Geloven in bloederige sprookjes
Ook als de Islamitische veroveringsoorlogen niet zijn verlopen zoals islamitische geschiedschrijvers beweren, dan nog zijn hun bloederige sprookjes belangrijk om te lezen.
Bijna iedere dag lees ik op JihadWatch.org van Robert Spencer op welke wijze de wereld te lijden heeft onder de gewelddadige volgelingen van Mohammed en de dhimmies die hen een hand boven het hoofd houden. Of het nu gaat om de dreigende vervolging van Boris Johnson vanwege zijn brievenbus-boerka vergelijking, of de arrestatie van moslims die een ricine-bom wilden laten ontploffen onder ‘ongelovigen’, JihadWatch merkt het op en geeft het door.
Spencer heeft een indrukwekkend oeuvre over de islam op zijn naam staan. Van Confessions of an islamophobe tot Did Muhammad exist? Dat laatste boek bevat een voorwoord van Johannes J. G. (Juliaan Gijsbert) Jansen; bij ons beter bekend als de arabist Hans Jansen. Jansen zaliger wist op de zijn kenmerkende, licht ironische toon ook het bestaan van De Profeet tussen aanhalingstekens te zetten.
Over één ding kunnen we het eens zijn, Spencer weet veel over de Islam en hij weet zijn kennis op heldere wijze te presenteren. In de verte doet zijn proza denken aan de grote arabist Bernard Lewis. Met veel genoegen kan Spencer ook vertellen over woedende moslims die hem leugens in de schoenen schuiven en hem betichten van ongefundeerde kwaadsprekerij. Maar zo gauw hij deze lieden vraagt of ze op de tv met hem in debat willen gaan, voelen ze zich opeens zwak, ziek en misselijk. Ze weten dat ze tegen de islamkennis van Spencer weinig in kunnen brengen.
De opstelling van Spencer is niet zonder risico’s. Twijfelen aan de historiciteit van Mohammed staat binnen de islamitische gemeenschap gelijk aan godslastering. Wie de goddelijke oorsprong van de Koran ter discussie stelt, of de werkelijkheidswaarde betwist van de ahadith, roept ongekend felle reacties op. Zo fel zijn deze reacties dat Spencer zelfs de toegang tot Engeland is ontzegd. Zijn woorden zouden daar wel eens tot een moslimopstand kunnen leiden.
En dan nu The History of Jihad: From Muhammad to ISIS.
In het kort komt dit boek erop neer dat jihad, de heilige oorlog te zwaard, het kernthema is van de islam. Het zou de plicht zijn van iedere moslim de islam te verspreiden onder de ongelovigen. Heeft de moslim eenmaal de macht dan verliest de ongelovige (kafir) die zich afkeert van de leer van Mohammed allerlei rechten en wie in die afwijzing volhardt uiteindelijk zelfs zijn leven.
Er bestaat ook een uitleg onder moslims waarbij jihad staat voor een oorlog die de gelovige voert tegen zijn eigen, goddeloze impulsen. Daarover gaat dit boek niet.
Een kritiek op Spencer’s vorige boek Did Mohammed exist? was de wijze waarop hij zijn bronnen gebruikte. Hij zou sterk hebben verlaten op een kleine groep islam-kritische geleerden, de zogeheten revisionsten. (Patricia Crone, Christoph Luxenberg, Volker Popp) Bij The History of Jihad: From Muhammad to ISIS doemt een ander probleem op en dat is juist de afwezigheid van die revisionisten.
Spencer leunt in dit boek zwaar op islamitische historici en hij lijkt zich niet bewust van de wetenschappelijke verzwakking van zijn betoog die daarvan weer het gevolg is.
Zo schrijft hij: “Ibn al-Athir zei dat ‘drie dagen lang (de moslimstrijders) mensen (in Ma’ara ) doodden, wel meer dan honderdduizend en ook vele gevangenen maakten’. Dit is onmogelijk, zegt Spencer, omdat (deze stad) “niet meer dan tienduizend inwoners had”. Hij heeft wel een aannemelijke verklaring voor de overdrijving; “Propagandisten van de jihad vonden het aandikken van gruwelverhalen en het opschroeven van slachtofferaantallen handig als rekruteringsmiddel”.
