Geschiedschrijving – moderne tijd en einde?
Het einde van de geschiedenis, de geschiedschrijving, zal niet eenvoudig aanwijsbaar zijn. Desondanks was Francis Fukuyama, die een essay schreef met die titel, er dichterbij dan hijzelf besefte.
De geschiedenis van de moderne historie begint ongeveer bij Bodin, en loopt dan via Gibbon en Von Ranke, Toynbee, Fruin en Huizinga, naar de dag van vandaag. Wie vandaag de dag de meest gezaghebbende historicus is? Ik vind dat een vraag die onmogelijk te beantwoorden valt, en het is bovendien nogal afhankelijk van het terrein waarop je zelf, of de historicus in kwestie, actief bent.
Tot nu toe ben ik vaak met grote stappen door de geschiedschrijving heen gewalst, heb hele perioden genegeerd, en zal zo ook besluiten. Waarom met de in de ankeiler al aangehaalde Fukuyama? Niet alleen vanwege de titel van zijn bekendste essay Het einde der geschiedenis?, en evenmin omdat Fukuyama een groot historicus zou zijn. Dat is hij is wat mij betreft bepaald niet. Maar al schreef Fukuyama zijn essay met achter in zijn gedachten het einde van de historische strijd tussen liberale en marxistische historici, per ongeluk bleek hij de spijker op de kop te hebben geslagen. Want met het wegvallen van de marxistische kijk op de geschiedenis ontstond er ook ruimte de liberale versie te fileren. Het gevolg was een eenvoudige overwinning van de postmodernistische kijk op de geschiedenis.
Wat mij betreft heeft de postmodernistische visie op de geschiedenis weinig met geschiedvorsing te maken, om nog maar eens een antiek woord uit de kast te trekken. De opkomst van het postmodernisme suggereert dat elk verhaal zijn eigen waarde heeft, en daarom op haar eigen merites dient te worden beoordeeld. Een wetenschap die zich bij uitstek verliet op interpretatie was daar bijzonder kwetsbaar voor, en de gevolgen zijn dan ook niet uitgebleven.
Wie het moderne geschiedenisonderwijs op de lagere en middelbare scholen in ogenschouw neemt vindt slechts een ruïne terug van wat eens was. Een logisch bouwwerk ontbreekt, en de historische kanon is niet meer dan een verzameling losse fenomenen die niet zelden tegen het instinct in wordt gepresenteerd, waarbij kinderen soms zelfs denken dat de Cleopatra keizerin van het Heilige Roomse Rijk had kunnen zijn – als ze van het bestaan daarvan op de hoogte zouden zijn gebracht. Dat alles in het kader van de vrouwengeschiedenis. Themaonderwerpen die een chronologische geschiedenisleer doorkruisen. Allemaal reuze belangrijk, maar het idee dat je een fundament moet hebben om daarop een geschiedkundig beeld te kunnen vestigen is de postmodernen een doorn in het oog, zo lijkt het soms.
Daarmee is het einde van de geschiedschrijving toch nog onverwacht tot ons gekomen, indien deze trend zich de komende veertig jaar voortzet. Want zonder chronologische basis is de geschiedenis niet eenvoudig te doorgronden, en krijg je debatten tussen mensen die appelen en peren met elkaar vergelijken op basis van de redenatie dat zij allen de aarde ontsproten zijn. Dat uit appelzaad geen perenbomen voortkomen lijkt steeds minder ter zake te doen, zolang men er mee beargumenteren kan dat we sociaal gezien verplicht zijn alles dat ons dierbaar is te delen met mensen die aan de deur komen en eisen stellen.
Kennis van de geschiedenis, de eigen geschiedenis voorop, is een voorwaarde voor een eigen identiteit. Van oudsher was die benadering een belangrijke functie van geschiedenis, en we lijken daarmee nu full circle te zijn gegaan.
De alle delen van deze korte serie vindt u hier (1), hier (2) en hier (3).
Mooie serie artikelen.
Graag stem ik er van harte mee in:
De geschiedenis-wetenschap leert ons helder denken.
En kennis van de geschiedenis is het leerzaamste en beschavendste dat er is.