Herlezen – Bloemen voor Algernon
Bloemen voor Algernon is de letterlijke vertaling van een boektitel die in Nederland werd uitgebracht onder de titel ‘Het genie in de muizenval.’ Schrijver Daniel Keyes van dit meesterwerk uit 1960/66 overleed in 2014 vrijwel vergeten.
Daniel Keyes was een zogenaamd one-hit-wonder, maar waar gelijksoortige auteurs als Truman Capote en Donna Tartt daar hun leven lang op bleken te kunnen teren om in de aandacht van het publiek te blijven, was dat Keyes niet gegeven. Dergelijke auteurs schreven eveneens meer dan één boek, maar geen van die andere werken had maar bij benadering de kwaliteit of het succes van hun eerste hit die hen bekendheid bracht.
Flowers for Algernon is nog steeds nieuw in druk verkrijgbaar, en is dat sinds de eerste publicatie voortdurend geweest. Daarmee is het in Nederland waarschijnlijk een van de meest onbekende wereldklassiekers die ik zou kunnen bedenken. Dat zal er wel mee te maken hebben dat het altijd als SF is geclassificeerd, een genre dat veel betere schrijvers heeft gekend dan waarvoor het in snobistisch Nederland gewoonlijk krediet krijgt. Flowers for Algernon is namelijk ook een hoogstaande psychologische roman, en als je het zo zou formuleren en marketen zou het ook in deze tijd weer een succes kunnen worden, aangezien de gehanteerde thema’s niet alleen universeel zijn, maar ook een stevige waarschuwing bevatten tegen ongebreideld vooruitgangsdenken. Niet onmogelijk is dat juist dìt element van het boek een reden is dat het in Nederland niet als het meesterwerk werd herkend dat het is.
Oorspronkelijk was Flowers for Algernon een kort verhaal, dat in 1960 direct een Hugo won voor beste korte SF-verhaal van het jaar, toentertijd de belangrijkste SF-award, een genre waarin de roman zich pas toen begon te ontwikkelen. De uitwerking naar een volledige roman schaadt het verhaal net zo min als de suspense, al is uit de aard van de plot de tweede helft minder spannend dan het tot even na het midden is. Dat wordt veroorzaakt door de dagboekvorm waarin het verhaal gegoten is, dat in de eerste helft een bijzonder effect bewerkstelligt, maar uit de aard van de ontwikkelingen in het verhaal naar het einde toe voorspelbaar wordt.
De roman vertelt het verhaal van Charlie Gordon, een zwakzinnige die wordt geselecteerd voor een experiment waarbij zijn intelligentie met medicijnen kunstmatig met een stevig percentage wordt vergroot. Deze protagonist heeft zijn evenknie in de muis Algernon, die niet zozeer zijn huisdier is, als wel zijn voorganger op het traject naar een grotere intelligentie. Het succes dat de medicatie heeft bij Algernon geeft de behandelende wetenschappers het excuus om hun experimenten op een niet al te intelligente – expendable zou je bijna zeggen – mens voort te zetten. Aanvankelijk met veel succes. Op een bepaald moment neemt Gordon dankzij zijn onvoorstelbaar toegenomen intelligentie feitelijk de leiding van het experiment over.
Totdat Algernon vreemd gedrag vertonen gaat, en sterft. Gordon analyseert zelf de oorzaken en voorspelt door zijn toegenomen intelligentie vrij exact wat hemzelf te wachten staat, hetgeen door de dagboekvorm een pijnlijk sterke nadruk krijgt. De bloemen op het grafje van Algernon zijn de basis van de symboliek van dit boek, dat in Amerika nog steeds veel weerstand oproept door de thematiek, maar curieus genoeg ook belangrijk was voor de waarschuwingen tegen ongebreidelde onderzoeksdriften van wetenschappers. Het is verfilmd als Charly, zodat je zonder overdrijving kunt zeggen dat Keyes er zijn leven lang goed van heeft kunnen leven. Alleen de blijvende erkenning ontbrak. Volkomen onterecht.
