Hoger Onderwijs – visitatiecommissies en acceptatie
Het probleem met visitatiecommissies in het Hoger onderwijs is dat de betrokken hoogleraren maar moeilijk (of niet) met kritiek om kunnen gaan.
Remieg Aerts, dat is Limburgs, zowel van voornaam als van achternaam, Limburgs in het kwadraat dus als het ware. Aerts is hoogleraar aan de katholieke Radboud universiteit in Nijmegen. Op 26/6/`14 protesteerde hij in de Volkskrant tegen de uitslag van de visitatiebezoeken van een commissie van de NVAO, de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. De NVAO is een joint venture tussen Nederland en Vlaanderen, waar U alles over vinden kunt op het internet
Wat opvalt als U het ingezonden stuk van Aerts leest is dat hij wel protesteert tegen het resultaat van de visitaties, maar daar geen feitelijke argumenten voor aandraagt. Eigenlijk is zijn protest niet meer dan een beschaafde manier van schelden. De commissie heeft haar best gedaan om haar onderzoeksverslagen zo toetsbaar mogelijk te formuleren en het zou Aerts dus moeten lukken om aan de hand van zo’n verslag punt voor punt te weerleggen wat hij onjuist vindt aan haar oordeel. Dat had hij eigenlijk eerst moeten doen voor hij zijn boze stukje stuurde naar de krant.
Op dezelfde pagina van de krant delen een aantal andere geleerden, waaronder James Kennedy, zijn bezwaren tegen de negatieve beoordeling van het Nederlandse hoger onderwijs. Ook dat protest is niet erg overtuigend maar dit keer wel beargumenteerd,.
Zij vinden dat de commissie te veel op de procedures let die de universiteiten hanteren ter controle van hun kwaliteit en te weinig op de inhoud van de wetenschappelijke producties en de kwaliteit van het onderwijs. Dat die kwaliteit goed is weten ze zeker, want hun beleefde buitenlandse collega’s, die maar zelden Nederlands verstaan of lezen, zeggen heel tevreden te zijn over de Nederlandse geesteswetenschappen.
De critici bedoelen verder, geloof ik, dat de commissie steekproefsgewijze scripties had moeten lezen en colleges had moeten bijwonen, om aan de hand daarvan kwaliteitsoordelen te formuleren. Als ze dat gedaan hadden had de Radboudstichting waarschijnlijk een Leidse hoogleraar mathematische statistiek ingehuurd om aan te tonen dat de steekproef niet deugde of dat de bewerking statistisch niet door de beugel kon. Verder had iedereen dan kunnen beweren dat het gemiddeld dan wel niet zo best kon zijn maar dat zijn instituut nu juist wel aan alle normen voldeed.
De commissie heeft het toetsbaar gemaakt door er van uit te gaan dat het onderwijs onder de maat is, zoals onder andere de commissie Dijsselbloem tien jaar geleden in een degelijk rapport heeft aangetoond. Vervolgens heeft zij redenen gegeven voor het kwaliteitsgebrek. Er zijn domweg geen geschikte procedures om de kwaliteit te bewaken. Niet voldoende hoge toelatingseisen bijvoorbeeld en geen controle op de kwaliteit van de wetenschappelijke productie en van de examens. Dan hoort niemand zich erover te verbazen dat gemiddeld die kwaliteit tekort schiet en wordt een duidelijke richting aangegeven hoe zij verbeterd kan worden.
De visitatie procedure bevond zich op dat moment nog in een pilot fase en niet alle wetenschappen waren onderzocht. Men had de bètawetenschappen vooralsnog buiten beschouwing gelaten. Dat lijkt mij zinnig omdat daar al een soort ingebouwde kwaliteitsbewaking bestaat. Die wetenschappen stellen wel toelatingseisen en wie daar niet aan zou voldoen komt nooit door zijn eerste jaar. Waarschijnlijk kan het daar trouwens ook wel beter en vooral efficiënter, maar dat lijkt minder dringend dan de kwaliteitstoets bij de geesteswetenschappen, waaronder in de eerste plaats de agogische.
Bij die laatste lijkt het niveau niet boven dat van een gemiddelde HAVO-opleiding uit te komen, hetgeen wil zeggen dat de wetenschappelijke toegevoegde waarde nul is. Men moet aan de andere kant niet alle geesteswetenschappen over een kam scheren. Klassieke talen en Chinees hebben een zelfde ingebouwde kwaliteitsbewaking als de bèta vakken. Als je daarbij niet boven een zeker minimum niveau komt qua kennis en aanleg, dan kun je het helemaal niet. Dat geldt zeker ook voor algemene taalwetenschap of muziekwetenschap, maar weer niet voor filosofie of geschiedenis.
De commissie heeft zich beperkt tot drie standaarden, waaraan is getoetst. Kennedy c.s. vragen zich af of drie wel voldoende is en of de uitslag dan betrouwbaar kan zijn. Ze menen dat aan de hand van de resultaten van de pilot nog maar eens naar de methodiek van de commissie moet worden gekeken. Dat zal ook zeker gebeuren, want daarvoor is het een pilot. Maar dat neemt niet weg dat vooral het gamma hoger onderwijs in Nederland niet deugt en dat dit geweten kan worden aan de gebrekkige procedures die in acht worden genomen om de kwaliteit ervan te bewaken.
Dat is bij de visitatie komen vast te staan en in plaats van daar tegen te protesteren zouden de gamma-wetenschappers er beter aan doen met zijn allen te gaan bedenken hoe het beter kan. Op het internet zijn daarvoor voldoende suggesties te vinden.
Dit artikel verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp