Rome – het straatbeeld en de LL-modus
Frans Groenendijk ging naar Rome, en besteedde op speciaal verzoek ook extra aandacht aan de ontstellend grote instroom van asielmigranten in Italië. Het werd een ware asielmigratiesafari. Hieronder vindt u zijn reportage.
De LL-modus uit de titel staat hier voor de manier waarop meneer Leo Lucassen [1] naar de wereld kijkt. Je ziet die insteek af en toe weerspiegeld in de (top)resultaten van google-zoekopdrachten. Ik zocht deze keer op ‘Afrikaanse migranten Rome’ (zonder aanhalingstekens).
Die zoekopdracht liet ik los op Google, terwijl ik met mijn broer een weekje in Rome verbleef. We kwamen veel vriendelijke, behulpzame Italianen tegen, hoewel ze gemiddeld niet zo vrolijk keken. Mijn belangrijkste doel om er naar toe te gaan was impressies opdoen voor het schrijven van een roman. Na aanmoediging van Pim Beaart besteedde ik nog wat meer aandacht dan ik me eerder had voorgenomen aan wat voor mij, ‘als argeloze toerist’, te zien was van die omvangrijke instroom van Afrikanen, met lage opleiding en intelligentie.
Straatvegers
Het eerste resultaat van die zoekopdracht was een verhaal over de zegeningen van die toestroom: Afrikaanse migranten maken zich in Rome geliefd als straatvegers. Een citaat uit dit ontroerende verhaal:
Maar het liep anders, namelijk via de rubberboot van een mensensmokkelaar, een reddingsschip van Save the Children en een asielzoekerscentrum in Rome, waar hij deze bezem op de kop tikte.
Het door mij vet gemaakte bijzinnetje, vestigt – vast en zeker even onbedoeld als onmiskenbaar – de aandacht op het sentimenteel aankleden van de boodschap van het bericht. Mijn broer en ik zagen in Rome overigens inderdaad op één plaats een pigment-geprivilegieerde man die een paar decameters stoep veegde en een fooienpet had neergelegd waar ook wat geld in zat. Op honderden, nee duizenden andere plaatsen zagen we dat Rome echt een smerige stad is.
Schone straten zijn er een zeldzaamheid.
Ongeveer driekwart van de enkele honderden locaties waar we afval-containers tegenkwamen – keurig met containers voor verschillende soorten afval! – was te klein in verhouding tot de frequentie van het legen van die dingen. Die plekken zagen er dus gewoon uit als kleine vuilnisbelten. Ja, we hebben heel wat gelopen in die week.
Nog afgezien van dat ze bezaaid is met vuilnis, is de stoep vrijwel overal slecht begaanbaar. Wanneer in een Nederlandse gemeente de trottoirs er zo bij zouden liggen, zouden er niet alleen burgers die slecht ter been zijn over struikelen, maar ook wethouders.
Mattheus en moeder Theresa
Met name in de buurt van de Sint Petrus basiliek, stuitten we ook op flink wat (bijna uitsluitend blanke) bedelaar(ster)s: de ene nog krommer lopend dan de andere. Ze klampten wel toeristen aan maar – best opmerkelijk eigenlijk – nóóit een van de vele blanke of Afrikaans ogende priesters of nonnen die je in de buurt van het Vaticaan veel tegenkomt. De foto boven dit stuk toont een beeldje dat ik zag bij een hospitaal. Iemand had er nog een fotootje bijgelegd van de beruchte armoede-liefhebster, ‘Moeder’ Theresa. De tekst op het bordje komt uit het Nieuwe Testament: Mattheus, vers 25-35: “Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken.” Zou het kunnen dat zowel de bedelaarsters als de nonnen de regels kennen van net daarvoor, die vermelden dat Jezus ook dit gezegd zou hebben:
Pak hem [knecht nummer drie uit de parabel, die het minste geld/talent gekregen had en dat geld niet te gelde had gemaakt] dat talent maar af en geef het aan degene die er tien heeft. Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen. En die nutteloze dienaar, gooi die eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt. ? (hier de Statenvertaling versie).
De eerste Afrikaan die ons aanklampte op het pauselijke plein, was een ondernemend type die werkelijk in niets deed denken aan bedelaars of Theresa. Hij richtte zich tot mijn broer met de uitroep: “He, ik zie dat je een blanke Afrikaan bent”. We spraken zeker vijf minuten met hem en hij bleek ook een paar woorden Nederlands te kennen.
Zijn boodschap was er een van blijdschap: hij stond namelijk op het punt terug te gaan naar Kenya, omdat zijn vrouw net bevallen was. Toen ons gesprekje ten einde liep en we hem gefeliciteerd hadden en gelukgewenst, gaf hij mijn broer tot slot een armbandje.
We spraken er nog even over na met z’n tweeën en ik moest mijn broer gelijk geven. Helemaal los van de vraag wat er waar was van het verhaal van deze joviale jongeman: zijn IQ lag ongetwijfeld boven het gemiddelde van de mensen in Kenya. Ja waarschijnlijk ook boven dat van de gemiddelde Nederlander.
Later kwamen we nog wel Afrikanen tegen die iets wilden verkopen maar die waren geen van allen zo vrolijk en blij. Velen van hen stonden zelfs kalm, afwachtend naast hun op een lakentje uitgestalde ‘merktassen’. Iets opdringeriger waren de mannen – Afrikanen en mannen die eruitzagen alsof ze uit India, Bangladesh of Sri Lanka kwamen – die selfie sticks (!), shawls, flesjes water, rozenkransen of fabrieksmatig gesneden houten fruitschaaltjes te koop aanboden.
Echt opdringerig waren de mannen die kaartjes verkochten voor een rondrit met een bus met open verdieping. Veel van hen vlak bij zo’n stilstaande bus, waarop met grote letters stond: “Koop je kaartje in de bus”. Een keer lieten we zo’n ondernemende man zijn zegje doen. Hij vroeg 20 euro per persoon! Toen we vertelden dat dat te duur was, begon hij over korting…
Schrijnend
Behalve tenten langs de Tiber troffen we ook op andere plaatsen slaapgelegenheden van daklozen. Meest opmerkelijke daarvan in een treinviaduct, toen we op weg waren naar de Sint Paulus basiliek. Een aantal sofa’s op een rijtje, met tassen erbij, winkelwagentjes, dekens. Enkele ervan bleken behalve ‘woonruimte’ ook verkoopplaats: van boeken. En geen flut romannetjes maar gebonden non-fictie!
Tijdens diezelfde voettocht zagen we ook ‘stadsnomaden’ op terreinen met vervallen industriegebouwen.
Niet echt deprimerend bij mooi weer.
Deprimerender, veel deprimerender, was een tafereeltje waarvan we getuige waren in de metro. Een (blanke) vrouw van ergens in de twintig, met een baby op haar rug die bedelde. Maar dat was niet alles: een paar meter voor haar liep haar 5-jarige dochtertje die ook bedelde. Met een kartonnen koffiebekertje.
Pijnlijk om hen niets te geven. In Nederland even weinig gehaast, had ik, vooral vanwege de kinderen, misschien wel gevraagd hoe ze in deze situatie terecht was gekomen en gepoogd haar in de richting van hulpverlening te ‘sturen’.
Enkele dagen later zaten we behaaglijk in de schaduw op een stuk marmer, in de buurt van het Vaticaan. We keken uit op een gerafelde pauselijke respectievelijk kardinalesk uitziende vlag. We zagen vanaf onze comfortabele plek achtereenvolgens een Italiaanse man en een Italiaanse vrouw die een soort werk deden dat pijnlijk dicht tegen bedelen aanzat: ze probeerden aan de toeristen korting-coupons te verkopen voor een restaurant.
Ik herkende de frustratie van de man: het deed me terugdenken aan een tijd dat ikzelf financieel aan de grond zat en huis-aan-huis, met heel weinig succes, mensen probeerde over te halen uitgebreide lijsten met vragen te beantwoorden in het kader van opinie-onderzoek. Die vrouw had iets meer succes dan die man.
Brandschoon en veilig
Die versleten vlaggen, aan dat hotel, waar je voor krap €200 een hele nacht kunt doorbrengen, vielen me extra op vanwege het contrast met de verbazingwekkende netheid en schoonheid – in de zin van reinheid bedoel ik – van zowel de Sint Petrus als de Sint Paulus basiliek [2]. Echt dat je met je vinger langs verschillende randjes gaat en dus nergens stof aantreft: dat werk. Er valt ook veel moois en indrukwekkends te ontwaren in en aan die basilieken.
