Erger dan terreur is het maken van grapjes
Onder de titel ‘Van Hyves naar de totale polarisatie’ heeft voormalig NRC-hoofdredacteur Folkert Jensma enkele dagen geleden een analyse geschreven over tien jaar opinievorming.
Kern van zijn stelling is dat 2006 het jaar van de cartoonrel was.
“De Deense krant Jyllands Posten publiceerde eind 2005 twaalf opzettelijk provocerende cartoons over de profeet Mohammed. Met enige vertraging zorgde dat voor een golf van woede in de islamitische wereld.”
Om te beginnen vraag je je bij: ‘opzettelijk provocerende cartoons’, onwillekeurig af of hierin voor de lezer een zinvol onderscheid ligt besloten. Zijn cartoons onder te delen in de categorieën: provocerende en niet provocerende. Net als bij beledigen is provoceren denk ik in the eye of the beholder.
Wanneer ik iemand een ‘lul’ noem, kan dat hem beledigen. Maar dat moet hij wel door mij beledigd willen worden. Hij kan ook zeggen: wie is die Moll? en schouderophalend doorlopen. Beledigen en provoceren zijn tijdgebonden, interactieve begrippen, geen absolute. Zeggen dat de aarde rond is was ooit een provocatie van de gevestigde orde.
Wat Jensma impliciet wil zeggen met het gebruik van de omschrijving ‘opzettelijk provocerend’ is natuurlijk dat het een klotestreek was van Jyllands Posten en dat die golf van woede een vorm van eigen schuld dikke bult is geweest. Opzettelijk provoceren is naar. Dat is iets van vervelende mensen.
Jensma: “De Deense krant wilde met opzet een islamitisch taboe schenden om Westerse zelfcensuur aan de kaak te stellen en meer ruimte te scheppen voor satire, in het bijzonder over de islam.” Weer die opzet. Jensma heeft rechten gestudeerd. Daarin kennen we ‘de voorwaardelijke opzet’. De dader weet dat zijn actie een bepaald gevolg kan hebben, desondanks doet hij het toch. Dus niet zeuren als er gebeurt wat je hebt zien aankomen.
Dat argument is ook gebruikt tegen Salman Rushdie. Dat argument is ook gebruikt na de Charlie Hebdo moorden in Parijs. Denk aan Peter R. de Vries, denk aan Freek de Jonge. Geweld, moord; allemaal afkeurenswaardig natuurlijk, maar ze hebben er wel om gevraagd. Want het was niet nodig.
Ik ben een keer met een groep bezoekers van de rechtbank in conflict geraakt nadat ik ze had beschreven in de krant. “Heb ik iets geschreven dat bezijden de waarheid was?” Vroeg ik een van hen. “Nee, dat was niet het geval. Het klopte allemaal wat ik had opgeschreven. Maar het was niet nodig.”
Wat is niet nodig geweest aan de Mohammed cartoons?
Jensma:
“De cartoonrel bleek een snoeiharde botsing tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid. Waarbij de centrale vraag was of iedereen altijd en overal álles moet kunnen zeggen.”
Voor mij is het antwoord duidelijk. Jensma haalt voor zijn gelijk er een hoogmogende bij, de toenmalige koningin.
“Behalve de wettelijke grenzen aan de uitingsvrijheid (smaad, laster) bestond er volgens het staatshoofd ook nog zoiets als „normen van moraal en beschaving”. Die vormen „het fundament van een samenleving die uitgaat van eerbied voor de medemens”. We dienen bewust te zijn van gevoeligheden in elkaar, vond zij. Wie een ander beschimpt, verliest zijn geloofwaardigheid; „het onbeheerste woord schiet zijn doel voorbij”.
