Het Bruto Wereld Product en haar valkuilen
Afgelopen week kwam ik toevallig een interessante discussie tegen over het Bruto Wereld Product (BWP), ook wel Gross Planet Product (GPP) genoemd. Aangezien ik daar ook wel eens een paar losse gedachten aan had gewijd, deel ik dit alles hier met U.
Het startschot kwam van de Rotterdamse econoom Peter A.G. van Bergeijk, die vorige week in een artikel op VoxEU.org betoogde, dat uitgedrukt in dollars het BWP kromp. De wereld zou dus economisch krimpen!
En dat was eigenlijk niet voor het eerst ook.
Waarna hij dit afzette tegen de voorspellingen van het IMF voor de economische ontwikkelingen in het algemeen. Via wat statistische correcties blijft de basis van het betoog dat het IMF onzorgvuldige en veel te hoge verwachtingen heeft.
Dat kon natuurlijk niet onweersproken blijven, en een paar dagen later al kwam er weerwerk vanuit het IMF. Het weerwoord was simpel en eigenlijk tamelijk vernietigend: het lag aan de dollar, want die was wereldwijd sterk in waarde gestegen. Daardoor werd het onmogelijk om alles in één staatje onder te brengen, omdat de wisselkoersen er anders uitzagen dan in voorgaande jaren. Zo was in euro’s gemeten de wereldeconomie in 2015 met 13,6% gegroeid, in plaats van met 4,9% gedaald. (Terzijde: de euro is dit jaar dus al met 18,5% gedevalueerd ten opzichte van de dollar. Gaat het beter met de Europese economie? Nauwelijks.) Kunt U nagaan hoe enorm de wereldeconomie zou zijn gegroeid indien we de Zimbabwaanse dollar als wereldmunt zouden hebben gebruikt!
Ik heb (zoals U hopen mocht) een reden om dit ter sprake te brengen. Beide stukken relativeren namelijk ongewild het belang van dergelijke projecties. Als valutaschommelingen verschillen van bijna 20% in één jaar kunnen veroorzaken, kan een redelijke schatting van de werkelijkheid alleen verkregen worden door optelling van de economische cijfers van respectievelijke staten.
Maar, als we wereldwijd maar één munt zouden hebben, zouden deze cijfers volledig betekenisloos worden. Weliswaar is wat er gebeurt dan objectief meetbaar, maar daar staat tegenover dat alle metingen kunnen worden verknutseld door een herijking van GPP-indicatoren – zoals overheden gewoon zijn om zo’n beetje elke drie jaar te doen.
Dat geldt al binnen de Europese unie. Eurostat publiceert keurig allerhande cijfers over de respectievelijke Europese economieën, die door de lidstaten zelf worden aangeleverd. Volgens allemaal verschillende methoden, zoals die het die lidstaten het beste uitkomen. (Zo is onder andere de afdracht aan Brussel gebaseerd op die cijfers, en hanteert men ze voor het uitstippelen van EU-beleid – met alle gevolgen van dien).
En dan heb ik nog buiten beschouwing gelaten wat de gevolgen van één enkele wereldmunt zouden worden: chaos. Chaos, omdat overheden geneigd zijn hun munt te gebruiken zoals Zimbabwe haar dollar deed, als er geen directe sancties op lijken te staan. Zoals thans ook de ECB en de FED dat feitelijk doen. Want al onze indicatoren zijn gebaseerd op relativiteit. En zolang we niet handelen met Mars, de Maan en de bevolking van Alpha Centauri, is er ook weinig reden voor dat te veranderen.