Hier en daar ontdekte ik imperfecties in de constructie: die deden me eigenlijk nog extra beseffen hoe ontzaglijk veel manuren er in die bouwwerken gestoken zijn. Kunstwerken incluis heb je het dan echt over miljoenen, voor de Sint Petrus misschien wel een miljard.
Waar je na korte tijd nauwelijks meer van opkijkt, zijn de crème-kleurige baldakijns met meestal twee, soms vier militairen met machinepistolen eronder: flink wat in de buurt van het Vaticaan maar beslist niet daar alleen. Bij elkaar gaat het om duizenden manschappen, en dat is dus al jaren zo! Op zoek naar iets heel anders passeerden we het Vaticaan ook een keer ’s avonds laat; bij de ingang van de musea.
Behalve de toeristen en verkopers van prullaria ontbraken ook de militairen en politiemensen. Nu zijn de muren om het landje dat geregeerd wordt door een man die andere landen oproept hun grenzen af te schaffen, ook zo hoog en voorzien van zoveel camera’s dat dat best kan.
Die militairen staan er niet om terroristen te weerhouden van het plegen van een aanslag op die gebouwen, maar om terug te kunnen schieten indien ze het vuur openen op de soft-targets, de mensenmassa’s, en meer nog om de net iets minder geradicaliseerden ervan te weerhouden om überhaupt met dat schieten te beginnen.
Wat zou het Vaticaan eigenlijk aan Italië betalen voor al die veiligheidsmaatregelen?
Gezonde jonge lichamen van vrolijke mensen
Om terug te komen op mijn zoekopdracht en de LL-modus: er is natuurlijk absoluut niets mis mee om ook legale immigranten die een lage opleiding en/of IQ hebben en een gezond jong lichaam, in te schakelen voor werk dat dringend gedaan moet worden.
Het idee dat er voor werk dat nodig gedaan moet worden in een land met een werkloosheid boven de 10% en een jeugdwerkloosheid zelfs boven de 30%, mensen uit Afrika opgehaald moeten worden is niet bedenkelijk maar gevaarlijk krankzinnig. De wijde verspreiding van dit soort ideeën is oikofobie van de ergste soort.
Alleen het verzwijgen van gruwelijke misdaden door mensen uit andere culturen wier aanwezigheid in onze landen slechts gelegaliseerd is middels voortdurende wedstrijden in het tonen van (anti)onderbuikgevoelens, is erger.
Alleen wie, zoals LL, vooruitgang ziet in de vernietiging van alles dat naar westerse beschaving riekt, zal anderen willen laten geloven dat Afrikaanse migranten zich in Rome ‘geliefd maken als straatvegers’ en dat tegelijkertijd de meerderheid van de autochtone Italiaanse bevolking vandaag de dag er opvattingen op na houdt, die aansluiten bij het gedachtegoed dat in de 19e eeuw op gang kwam en zo’n afschuwelijke rol heeft gespeeld met betrekking tot beide wereldoorlogen. Helaas is het voor mensen die weinig tijd hebben om zich werkelijk te verdiepen in maatschappelijke vraagstukken in plaats van wat boodschappen van de bekendste media en beroemdheden te consumeren een flinke opgave om niet in de LL-valkuil te stappen.
Rome kent dus ook ‘gated communities. Heel wat appartementen gebouwen met conciërges zou je ook als aanzetjes in die richting kunnen beschouwen.
- Voor wie meneer Lucassen niet kent: eerder schreef ik hier op VoL een recensie van het politieke pamflet dat hij schreef samen met Henk van Houtum. (Juvenalis schreef ruim twee jaar geleden al over een hoeksteen van ’s mans rare praatjes).
- Ik noem de Sint Pieter expres de Sint Petrus om het contrast te benadrukken met de Sint Paulus basiliek. Ik hoop binnenkort wat uitgebreider terug te komen op het verschil tussen die twee. Die apostelen bedoel ik. Die ene met de sleutel de andere met een zwaard!
Interessant artikel. Zelf ben ik een aantal jaar geleden naar Rome geweest en daar ook in buitenwijken geweest.
Ik wist het niet, maar in Europa bestaan krottenwijken. Die heb ik zelf in Rome gezien. Kleine bouwwerkjes op een autosloop terrein.