd’ is in internationale politieke verhoudingen en/of geschiedenis kijkt daar vaak anders tegenaan. Ik moet denken aan de onvolprezen Hans Jansen die soms zei: “De islam aan D66-types uitleggen is net zoiets als seksuele voorlichting geven aan kleuters. They don’t have a clue.” Ik voeg eraan toe: ze willen helemaal geen clou. Ze willen meer objecten in regenboogkleuren. Veel meer.
Terecht staat Pennings in dit verband ook stil bij de enormiteit van hoe de kliek achter Biden omgaat met de Abraham-akkoorden van Trump.
De hoekstenen die ik het meest interessant vind, zijn tegelijkertijd de meest ‘gewaagde’. Ik begin met de meest nuchtere (!) van die drie: Israël als de-kolonisator. Pennings voert dat begrip op in zijn derde hoofdstuk: “Dé-kolonisatie en humanisering door de Joden vanaf 1880“.
Vooral dat jaartal is belangrijk. Hij maakt zeer aannemelijk dat de komst van de joden in het dorre, spaars bevolkte gebied dat door veel Arabieren in de omgeving als zo ‘veelbelovend’ werd opgevat dat ze zich gingen vestigen in dat (aan de Joden of joden?) ‘beloofde land’… Het doet ietwat denken aan de Boeren in zuidelijk Afrika, in een klein deel van wat nu het land Zuid-Afrika is: zij vestigden zich in een gebied dat vrijwel onbevolkt was. Zij vormden in zekere zin het ‘eerste volk’ daar.
VN en inheemse volkeren
Daarmee belanden we als vanzelf bij die tweede, voor mij nieuwe hoeksteen: UNDRIP, de United Nations Declaration on the Rights of Indigenous Peoples. Een verklaring uit 2007 van – nota bene – de Algemene Vergadering van de VN. Pennings voert deze hoeksteen op in een paragraaf die hij presenteert als gedachten-experiment: die Algemene Vergadering van de VN serieus nemen.
Van de (toenmalige) 159 VN-leden spraken 144 hun steun ervoor uit. Daaronder ook alle vier de buurlanden van Israël, Irak en zelfs Iran en Pakistan. Alle vier de tegenstemmers gingen later alsnog overstag. Echter: onder die landen die zich onthielden van stemming behoort ook het vooralsnog meest bevolkte land van de wereld: China.
Dat UNDRIP is echt een typisch VN-product. Kritiek erop vindt u o.a. hier in een serie video’s met lof én kritiek erop. Zoals in meer (of alle?) VN-verklaringen ontbreekt het aan goede definities. Eigenlijk is die verklaring op z’n best een handig hulpmiddel voor bepaalde (actie)groepen.
Nadrukkelijk was hij door de intiatiefnemers ook niet bedoeld voor afscheidingsbewegingen of voor naties die moeten vechten tegen bedreiging van het bestaan van hun land. In een voorloper uit 1968 van dit VN-stuk, wordt geschreven over “pre-invasion and pre-colonial societies“… En daarnaast is er dus ook iets met ‘enforcement’. Na heel even zoeken stuitte ik: hierop:
Though it [Communistisch China] has signed numerous human rights treaties, its state-centered approach has sought to avoid all efforts at enforcement. This avoidance has nowhere been more absolute than its disavowal of any obligations regarding indigenous peoples’ rights.” “It proclaimed 5,000 years of unity and harmony with its 55 designated national minorities living in peace on their own land”.
Over Tibet schrijft de auteur hiervan, ene Davis, die ook in Hong Kong (!) rechten doceerde aan de universiteit:
This analysis appreciates that a mere UN declaration is usually not considered hard international law, … .
Toch is het verwijzen naar UNDRIP zeker interessant juist mede ‘dankzij’ die speciale opstelling van de Chinese communisten. Zij hebben immers –’op het vaste land’– te maken met zowel Tibetanen als met Oeigoeren.
Met betrekking tot de Tibetanen is het duidelijk wie daar de ‘invaders‘ waren en wie dat ‘eerste volk‘ waren dat recht heeft op die fijne titel ‘inheemse bevolking’. Het is al wel eeuwen geleden, maar eerder waren de mensen die nu worden aangeduid als Oeigoeren dan weer de ‘invaders’!
Eigenlijk zoals de Turken de ‘laatkomers’ in Anatolië waren: zij arriveerden er –met het nodige geweld, ja zo gingen die dingen in die tijd, in de geschiedenis zeg maar – heel wat later dan de Koerden, Grieken en Armeniërs. Maar let wel: ook de meest fanatieke nationalisten onder die drie volkeren pleiten niet voor het terugjagen van de Turken naar Centraal-Azië.