Daniel Keyes – Flowers for Algernon
Harvest Books
311 pagina’s
New ed ISBN 9780156030083
$7,34
Hier te bestellen
Van de Nederlandse vertaling zijn op Bol.com oudere exemplaren te vinden.
Ik las het boek circa 45 jaar geleden. Het maakte grote indruk op me. Gisteren vertelde ik een anekdote erover aan mijn dochter. In een telefoongesprek met mijn broer prees ik het boek aan. Hij bleek het net in diezelfde week al geleend te hebben!
Bij het lezen van de plot kwam de herinnering terug. Inderdaad een intrigerend thema en beklemmend verhaal. De film heb ik ook gezien maar ik heb toen de relatie niet gelegd met het boek en als ik me goed herinner mist de film de emotionele/psychologische en maatschappelijke diepgang van het boek, kenmerkend voor de Amerikaanse film in het algemeen.
Een opmerking, in de jaren 60 begon de SF inderdaad te bloeien, maar de ‘klassieke’ schrijvers zoals Asimov, Philip K. Dick, en anderen begonnen al in de tweede helft van de jaren 50 te publiceren. Het genre was in de jaren 70 ook weer zo goed als dood, meen ik, maar beleefde een korte opleving met de CyberPunk bij het succes van William Gibson.
@Frans
Fraai toeval. Mijn eerste exemplaar was een extreem onaantrekkelijk vormgeven flutboekje in mottige jaren zeventig kleuren. Never judge a book by it’s cover, maar dit nodigde er wel toe uit.
@DGNeree
Over SF publiceer ik ooit nog eens een langer essay, maar dan moet ik er de tijd voor hebben. Het begin van de jaren zestig is ook het begin van de roman in de SF. Tot die tijd werd het genre gedomineerd door het korte verhaal en het feuilleton in gespecialiseerde (pulp)tijdschriften als Galaxy, New Worlds etc, maar curieus genoeg later ook wel in Playboy, dat op dit vlak in de sixties een grote naam opbouwde. Deze zogenoemde Golden Age of SF begon in de jaren 20 en dertig als ik me goed herinner (maar hang me er niet aan op). Na 1960 begon het werk ook in romanvorm te verschijnen, waarbij ook veel eerdere feuilletons in romanvorm werden gepubliceerd. AE van Vogt bedacht voor die behandeling het woord fix-up. De tijdschriften stierven toen langzaam af ten faveure van gespecialiseerde uitgeverijen.
Eind jaren zeventig veranderde de smaak van het publiek in de richting van Fantasy, dat tot dan niet meer dan een subgenre was geweest.
Hannibal, dat kan wel kloppen. De SF uit de jaren 50 verscheen in Nederland pas in de jaren 60 in boekvorm, vooral de pockets van Bruna en daar zaten veel gebundelde korte verhalen bij. Meulenhoff volgde meen ik op de voet met een SF-serie met volledige romans.
voornamelijk romans.
Fantasy heeft het overgenomen, nu je het zegt. Een enorme stroom pulp heeft dat opgeleverd, waaronder natuurlijk ook goede verhalen, zoals de moeder aller Fantasy-queestes, In de Ban van de Ring. Een tussenvormen van SF en Fantasy waren er ook veel, bijvoorbeeld Ursula le Guinn en Jack Vance etcetera.
Wat de huidige situatie betreft, ik denk dat het genre in boekvorm zo goed als dood is. Er worden ten eerste nauwelijks nog boeken gelezen want (en ten tweede) de verhalen zijn getransformeerd in de computerspellen waar alles samenkomt en waar de lezer veranderd is in deelnemer.
Het genre is nog niet dood, maar ondergedoken in extreem lange epische series. Wie Game of Thrones lang vindt, moet de Wheel of Time (overigens een – thans voltooid! – meesterwerk) maar liever overslaan – 16 delen van circa 700.000 woorden elk.
Er zijn veel van dit soort series, alleenstaande romans bestaan vrijwel niet meer. Dat wijst vooral op een enorme ideeënarmoede die het genre idd. de nek omdraait.