Oké, dan laat je als schrijver zien dat je je bronnen kritisch gebruikt. Maar het blijft bij deze ene relativering. De moslim historicus Al Tabari uit de tiende eeuw wordt bijvoorbeeld uitgebreid geciteerd zonder enige terughoudendheid. Terwijl Spencer dus weet dat de islamitische historici uit die tijd niet per se uit waren op het zo waarheidsgetrouw mogelijk beschrijven van gebeurtenissen. Ze schreven voor opdrachtgevers die baat hadden bij het verheerlijken van al dan niet verzonnen gebeurtenissen.
De History of Jihad staat vol met verhalen over veldslagen van moslims tegen enorme overmachten, over verraad van christenen en immense slachtpartijen onder ongelovigen. Voor moslims zullen die verhalen – waar of niet – bevredigend zijn geweest om te lezen. Op mij als ongelovige lezer komt de Islam in die geschiedschrijving voornamelijk als wreed en bloederig over. Misschien is dat ook wel de bedoeling van Spencer geweest.
Maar wie ooit door het virus van de revisionistische islamkritiek is geïnfecteerd, kan geen enkele moslimgeleerde nog serieus nemen als waarheidsgetrouwe bron. Wie, zoals Spencer, de bevindingen van islamitische historici doorgeeft om zijn verhaal over de meedogenloosheid van de jihad te illustreren, ontkracht de werkelijkheidswaarde van zijn betoog. Eén kanttekening bij een bloedbad lost dat niet op.
Is zijn boek daardoor waardeloos? Allerminst, want zodra moslims kritiekloos hun oude geschiedenissen weergeven, dan zijn ook die verzonnen verhalen voor hen gewoon waar. En dan geldt: als mensen iets als echt definiëren, dan geldt dat ook voor de consequenties daarvan. Wie eenmaal in heksen is gaan geloven, gaat ze ook vervolgen en verbranden.
In de islamitische geschiedschrijving wordt geweld en wreedheid jegens ongelovigen – Jihad – in positieve termen weergegeven, immers leidend tot islamitische suprematie. Of dat geweld en die wreedheid nu daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, doet er niet meer toe. Voor tot Jihad geneigde moslims zijn ongelovigen als heksen die je mag vervolgen en verbranden.
Dat is misschien wel de grootste verdienste van The History of Jihad: From Muhammad to ISIS. Dit mag dan geen feitelijk gedegen geschiedschrijving van de Jihad zijn, het is wel een klinkende waarschuwing voor de (al dan niet verzonnen?) vernietigingsdrang die binnen dit geloof sluimert. De moslim die zo naar zijn geschiedenis kijkt, is rijp te herhalen. Als zodanig een waardevol en aanbevelenswaardig boek.
The History of Jihad: From Muhammad to ISIS – Robert Spencer
Wat een ongelóóflijk slechte titel van deze recensie!
Alleen bij iemand zoals ik, die weet dat Hans Moll wel ’s recenseert, islam-kritisch is en Spencer volgt, kon op grond van deze titel het vermoeden rijzen dat het wel ’s over dit boek zou kunnen gaan.
Ik ben pas 30 pagina’s gevorderd dus ik kan geen oordeel over deze recensie geven, maar in het algemeen geldt voor een histoicus dat-ie zoveel mogelijk bronnen moet raadplegen over een onderwerp.
Omdat ik geen specialist ben, kan ik niet beoordelen of Spencer dat inderdaad te weinig heeft gedaan.
Bij Ibn al-Athir over Ma’ara deed Spencer het dus wél: bronnen vergelijken.
De conclusie die Moll trekt is overigens juist: al werd ook in andere gevallen de omvang van de slachtpartijen door moslimse kroniekschrijvers overdreven, dan blijkt toch de intentie door de eeuwen heen van deze massamoordenaars-ideologie.