Voor iedereen die een beetje of heel sterk tegen oorlog is, zou het ‘omarmen’ van bestaande grenzen een logisch en ook fatsoenlijk uitgangspunt zijn. Dus: bestaansrecht voor Israël, Taiwan en Turkije. Gecombineerd met – bij voorkeur geweldloze – strijd voor de rechten van Arabieren in Israël, Koerden in Turkije en Turken in Anatolië, Tibetanen en Oeigoeren in China en tegen de Pakistaanse bezetting van Kashmir en de Turkse bezetting van Noord-Cyprus etcetera.
Zo’n insteek zet automatisch een (nog) scherper licht op de Israëlische uitzonderingspositie in VN-context.
Maar gewaagd is het wel. Meneer Calvo, aan wie Pennings deze interessante UNDRIP-invalshoek ontleent, spreekt over de joden (of Joden?) als “first people, aboriginal people or native people”. Aandachtige lezing van de Thora leert echter dat Jahweh aan zijn ‘ontdekkers’ een stuk land belooft dat dan nog door andere volkeren bewoond wordt! Die volkeren moeten wat hem betreft verdreven of uitgemoord worden.
Drie Abrahamitische godsdiensten
Het is nauwelijks minder gewaagd om als hoeksteen ook de ‘nogal speciale religie’ van de Joden aan te wijzen. Ik vind die insteek wel extra interessant omdat ik afgelopen jaar gewerkt heb aan een boek waarin ik alle drie die Abrahamitische religies kritisch onder de loep heb genomen [5]. Ik citeer mijn, in deze context, belangrijkste conclusie:
Het jodendom kent geen voorbeelden van verpersoonlijking van ‘het juiste gedrag’. Dat geloof kent een godheid en vele halfgoden. De ene profeet, aartsvader of ‘rechter’ staat in nog hoger aanzien dan de andere, maar er bestaat geen minderheid binnen het jodendom, zelfs geen tiny minority of extremists, die oproept om in het eigen gedrag het voorbeeld te volgen van Mozes, laat staan van Abraham, Samson of Jephthah. Of van Salomo met zijn 1000 vrouwen. Goed beschouwd staat het jodendom daarmee van het drietal het dichtst bij (andere) mythologieën.
Ik hanteer een heel andere insteek en ik gebruik er heel andere woorden voor dan Pennings, maar ik (h)erken ook dat bijzondere aspect van de eeuwenoude praktijk binnen de joodse religie om als het ware ‘de discussie aan te gaan’ met hun eigen god.
Nog een pittige uitsmijter tot slot om het verhaal rond te breien met een link tussen die recensie van Broer en mijn eigen werk. Kees noemt Martien ergens, bijna terloops, ‘anti-islam activist‘. Zoiets hangt in mijn ogen zeer dicht aan tegen dat gruwelijke gesmijt met de term ‘islamofobie’. Waar hij spreekt over die moefti Hoesseini als “de Arabische geestelijke” die mensen zou hebben “geïnspireerd”, lijkt het wel of hij nog islamofieler is dan Paus Franciscus.
- Aan een buitengewoon akelig jodenhaat-boekje van ene Chris van der Heijden besteedt hij ongeveer een derde van alle tekst, terwijl hij bij wijze van spreken ook een linkje had kunnen opnemen naar de recensie die ik van ’s mans boek schreef, getiteld: Een top-NSB-er als getuige tegen de jodenstaat .
Is het grappig dat die recensie van mij ook ontschoten is aan de aandacht van Kees Broer? Die geeft immers in zijn verhaal – opmerkelijk eerlijk, dat wel – aan dat hij nog nooit gehoord had van wat ik daar schreef over Jordanië als afsplitsing van Transjordanië. Niet grappig, maar van een bijzondere ironie is het wel dat de kwaliteit van het hoofdstuk over Israël – met dat over Turkije het langste – in mijn boek Islamofobie? mede te danken was aan tips van Pennings. - Het stuk over Hitler en Housseini is het stuk van het boek dat door Kees Broer in zijn recensie met de grootste minachting wordt weggewoven. Hij stelt eenvoudigweg dat hij niet geïnteresseerd is in wat Pennings over de relatie tussen die twee schrijft. Zo: “Juist iemand met een wetenschappelijke historische achtergrond als Martien Pennings moet weten dat wijsheden van anderen minder van belang zijn, dan eigen brononderzoek. Daar kan dan weer een heel boek over geschreven worden.” Natuurlijk heeft Broer gelijk dat secundaire of tertiaire bronnen minder betrouwbaar zijn dan primaire. Maar heeft hij serieus tot zich door laten dringen dat er goed beschouwd vrijwel geen primaire bronnen bestáán? Elk papier, elke papyrusrol, elke informatie drager is een secundaire bron. Waarom zouden nazi-archieven betrouwbaar zijn?
