Een revolutionair uit de twintigste eeuw
De twintigste eeuw is de eeuw van de wereldomspannende revoluties geweest. Dat heeft niet voor iedereen een positieve klank, en dat is terecht.
Voor communisten en hun fellow travelers heeft het begrip revolutie een positieve klank. De Russische, de Cubaanse, de Sandinistische revolutie, het waren alle drie politieke bewegingen waar een links persoon zich achter kon stellen. Dat geldt niet voor de nationaal socialistische revolutie in Duitsland, die van alle revoluties uit de twintigste eeuw waarschijnlijk de meest ingrijpende is geweest. Als de nazi’s de oorlog hadden gewonnen, had de wereld er als gevolg van die revolutie nu totaal anders uitgezien. Op een veel ingrijpender manier anders dan dat bij een geslaagde socialistische wereldrevolutie het geval zou zijn geweest.
Hoe de wereld er had uitgezien als het stalinisme de overhand zou hebben gekregen weten we nu. De Sovjet Unie besloeg al een groot deel van de wereld. De kwalijke aspecten van de industriële revolutie, zoals de milieuverontreiniging, zouden de overhand hebben gekregen en de toename van de welvaart zoals die in de westerse samenleving heeft plaats gevonden zou grotendeels achterwege zijn gebleven. De Lorenzcurve was nergens in de ontwikkelde wereld zo bol en de verdeling dus nergens zo ongelijk als in de voormalige Sovjet Unie.
Het is nog te vroeg om vast te stellen hoe de Chinese variant van “een communisme met een vriendelijk gezicht” zich gaat ontwikkelen. Misschien meer in de richting van het nationaal socialisme, maar we weten het nog niet. Elders in de wereld is het communisme nu passé defini, op wat ongelukkige restanten na, zoals Cuba en Noord Korea. Wie trouwens Puerto Rico met Cuba, of Noord met Zuid-Korea vergelijkt ziet ook nu nog helder wat het communisme teweeg brengt voor mensen die er het slachtoffer van zijn.
Het nationaal socialisme van Hitler onderscheidde zich van het nationale communisme van Stalin door een veel grotere mate van vrijheid van de economische krachten in de samenleving. De economie in Duitsland die tussen de wereldoorlogen door de nederlaag, het vredesverdrag van Versailles met haar herstelbetalingen en de wereldcrisis van 1929 in het slop was geraakt, kwam na de machtsovername van de nazi’s tot een ongekende bloei. Ongeveer als China nu. Maar een belangrijk verschil met communistische en liberale landen was het systeem van normen en waarden. Het nazisme hield een ontkenning in van de waarden zoals die zijn neergelegd in het handvest van de Verenigde Naties: de Rechten van de Mens, en de democratische beginselen. Het zijn deze waarden die in de moderne wereld de plaats hebben ingenomen van de oudere christelijke waarden en die in de landen van de Dar al Islam nu botsen met het waardesysteem van de islam.
In Sovjet Rusland werden democratie en mensenrechten niet in de praktijk gebracht, maar ze werden er verkondigd, dat wil dus zeggen er werd lippendienst aan bewezen. Ze behielden daardoor hun ideële kracht en hebben bijgedragen aan de ineenstorting van het stelsel.
Hitler verachtte de wereldsamenleving zoals die zich voor zijn komst ontwikkeld had en zoals die zich sinds de Duitse catastrofe verder ontwikkeld heeft. Hij achtte haar in strijd met de menselijke natuur.
Hij vond de Duitse samenleving superieur aan alle andere samenlevingen op de wereld en meende dat die in een Darwiniaanse concurrentie met Amerika en Japan in de wereld de overhand zou krijgen. Hij verwachtte dan in samenwerking met Engeland de andere civilisaties te zullen uitroeien of onderwerpen en dienstbaar te maken aan de Duitse. Dat Duitsland die strijd ook zou kunnen verliezen achtte hij mogelijk, al moet het hem erg verbaasd hebben dat Duitsland het aflegde tegen de Sovjet Unie, waarvan hij de zwakheden zo goed in kaart gebracht meende te hebben. Het is waarschijnlijk dat hij daarbij de kracht van het nationalisme onderschat heeft, waarvan de praktijk in Rusland sterker bleek te zijn dan de communistische leer.
Hitler had de Eerste Wereldoorlog als frontsoldaat meegemaakt en leefde in Duitsland tijden de ontredderende periode na de Vrede van Versailles. Aan zijn oorlogse en naoorlogse ervaringen ontleende hij een energieke haat tegen alles wat met het humanisme en internationalisme te maken had. Hij haatte het wellicht om persoonlijke redenen die we niet kennen, maar ook omdat hij meende dat het gericht was tegen de Duitse cultuur waarin hij was opgegroeid en waarmee hij zich vereenzelvigde.
Hij had in de Habsburgse Dubbelmonarchie gezien hoe ineffectief de humanistische variant van de Duitse beschaving zich verzette tegen het opkomende nationalisme in de Slavische landen. Hij had ervaren hoe de Duitsers en Hongaren als de twee dominante culturen binnen de Donau-monarchie concurrentie kregen van de Tsjechen en van de Oost Europese Joden en hoe zij binnen de Dubbelmonarchie politiek en economisch steeds meer van hun overheersende posities kwijt raakten. Hij haatte de poging van de Duitse Habsburgers om van Oost-Europa een multiculturele samenleving te maken zoals hij ook de Joden en de Tsjechen haatte.
Engeland en Amerika bewonderde hij. Engeland vanwege haar nationale tradities en haar wereldheerschappij en Amerika vanwege de moderne industriële ontwikkeling, die hij ook in Duitsland tot stand wilde brengen.
Hitler bracht iets nieuws in Duitsland, te weten hoop op vernieuwing. Dat was de bevolking duidelijk en het was de reden waarom zijn populariteit voor de machtsovername in 1933 een paar maal gerezen was en gedaald. Hij daalde als het beter leek te gaan in Duitsland en hij rees als de wanhoop toenam. Hitler was een risicovol alternatief, dat begreep iedereen, maar dat risico werd aanvaardbaarder naarmate het oude regime meer in diskrediet raakte. De brutaliteit van het nazisme was duidelijk. Het deed in dat opzicht voor het communisme niet onder. Maar wie zich Duits nationalist voelde en dat deed eigenlijk iedereen, die kon aannemen dat deze brutaliteit hem tegen dreigingen van buiten zou beschermen. Men zag het als het minste kwaad.
Dat de Duitse vernedering zou worden omgezet in een triomf, dat het iedereen beter zou gaan, dat waren de hoop en de verwachting die Hitler in het zadel hielpen.
Het is een misvatting dat Hitler een toevalsfactor was, iemand die door een gril van de geschiedenis zich op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevond en daardoor zijn land en de wereld per ongeluk in het ongeluk kon storten. Hitler was wel degelijk een groot talent met grote en revolutionaire ideeën, maar naar onze christelijke en liberale maatstaven gemeten een slecht mens, de antichrist in vrijwel alle opzichten.
Dit korte essay verscheen eerder op het Blog van Toon Kasdorp