Geen uitdaging
Met het bericht zojuist dat PvdA-voorzitter Hans Spekman geen tegenkandidaten heeft voor het voorzitterschap van zijn partij, kun je met recht constateren dat de PvdA recht op de afgrond af roetsjt.
Tot maandag 10 uur konden partijleden zich kandidaat stellen voor de positie van partijvoorzitter, maar volgens De Volkskrant – meldt De Telegraaf – rekende binnen de partij niemand erop dat dat nog gebeuren zou. Dat heeft iets grappigs, maar stemt desondanks melancholiek. Want het duidt er op dat het weinigen nog kan schelen wat er met de PvdA als organisatie gebeuren zal. Activist Sander Terphuis heeft het blijkbaar geprobeerd, maar niemand bereid gevonden reputatie en toekomstige carrièreperspectieven te offeren voor de partij:
“Een gemiste kans voor de partij. Het zou goed zijn voor Hans om het debat aan te gaan.”
Dat was vroeger wel anders.
De harde gevechten rond het partijvoorzitterschap werden in de pers breed uitgemeten, en nauwlettend gevolgd. De uitslag was voor de NOS immer weer aanleiding met groot materieel uit te rukken – altijd handig om weer eens terug te komen op het oude honk ook, natuurlijk. En de uiteindelijke keus werd beschouwd als een goddelijk teken van de wil van het volk – iets wat veel PvdA’ers nog steeds denken als van uit hun vertrouwde nest de oprispingen van de partijregenten nog een enkele keer de landelijke pers halen.
En nu, nu de partij op een naoorlogs dieptepunt is beland – niets. Geen reuring, geen belangstelling. Als Spekman het zo graag doen wil, moet ie het maar blijven proberen, lijkt de consensus te zijn. Nu de spoeling voor de PvdA de komende jaren dun worden gaat – qua burgemeestersposten en andere smakelijke benoemingen – is iedere concurrent voor een vet baantje er eentje minder. En hoewel het voorzitterschap heel aardig wordt betaald, is het overduidelijk niet langer een baan met toekomst. Het is een onuitgesproken, maar bijna voelbare consensus binnen de rijen van PvdA-prominenten.
Vorige week stond op de Post Online een amusant stuk van de Belgische emeritus hoogleraar Juliaan van Acker over de PvdA en hoe ze zich anders zou moeten opstellen. Wat het zo amusant maakte, was dat het een aardige analyse van de huidige politieke situatie en haar vereisten koppelde aan een totaal wereldvreemd beeld van de PvdA en haar elite.
Nu voelt die gewone man zich door ‘zijn’ partij verraden. Een stelletje illuminaten heeft het in de PvdA voor het zeggen. Op partijcongressen weten zij een paar honderd roeptoeters rondom zich te verzamelen en gijzelen op die manier het partijbestuur. Bekwame en integere politici als Wouter Bos en Diederik Samson maken hierdoor geen kans. Hoe is het zover kunnen komen?
Dertig, veertig jaar geleden was dit een waar woord geweest. Maar de mensen waarover Van Acker het heeft zijn sinds lang uit de PvdA verdwenen. Teleurgesteld, bedonderd of ervan uitgaand dat men bij een partij als D66 op langere termijn meer perspectief heeft. De PvdA van tegenwoordig is eerst en vooral een partij van middelmatige beleidsambtenaren, hun eigen waanideeën gelovende journalisten en goedwillende maar niet al te intelligente onderwijzers, overgoten met een sausje van carrièregeile profiteurs. Ongetwijfeld doe ik daarmee mensen te kort, maar door de bank genomen is het een verdedigbare analyse. De mensen waarover Van Acker zo gepassioneerd spreekt, zitten al lang bij SP en PVV.
En waarom? Dat is erg eenvoudig: middelmatige beleidsambtenaren, hun eigen waanideeën gelovende journalisten en goedwillende maar niet al te intelligente onderwijzers, overgoten met een sausje van carrièregeile profiteurs. Nog een onderbouwing daarvan van Van Acker:
De zogenaamde strijders van links voeren zodanig strijd dat ze het omgekeerde bereiken van hun idealen. De Amerikaanse historicus Martin Malia schreef: “Het socialisme is geen aanval tegen het kapitalisme, maar tegen de realiteit”. We kunnen hetzelfde zeggen over het antiracisme: dit is geen aanval tegen het racisme, maar tegen de realiteit. De honderden blanke Britse meisjes die jarenlang seksueel misbruikt werden door Pakistani zonder dat de instanties ingrepen, uit vrees beschuldigd te worden van racisme, zijn hier een triest bewijs van.
Het hele probleem dat Van Acker ongenoemd laat, zijn de pretenties van een partij als de PvdA. Dat vind je vooral terug in de manier waarop Hans Spekman zich presenteert, maar niet in de daden van zijn partij: het oude linkse idee een voorhoede van de maatschappij te vormen. En dat is een funeste gedachte, want de massa die de partij zou moeten volgen heeft lang geleden al een andere afslag genomen. Met evenveel recht kun je overigens zeggen, dat de partij een afslag nam en de massa ging gewoon rechtdoor – zoals altijd. Verblind door haar eigen veronderstelde gidsfunctie heeft de PvdA de binding met de massa van haar potentiële kiezers totaal verloren. En het lijkt veel te laat om nog op de gedane schreden terug te keren.
Bij de verkiezing van Max van den Berg tot PvdA-partijvoorzitter in 1979 ging al de grap rond, dat een neef van de vrouw van zijn zwager zèlf arbeider was. En zelfs dat kan Hans Spekman niet langer beweren.