In Hongarije woedt net als elders in de EU een groeiende inflatie, en er zijn verkiezingen op 3 april. Premier Orban en zijn regering hebben daarom besloten maximumprijzen in te stellen.

Dit is een vrij hopeloze aanpak: het heeft in een geschiedenis van 2000 jaar pogingen nog nooit het beoogde doel van prijsstabiliteit bereikt. Derhalve is het vooral de propagandistische waarde richting 3 april die de leidende overweging moet zijn. Orban heeft lastige verkiezingen voor de boeg:

Hungarian Prime Minister Viktor Orban announced Wednesday that his government would cap the prices of six basic foodstuffs in order to fight rising inflation.
“Today we have decided to intervene in the prices of six products: granulated sugar, wheat flour, sunflower cooking oil, pork legs, chicken breasts and semi-skimmed cow’s milk,” Orban said in a video statement on his Facebook page, adding that these commodities would return to their prices from Oct. 15 last year.
Orban, who has ruled the country since 2010 without interruption, faces an opposition coalition that is determined to pose a united challenge to his rule.

Met een beetje geluk gaat ook de EU hierover nog steigeren, en dat zou Orban nog een extra ruggensteuntje geven. De leider van de Hongaarse oppositiecoalitie is een conservatief:

Opinion polls say the broad alliance of left, liberal, green and right-wing parties is running neck-and-neck with Orban’s Fidesz party.
The opposition’s leading candidate, the main challenger to Orban, is a conservative, Peter Marki-Zay.
Marki-Zay, the 49-year-old mayor of the small town of Hodmezövasarhely in southeastern Hungary, unexpectedly won the opposition primary last October.

Daar staat tegenover dat het Hongaarse kiessysteem zowel; complex als uitgekiend is: