Honderdvijftig jaar neergang van Links
De neergang van Links is geen fenomeen van vandaag of gisteren. Victor Onrust plaatst dit fenomeen zelfs al in de negentiende eeuw.
“Links” als aanduiding voor een politieke richting is ontstaan tijdens de Franse Revolutie. Hun politiek was gericht tegen koningschap en kerk; alleen de Jacobijnen hadden een socialistisch programma. In de loop van de 19e eeuw werd de verbetering van lot en zeggenschap van achtergestelden en onderdrukten, in de eerste plaats de arbeiders, het proletariaat, het belangrijkste doel. Verschillende socialistische en anarchistische bewegingen en partijen vormden er de politieke vertaling van.
Omdat men begon in te zien dat het kapitalisme deze verbetering in de weg stond kwamen alternatieven of het op een of andere manier beëindigen daarvan hoog op de agenda. Dat kapitalisme had zich tot een internationale macht ontwikkeld en dat noodzaakte tot samenwerking in de Internationale. Dit was een moeizame zaak, niet alleen omdat zowel anarchisten als socialisten hieraan deelnamen maar ook omdat de middelen om internationaal te communiceren en organiseren uiterst beperkt waren; veel beperkter dan de middelen van de bourgeoisie. Anarchisten wilden de staat als instituut beëindigen; socialisten wilden juist wel een krachtige staat, maar in beide gevallen moest de bestaande kapitalistische staat omvergeworpen worden. Over die beëindiging werd in revolutionaire termen gedacht. Het belangrijkste wapen was voor socialisten de (politieke) staking en massademonstratie; voor anarchisten in de eerste plaats geweld en ondergrondse activiteiten.
Er moet aangetekend worden dat dit Links weinig ophad met werklozen, zwervers, gehandicapten, door Marx ook wel aangeduid als het lompenproletariaat. Ouderen en zieken bleven ook buiten beeld. Die waren onderwerp van familiale, charitatieve (kerkelijke) en soms stedelijke zorg. Ze konden ook niet goed deelnemen aan de strijd omdat ze geen functie vervulden in het economisch verkeer.
De strijd, staking, leverde regelmatig succes op. Veel arbeiders werden zo mateloos en meedogenloos uitgebuit, bijvoorbeeld ook door kinderarbeid, dat leden van de middenklasse en zelfs enkele kapitalisten (Friedrich Engels) zich hun lot aantrokken en met hun strijd sympathiseerden en dat zal aan allerlei beschermende wetgeving bijgedragen hebben. Tot een succesvolle revolutie kwam het evenwel niet. Revoluties waren hoe dan ook zeldzaam en ontstonden vaak als resultaat van maatschappelijke ontwrichting, meestal door oorlog. De met veel geweld beëindigde Parijse Commune (1871) was de laatste poging in de ontwikkelde westerse landen in de 19e eeuw.
Vanaf eind 19e eeuw ontstond een arbeidersaristocratie, bestaande uit de meest geschoolde en best georganiseerde werkers die betere beloning en arbeidscondities voor hun eigen groep wisten te realiseren. Bijvoorbeeld de machine- en staalindustrie, spoorwegen en in Nederland de diamantbewerkers. In de VS was er Ford. Dit ondermijnde de solidariteit tussen verschillende groepen werkers, een proces van versplintering en individualisering dat vanaf de tweede helft van de 20e eeuw verder toenam. De mondialisering van het kapitalisme en de verplaatsing van laagwaardige arbeid naar minder ontwikkelde landen versterkte deze aristocratisering van de arbeid in het Westen. Daarbij moet opgemerkt worden dat een belangrijk doel van socialisten was om de arbeidersklasse te ontwikkelen, te verheffen, te scholen. Ook om haar in staat te stellen zelf het heft in handen te nemen. Het ging niet om het afdwingen van eigen publiek onderwijs maar om eigen activiteit van de socialisten. Tevens werd vanaf het begin veel belang gehecht aan en geïnvesteerd in een eigen krant.
Door uitbreiding van het kiesrecht en de ontwikkeling van de arbeidersaristocratie ontstond uitzicht op verandering via een parlementaire weg en werden veel socialistische partijen sociaaldemocratische partijen. In het begin van de eeuw hadden die nog een einddoel van actieve beëindiging van het kapitalisme maar door de versplintering leek de revolutionaire weg afgesloten en greep het geloof om zich heen dat het kapitalisme vanzelf tegen zijn grenzen aan zou lopen en er iets beters zou ontstaan. Velen vonden het kapitalisme wel prima en dachten helemaal niet aan verandering of beëindiging. Het lot van een deel van de arbeiders was verbeterd, maar met de zeggenschap (over de productie) was men geen stap verder gekomen. Dat het kapitalisme naast grote verdiensten nog steeds grote niet op te lossen problemen en onrechtvaardigheden met zich mee bracht verloor men uit het zicht.
Het afscheid van dit doel, waar geen ander hoger doel voor in de plaats kwam, was de eerste fase in de neergang van Links. Het ontnam de mensen het zicht op een “betere wereld”; er bleef niets anders over dan het najagen van de eigen belangen. De meeste leden van de partijen hadden het goed genoeg. Dat dat gedeeltelijk bekostigd werd met koloniale uitbuiting was niet iets waar je je erg druk om kon maken, al was het alleen al omdat internationale organisatie in het ontwikkelde Westen al weinig voorstelde, en met groepen ver weg waarvan men de taal niet eens sprak was het onmogelijk zo men dat al zou willen. Marx kwam overigens aan het eind van zijn studie (het schrijven van “Het Kapitaal”) tot de conclusie dat een succesvolle revolutie geen wetenschappelijk vaststelbare zaak was. Er bestond geen “wetenschappelijke” zekerheid over de ondergang van het kapitalisme zonder meer, al bleef dat wel noodzakelijk.
De verwording van het socialisme kwam in een volgende fase toen de sociaaldemocratische partijen van de ontwikkelde landen, in de eerste plaats de Duitse partij, verraad pleegden aan de (tweede) internationale en voor de budgetten voor WO I stemden. Patriottisme ging voor de solidariteit van “een arbeider heeft geen vaderland”. Dit was de reden waarom Lenin de “Russische Sociaal Democratische Arbeiders Partij” omdoopte tot de “Russische Communistische Partij” en de ideologie voortaan communisme noemde in plaats van socialisme. De tweede fase in de neergang van Links.
Ogenschijnlijk was die naamsverandering een ruk naar links maar daarin vergist men zich. In zijn fameuze pamflet “De ‘linkse stroming’, een kinderziekte van het communisme” richt hij zich tegen de linksen die geen of onvoldoende analyse maakten van de werkelijke mogelijkheden en ontwikkelingen en alleen wilden werken aan zaken die direct met eigen doelen overeen kwamen. Men was radicaal en weigerde zich met de behoeften en mogelijkheden van de verschillende delen van de bevolking in te laten. Precies wat het huidige links ook kenmerkt. Verder maakte Lenin zich totaal geen illusies over de mogelijkheid van een communistische Sovjet-Unie op afzienbare termijn. Ondanks dat hij de mogelijkheid de instelling mensen — met name de middenklasse — te kunnen veranderen was hij over het geheel genomen een realist, die alles wat voorbij de mogelijkheden in het hier nu gingen afwees. De mogelijkheden tot verandering waren in die tijd in Rusland groot maar in West Europa klein. Dit Links, gevormd door afsplitsingen van de communistische en sociaaldemocratische partijen vormde de derde fase in de neergang. “De linkse stroming…” is een zeer leerzaam boek voor de hedendaagse realist, of die nu links of rechts is.
Het is onjuist om te spreken van “communisten” alsof er ooit op enig moment zoiets bestaan heeft als een communistische maatschappij. Los van de vraag of communisme realiseerbaar is — dat lijkt een onmogelijkheid en ook een onwenselijkheid — kan men ten hoogste spreken van communisten als een groep die het communisme wilde realiseren. De dictatuur waarin de revolutie van Lenin uiteindelijk ontaardde toen Stalin aan de macht kwam noemde zichzelf socialistisch. Het is duidelijk dat de productiemiddelen (bedrijven) van de staat waren en er geen kapitalisten waren. Daarmee is alles wel gezegd. Overigens waren Lenin en Trotski zich zeer bewust van de ongewenste kant die het uitging. Maar Lenin had ernstige gezondheidsproblemen en Trotski was te veel in beslag genomen met de burgeroorlog — het Westen en de hogere klassen waren niet zo sportief om het experiment een goede kans te geven — om het Stalin nog tegen te houden.
De Russische Revolutie heeft een grote impact gehad op Links en veroorzaakte in alle Westerse landen een splitsing tussen sociaaldemocraten die geen verandering in de verhoudingen op de agenda hadden en radicalen die dat wel hadden. Die konden weer onderverdeeld worden in de idealisten, de linksen, en de realisten die de inzichten van de comintern volgden. Onder Stalin werd het realisme losgelaten, voor zover het niet de oorlog betrof en werden de belangen van de heersende groep maatgevend. Kort na WO I werd in diverse landen een revolutie geprobeerd. Zelfs in Nederland (Troelstra). Zonder succes.
Het duurde tot begin jaren zeventig van de 20e eeuw tot de linksen: mensen die radicale verandering van de maatschappelijke verhoudingen voorstonden tot de ontdekking kwamen dat het proletariaat, de arbeidersklasse als entiteit opgehouden was te bestaan. Dat bestaan als bewust georganiseerd lichaam was altijd al tamelijk schimmig geweest zoals ook lezing van “De linkse stroming…” duidelijk maakt. Hoe dan ook slonk de aanhang van (radicaal) Links door het steeds meer bekend raken van het onderdrukkende en misdadige karakter van het Stalinisme. Na het mislukken van mei 68 was er geen substantiële massa-aanhang meer over. Zou men tot op zeer beperkte hoogte de CPN reëel links kunnen noemen een partij als de PSP kan men onder de leninistische kinderziekte scharen zoals ook hun verbinding met gewelddadige acties duidelijk maakt. Groen links is eigenlijk een voortzetting van de PSP, aangevuld met wat gestaalde kaders van de CPN. Daar arbeiders die nog iets anders wilden dan betere voorwaarden met een lampje te zoeken waren zag men om naar andere groepen: het bekende rijtje van “mensen van kleur”, allochtonen, vrouwen, homo’s+ en de bevolking van de derde wereld. Dat werden de al of niet zelf-geproclameerde onderdrukte gediscrimineerde of uitgebuite groepen. De vierde fase van de neergang van Links.
Men wordt daarbij niet gehinderd door het voortschrijdend inzicht (Foucault!) dat iedereen wordt onderdrukt en gediscrimineerd en dat men altijd een deel van zijn inkomen aan anderen zal moeten overdragen. Dat hoort bij het leven in een georganiseerde maatschappij. Pas wanneer er sprake is van structureel geweld tegen bepaalde groepen of het systematisch onder het minimum aanvaardbare houden van de levensomstandigheden, in de eerste plaats die van het werkende al of niet werkeloze volk, kan men spreken van een misstand die ingrijpende verandering rechtvaardigt en waarvoor dan ook enige bereidheid tot werkelijke strijd en inzet onder dergelijke groepen ontstaat. Er zijn overigens heel goede redenen om tot ingrijpende veranderingen te komen, maar die hebben niet het karakter van werkelijke onderdrukking of uitbuiting.
Theoretisch betekende dit een overschakeling naar cultuurrelativisme en postmodernisme en onverschilligheid voor de economie en daarmee een radicale breuk met Marx, ondanks wat cultuurmarxisme-roepers ons willen doen geloven. Dat negeren van de economie en vooral van de economische machtsverhoudingen tussen mensen komt de kapitalistische elite goed uit. Vandaar dat deze in wezen ongevaarlijke “oppositie” die alleen maar meer verdeeldheid zaait alle ruimte en aandacht krijgt. Beschuldigingen dat het (cultuur)marxisten zijn komen daarbij van pas om mensen te ontmoedigen van dat soort ideeën kennis te nemen en van ervaringen als die van Lenin iets op te steken. Aantasting van de macht door radicale verandering van de maatschappelijke verhoudingen staat bij Links niet op de agenda. Dat is ook onmogelijk omdat de gevolgde identiteitspolitiek het individualisme nog verder bevorderd en daarmee de verdeeldheid van de mensen. Door het via het humanisme overgenomen verlichte christelijke uitgangspunt dat iedere wereldburger als broeder, gelijke, gezien moet worden en overal recht op heeft, worden de arbeidscondities voor de “arbeidersaristocratie” verslechterd. De verbetering van het lot der armen (zo daar al sprake van is) gaat niet ten koste van de winsten, maar ten koste van de arbeidsvoorwaarden in de ontwikkelde landen. Aangezien die niet meer door Links vertegenwoordigd worden moeten zij tegen wil en dank naar “rechts”. Wel is er een retoriek van wereldwijde (“internationale”) solidariteit en strijd die de mensheid moet redden die het tekort aan een realistische perspectief verhult.
Het Westen, in het bijzonder de witte man is schuldig aan de toestand van de wereld en daarom moet die bestreden worden en is een vermindering van zijn levensomstandigheden een verdiende straf. Die misvatting heeft kunnen ontstaan doordat inderdaad het kapitalisme een wereldsysteem is dat de uitbuiting verplaatst naar de plek waar dat het eenvoudigste is. Maar de witte man is daar eerder het slachtoffer van dan de dader. Verder wil dit absoluut niet wil zeggen dat er wereldwijd een gerichte strijd tegen dat kapitalisme kan ontstaan. Serieuze verandering van het functioneren van het kapitaal behoort slechts in de kapitalistisch ontwikkelde landen tot de mogelijkheden. Pas als daar iets dergelijks op gang gekomen zou dat zich kunnen uitbreiden over de rest van de wereld.
Voor alle Realisten wil ik lezing van De ‘linkse stroming’, een kinderziekte van het communisme nogmaals aanbevelen. Met de kanttekening dat men het werk in historisch perspectief moet zien en de visie van Lenin in een aantal opzichten nog te idealistisch was.
Eerder op dit blog: De linkse stroming: het kleuterniveau van de Correspondent
Dit essay verscheen eerder op Harde Woorden
Valse beloftes en valse sprookjes van :
– “de nieuwe mens”
– “het totale paradijs op aarde”
misleiden, periodiek, steeds weer grote groepen mensen ………………
‘Links’ heeft alleen maar geprofiteerd en her-verdeeld.
‘Links’ heeft nog nooit iets opgebouwd; dus ook: niets goeds.
Thx. Super interessant, mooie aanvulling op mijn eigen conclusies rondom het quasilinks discours van gekaapte liberale speerpunten van o.a. GL Ik ga het net gedownloade pamflet deze week lezen.
“Groen links is eigenlijk een voortzetting van de PSP, aangevuld met wat gestaalde kaders van de CPN” is mijns inziens een onterechte stelling over het ontstaan van GroenLinks. Er ontbreekt hier een religieuze component die van zowel protestante als katholieke huize is en die stoelt op het bevrijdingstheologisch radicalisme. Daarom waren zowel de PPR (afkomstig uit een groepje linkse bekeerlingen van KVP en ARP), en de Evangelische Volkspartij leveranciers aan GroenLinks. De gestaalde kaders van de CPN kozen liever voor Fré Meis dan voor GroenLinks. Die noemde de CPN, voor die over de drempel van een huwelijk met GroenLinks getild werd, een partij voor poten en potten.