- In Islamofobie? schreef ik ook over de blunders van de Britten. Een zeer belangrijke bron daarvoor werd gevormd door het boek A Peace to End All Peace van David Fromkin. Ik schreef er een becommentarieerde samenvatting van van een kleine 20 pagina’s. Ik plaatste die op Academia.edu. Titel Blinde vlekken in de waarneming van het Midden-Oosten; Lessen uit de Eerste Wereldoorlog.
- Wat heel gemakkelijk, zelfs door historici, over het hoofd kan worden gezien in verband met die blunders van een overheid, de Britse in dit geval, is hoe gering de consistentie was van het beleid. Zeker waar het ging over verre buitenlanden of dit nu mandaatgebieden of koloniën waren. Pas in 2012 ontdekte ik het boek Cases in Muhammedan Law in India, Pakistan & Bangladesh, van de hand van A.A.A. Fyzee. Ik wijdde er destijds dit stuk aan. Twee citaten eruit:
Bij het bestuderen ervan schiet ik af en toe in de lach maar dat heeft met die prijs of die (on)leesbaarheid niets te maken: allerlei zaken vallen prachtig op hun plaats, ik leer tegelijkertijd aardig wat bij en bovenal reikt India ons via dit boek een heel andere invalshoek aan voor het omgaan met de uitdagingen die het mohammedanisme aan andere beschavingen stelt. Vandaag de dag is dat heel welkom (link voert naar filmpje met mohammedanen in Parijs die ‘vreedzaam oproepen tot het vermoorden van joden’). [in 2012, he!]
Slot ervan:
Illustratief voor het gegeven dat India ook last heeft van de marxistisch geïnspireerde onachtzaamheid voor het karakter van het mohammedanisme, is de passage over de naam van het boek in het voorwoord bij de tweede editie. Het boek is samengesteld door A.A.A. Fyzee die in 1981 overleed. Deze tweede editie is een bewerking door Tahir Mahmood.
Kort na het verschijnen van de eerste editie in 1965 ging Mahmood al de discussie aan met Fyzee over het gebruik van de term ‘mohammedaans’ in de titel. Mahmood schrijft dat zelfs (sic) de Britten de term niet meer gebruiken en verwijst naar een voorwoord van de ‘learned Muslim Chief Justice of India’ in het boek ‘Mahomedan (sic) Law’ van Mulla. Dat voorwoord is van 1968…
5. De bedoeling is om dat boek in het Engels te publiceren, zie daarover desgewenst enkele voorpublicaties die ik hier heb geplaatst onder ‘drafts’.
Martien Pennings – Israël bestaat en is de meest legitieme natie ter wereld.
EAN – EAN9789464247572
Prijs €19,95
Aantal pagina’s – 284 pagina’s
Bestellen kunt u hier.
1 juli 2021.
Meer over Israël vindt u hier.
Natie = volk. Het begrip “natie” ook beschouwen als synoniem voor “staat”, leidt tot verwateren van begripsinhoud en mogelijks tot verwarring bij de lezer/toehoorder. In het essay komt “eerste volk” voor, als bezetter van een onbewoond territorium. Daarom komt “territorium” voor in de definitie in het Volkenrecht van “volk” (net zoals cultuur/beschaving inclusief taal, geschiedenis en volksbesef. Een “Staat” is een juridisch instrument geschapen door het volk ter uitvoering van het “contrat social”. Ook daar is verwatering van het begrip opgetreden: men is staten bijeen gaan fantaseren binnen met hulp van een liniaal getrokken grenslijnen. Alle volken (of delen van -) binnen die grenzen, werden gelijkgesteld met (één) “volk” met alle dramatische gevolgen van dien, want het gaat niet om een volk maar over een bevolking, en er is geen enkel verband (“contrat social”) tussen die bevolking en die Staat..
1) Dank je voor de vele moeite die jij je getroost hebt om een doorwrochte recensie van mijn boek te schrijven. Het is een – mag ik het zeggen? – nogal heterogeen geheel geworden en ik heb het nu drie keer aandachtig gelezen, maar ik krijg er toch moeilijk greep op. Mogelijk dat ik er na deze eerste reactie nog een keer op terugkom.
2) Je ziet, Frans, wel acht “hoekstenen” waarmee ik mijn claim dat Israël de meest legitieme natie ter wereld is, onderbouw. “Het had”, zeg je, “wat mij betreft nóg systematischer gemogen”. En nu moet ik toegeven dat ik mij, gebrekkige systematicus die ik ben, niet bewust was dat zoveel hoekstenen had gebruikt. Nou klink ik een beetje spottend, maar zo bedoel ik het niet: kan jij die “hoekstenen” benoemen, Frans? Dat geeft me misschien meer inzicht in mijn eigen tekst.
3) Je beveel “strijd voor de rechten van Arabieren in Israël” aan, Frans. Welke rechten hebben ze dan niet?
4) Je schrijft, Frans: “Aan een buitengewoon akelig jodenhaat-boekje van ene Chris van der Heijden besteedt hij [ik dus] ongeveer een derde van alle tekst, terwijl hij bij wijze van spreken ook een linkje had kunnen opnemen naar de recensie die ik van ’s mans boek schreef, getiteld: ‘Een top-NSB-er als getuige tegen de jodenstaat’.” Ik kende die recensie, Frans, maar ik denk niet dat een linkje naar jouw stuk die 90 pagina’s had kunnen vervangen. Mijn kritiek op VdH is zeer gedetailleerd en omdat het boekje chronologisch is, krijgt de lezer nóg een keer een korte geschiedenis van Israël voorgeschoteld, terwijl hij tegelijk leert de anti-Israël-krtiek te herkennen en pareren. Dat zég ik ook in mijn boek: dat zulks de functie is van die lange kritiek
Mijn in totaal bijna 2 jaren in Israel, is het beste wat mij is over komen. Tuurlijk in Israel wonen ook mensen, dussss…. Maar ik heb diep respect voor de wederopbouw van de Joodse Staat. Dat de arabieren ook weer deze zomer tientallen, honderden bosbranden hebben georkestreerd, is met geen letter genoemd in de media alhier. Wel uitgebreid dat zgn. settlers palestijnen het leven zuur maken. Wat idd ook gebeurd en uitgebreid in de Israelische media komt. Wat hier ook niet genoemd wordt zijn de moorden op vrouwen en de doden bij shootouts bij de pallies, 100 tot nu toe. 65% van alle criminaliteit in IL komt van de Pallies, terwijl ze 20% van de bevolking uitmaken. Wat in IL ook een groot probleem is, zijn de UltraOrthodoxe Joden. Zlh. is dit bijna een nog groter probleem dan de arabieren. Over 20, 30 jaar kan 50% van de bevolking bij deze groepering behoren. Israel krijgt nog heel veel te verhapstukken!
Zojuist appte ik het volgende in de richting van een vriend die mij voorstelde om af en toe eens een professionele podcast te maken met mooie muziek ertussen en eronder:
“Ik ga proberen in de komende dagen in ongeveer tweeduizend woorden dat fundamentele samenvattende en kernachtige stuk te schrijven over de geschiedenis van Israël dat óók geschikt is voor een podcast. En dat ga ik dan ook in het Engels vertalen. Ik zie verschrikkelijk tegen de enorme inspanning op.”
Dit wil ik al zolang ik bezig ben met de geschiedenis van Israël, dus zo’n 15 jaar, maar ik geloof dat ik nu genoeg weet om het misschien te laten lukken.
Al lezende, dringt steeds bij me op : houd het bij de hoofdlijnen van de geschiedenis :
de geschiedenis van het volk Israel in het ‘territorium’ is zo’n 4000 jaar oud;
en de geschiedenis in- en na WOII is duidelijk uit te leggen.
[ Zoals, inderdaad, de geschiedenis van de Armeniers, en van de Kurden, in hun woon-gebieden,
duizenden jaren oud is. ]
Dan is, inderdaad, een korte samenvatting met hoofdlijnen en grond-oorzaken,
en geweldig belangrijk idee.
Muziek-tip : Ofra Haza – ‘Yemenite songs’. Bloedmooi.
Heer Pennings, succes! Het alternatieve volkslied mag hierin zeker niet ontbreken; Ik ben een Israeliet van Ilanit.
https://youtu.be/sRYrkuoVYMc