Ja, die koningin. Ik zeg er maar niets over. Wie beschimpt, moet bestraft worden. Hirsch Ballin begrijpt dit. Als minister van Justitie heeft hij de cartoonist Gregorius Nekschot door tien politiemensen laten arresteren. Hirsch Ballin heeft naast het beledigen van God, ook belediging van andere aspecten van godsdienst of levensovertuiging strafbaar willen stellen. En Nekschot deed niet anders dan bewust de islam beledigen. Het zijn leuke vrienden van Jensma.
Verreweg de aardigste zin in zijn analyse luidt: “Is met de cartoonrel de ontremming van het publieke debat begonnen?” Hoe denkt u dat Jensma deze vraag zal beantwoorden? “Het lijkt er wel op.” Tien punten als u het goede antwoord heeft geraden.
Het onderscheid kunnen maken in oorzaak en gevolg lijkt niet het sterkste punt van Jensma. Bij 2006, het jaar van de cartoonrel, denk ik in eerste instantie aan de jaren daarvoor:
- 2001 aanslag Twin Towers
- 2002 aanslag Bali
- 2003 aanslag Casablanca
- 2004 moord op Theo van Gogh
- 2004 aanslag Madrid
- 2005 aanslag Londen
Maar Jensma schrijft: “In 2006 moesten Twitter en Facebook nog op gang komen. GeenStijl bestond al wel, PowNed nog niet. Zij kleurden in de jaren erna het medialandschap met sterk eenzijdige, provocerende actiejournalistiek.” Ik zou, kijkend naar de jaren voorafgaand aan 2006, eerder zeggen dat toen radicale moslims met sterk eenzijdige, provocerende acties het politieke landschap kleurden. Dat daarop een felle reactie is gekomen, vind ik niet vreemd.
De jurist en journalist van NRC Handelsblad legt eenzijdig de schuld voor de polarisatie bij cartoonisten, dissidente moslims ( Hirsi Ali) en kritische journalisten. Daarmee toont Jensma een sterk eenzijdige kijk op gebeurtenissen. Dit doende neemt hij ook deel aan “de totale polarisatie, waarin burgers op internet hun eigen volkomen gelijk beleven, uitsluitend aangepaste informatie tot zich nemen en de ander daarna onbekommerd de huid vol schelden.” Ik vrees dat hij te weinig analytisch vermogen bezit om zich hiervan bewust te zijn.
De grenzeloze leugenachgtigheid.
En dan heb je het meest schandalige aspect aan de Jyllands-kwestie nog weggelaten.
De ophef en de dodelijke rellen in de wereld van Mohammed volgden NIET op de publicatie van de cartoons maar op een bezoek aan het Midden-Oosten van mohammedanen uit Denemarken die aan de cartoons uit de Deens krant voor de zekerheid nog twee andere afbeeldingen hadden toegevoegd.
Mogelijk zouden de cartoons namelijk nog niet volstaan om het geweld op gang te krijgen. Om dat te vermijden waren nog twee tekeningen uit Frankrijk toegevoegd die geen enkele relatie hadden met het initiatief van de Deens krant.
Het is ondenkbaar dat Jensma daar destijds niet van gehoord heeft.
In het minst ongunstige geval is hij het weer vergeten, en is hij alleen een journalist van heel slecht niveau.
Heel goed artikel.
En goede aanvullende reactie hierboven.
HOPELIJK LEEST FOLKERT JENSMA HET.
bovendien snapt jensma iets niet. Volgens hem botsen godsdienstvrijheid en vrije meningsuiting. Dat horen we vaak. En het is onzin. De godsdienstvrijheid wordt niet belemmerd door spot of kritiek..
Wat botst zijn de godsdienst zelf en de vrijheid van meningsuiting.
Maar dat betekent niet dat de godsdienst automatisch gelijk heeft. Integendeel: godsdienst is een mening.
Wat is er in Jensma gevaren?
Het klinkt als een agenda om de islam te verdedigen. Of zo. Of de lieve vrede te bewaren. of zo. Of gewoon onnozelheid. Of zo.